Mooi Weer Spelen

2001

Geplaatst op 12 januari 2020

Mooi Weer Spelen 2001


Voorschotfestival Mooi Weer Spelen, De Veste, 28 maart 2001


In 2001 werd het zogenoemde Voorschotfestival gehouden. Het was bedoeld als smaakmaker voor het komende festival (voorschotje) en als fundraising-evenement (voorschot). Het idee voor dit initiatief was afkomstig van de immer creatieve Tijn Noordenbos die in die jaren nauw bij de Mooi Weer Spelen betrokken was. Ook de naam van het Voorschotfestival heeft een hoogcratieve oorsprong. Het was de facto een kleine tegenprestatie van de festivalorganisatie naar de toenmalige burgervader, die de Mooi Weer Spelen een warm hart toedroeg. Zijn naam, Hein van Oorschot, leende zich in veel opzichten uitstekend voor een evenement bedoeld om fondsen te werven voor het hoogtepunt van het culturele jaar in Delft. En de naam van deze burgemeester stond daarmee voor eeuwig in de boeken van Cultureel Delft. Ongeveer op dezelfde hoogte als de naam van zijn voorganger, Huib van Walsum.


Tijdens het festival traden artiesten van verschillende pluimage op. Zo ook Gertjan Oldeman, grote gangmaker van het festival, en Ruut van Hooft, straattheaterartiest en mede oprichter van de MWS. Beiden bevlogen Delftenaren. Tijdens het Voorschotfestival traden zij op in enkele kleine sketches. Onlangs vond ik de teksten terug (grotendeels uit mijn pen). Welke onderdeeltjes zijn opgevoerd, en of er uberhaupt iets is opgevoerd, weet ik niet meer. Misschien zijn er nog liefhebbers voor. Daarom heb ik ze nu hier gebundeld. Beschouw het maar als lichtvoetige, Delftse beslommernissen.

2012. Gertjan Oldeman mijmerend tijdens het 25-jarig jubileum van zijn Mooi Weer Spelen op de Brabantse Turfmarkt, een van de speelplekken van het festival in zijn tijd. Rechts oud-wethouder Corina Heuvelman, een groot liefhebber van cultuur in het algemeen en van de Mooi Weer Spelen in het bijzonder.

VOORSCHOTFESTIVAL Mooi Weer Spelen 28 maart 2001


Conferences tussen de diverse optredens door



Tekst: Gerard van de Schootbrugge en Gertjan Oldeman


M: Madame Moisa (Ruut van Hooft, straattheaterartiest en initiator van de Mooi Weer Spelen)

B: De heer Bolleman (Gertjan Oldeman, voorzitter bestuur stichting Mooi Weer Spelen, immer dromend van een ontdekking als straattheaterartiest)


Plaats van handeling: De Delftse binnenstad


Thematiek: Delftse Dingetjes


Aflevering 1

Radiostem: Dames en heren, wij verplaatsen ons nu naar de Visbanken waar de Hollandse Nieuwe weer gretig aftrek vindt. Ter plekke treffen wij in compromitterende houding aan de heer Bolleman, andersdenkende, en inwoner van Delft. Opzettelijk tegen het lijf loopt hem Madame Moisa, positief-bemoeizuchtig zonder daar onder gebukt te gaan, Delftse en permanent op zoek naar een man met klasse. Luistert u even mee?


M: Oooh meneer Bolleboos (hoge gil), u laat zomaar een visje naar binnen glijden. Wat bent u toch beschaafd primitief.


B: Pardon Madame, mijn naam is Bolleman en uw luchtalarm stoort mij.


M: Nee, nu wordt ie goed. Ik zou er nog wat uitjes bij doen als ik u was, dan heeft u straks zelf een effectieve alarmlucht


B: Madame Moisa, ik ben een geboren en getogen Delftenaar, en dat betekent qua lucht maar één ding: gist. Neemt u nu maar van mij aan: daartegen is een gesnipperde ui volstrekt niet opgewassen.


M: Ik zeg altijd maar zo: de Delftenaar moet uitkijken dat hij zich niet vergist.


B: De echte Delftenaar Madame staat 's ochtends niet op, nee Madame, hij rijst. Hij strijkt 's avonds neer op een warm plekje onder een vochtige doek. Als een vormeloze klont. En daarna, Madame, daarna doet de gist zijn heilzame en opbouwende werk.


M: Bij u was de gist vannacht zeker niet al te werkzaam? (schamper lachje)


B: Mag ik vragen wat u hiermee insinueert, Madame?


M: Ik zie nog steeds een vormeloze klont voor me!, (uitbundige lach)


Aflevering 2

Madam Moisa op haar verleidelijkst. Levensgevaarlijk dus.

Radiostem: Dames en heren, ik neem u mee naar de Grote Markt alwaar de heer Bolleman zich staat te verbazen over de opwinding van een groep buitenlanders bij een etalage vol Delfts Blauw. Tot overmaat van ramp ziet hij daar Madame Moisa naderen. Verschuilen kan niet meer. De Japanners zijn te klein. Dit moet haast wel leiden tot opwinding. Luistert u even mee?


M: Oehoe (Madame Moisa zwaait met haar tasje om de aandacht van de heer Bolleman te trekken). Joechoe, meneer Bolletje, ik ben het.


B: Ja, ja, rustig maar. U bent gezien. U bent niet onopgemerkt gebleven. Al mijn zintuigen sloegen op tilt bij uw nadering Madame, dus rustig maar. Trouwens, de naam is Bolleman.


M: Ach, is het niet enig dat de wereld zo gek is op ons Delfts Blauw. Hoe lang zouden ze niet gespaard hebben om hier op de Markt zo'n fraai bordje te kunnen aanschaffen?


B: Madame, u mag gerust weten dat ik me schaam voor deze vertoning. Kijk nou toch, de familie Piggelmee in het land der blonde duinen.


M: En niet heel ver van de zee nemen zij hun bordje mee.


B: Stel je voor, daar in de binnenlanden van Japan zit zo'n dwergenpaartje in zijn omgekeerde Keulse Pot. En dat kleine tekkeltje met die pen door haar knotje maar zeuren:. Ik wil naar Delft. En dan te bedenken dat wij ze in China bestellen!


M: Daar wordt zo'n dwergenmannetje toch gek van!


B: Maar natuurlijk, zo gaat het. Wat u zegt. En als ze dan dreigend de pen uit het knotje trekt, hakt de oude samoerai de knoop door. Ze krijgt haar zin.


M: Willen ze dan ook nog een tekst op het bordje? Wat denkt u, meneer Bolletje. Ach wat weet u toch veel! Heerlijk.


B: (Lichtelijk snoevend) Uiteraard willen ze een tekstje op het bordje. Tot voor een paar jaar was het vooral: 'Zoals het klokje thuis tikt, tikt het nergens'.


M: Zo zie je maar, we zijn allemaal hetzelfde. Toch?


B: Maar ho even Madame. Realiseert u zich wel dat er tegenwoordig nergens meer een klokje echt tikt. Hirohito heeft al die veren en slingers uit onze uurwerken laten slopen. Waar ooit onze Huygens slingerde zit nu een Oosterse chip.


M: Weet u dat ik me daar enorm over kan opwinden.


B: Ik verzoek u dringend om daar even mee wachten tot ik mij voldoende van u gedistantieerd heb.


M: Wat staat er dan tegenwoordig op al die tegeltjes, die meegaan naar Japan?


B: Wat te denken van: Tikkie terug, Jap ie.


M: U bedoelt natuurlijk Japie Stam. Wat een heerlijke dijen. Zeg, maar wacht eens even. Hoe laat is het eigenlijk? Wordt er niet gevoetbald vanavond? Ik vond het al zo stil op straat.


B: Vandaar dat we het theater vanavond zo goedkoop konden huren.

Aflevering 3

Radiostem: Dames en heren, wij bevinden ons voor het Stadhuis alwaar de heer Bolleman zich op zijn dagelijkse stadswandeling even heeft laten afleiden door het steeds weer vertederende tafereel van het bruidspaar dat vervuld van de gratis adviezen ener ambtenaar der burgerlijke stand het fraaie Delftse Gemeentehuis verlaat. Madame Moisa slaat geen burgerlijk huwelijk over.


M: (Madame Moisa komt van achter Bolleman vandaan en steekt spontaan haar arm door de zijne). Hier krijg ik nou nooit genoeg van Bolletje. Het bezorgt me het hele jaar lentekriebels.


B: (Rukt zich verstoord los) Qua vrijpostigheid bent u in de jaren zestig blijven steken Madame. Wilt u voortaan uw kriebels voor u houden? Overigens is mijn naam Bolleman. En neemt u nu maar van mij aan, Madame, dat het nogal wat uitmaakt: iedere dag een ander huwelijk of iedere dag hetzelfde huwelijk.


M: (Steekt arm weer door die van Bolleman) Weet u dat ik laatst droomde dat er een noodweer losbarstte. Wij liepen samen over de Markt. (Bolleman maakt een afwerend gebaar) Het hagelde. Wij renden naar het bordes van het stadhuis om te schuilen.


B: Ik laat deze droom geheel voor uw rekening Madame.


M: (opgewonden) Ja maar, het spannendste komt nog. Vlak voordat we het bordes bereikten veranderden de hagelstenen in rijstkorrels.


B: En wat deed ik toen?


M: Weet u dat echt niet meer?


B: Wanneer was het precies?


M: Donderdag, twee weken terug.


B: Met dat noodweer?


M: (heftig knikkend) Precies! Weet u het weer?


B: Ik heb die nacht geen oog dicht gedaan.


M: Door de herrie van de hagel natuurlijk.


B: Nee door de afhaalchinees.


Aflevering 4

Radiostem: Dames en heren, verplaatst u zich in gedachten naar een stille zondagochtend in het centrum van Delft. Volstrekt verkeersluw. Slechts een eenzame wandelaar, in gedachten verzonken, waarin wij zowaar de heer Bolleman herkennen. Hij verkeert in sferen die voor ons gewone sterfelingen wel altijd onbereikbaar zullen blijven. Duidelijk is wel dat hij geen oog heeft voor het weinige verkeer. En al helemaal niet voor Madame Moisa, die met een gevaarlijke snelheid zijn padkruist. Zij is voor de heer Bolleman nu eenmaal een blinde vlek.


M: (stapt af en zet haar fiets op de standaard) Nou, dat ging nog maar net goed, meneer van de Bol.


B: Mijn naam is Bolleman, Madame, en ik weet niet waar u het over hebt.


M: Dat is het juist. U let niet op en dat kan nog wel eens slecht aflopen. U zag mij totaal over het hoofd.


B: Daar heb ik uw geval een goede reden voor, Madame. Maar nu u er toch bent toch maar een goede raad. Want zo ben ik dan ook wel weer. Het is mijn zaak niet, Madame, maar u moet uw rijwiel daar niet zo onbeheerd achterlaten.


M: Ach wat zou het. Damesfietsen worden sowieso niet beheerd. (Kort lachje)


B: U bent opvallend nonchalant, Madame. U geeft uzelf toch niet weg aan de Nouveau Riche?


M: Hoe durft u. U weet dat ik al heel lang wacht op de ware. De sleutel naar mijn hart zal ik slechts eenmaal weggeven.


B: Ik had het over een fietssleutel. Beveilig nu eerst uw rijwiel, dan zien we wel verder.


(Madame Moisa morrelt aan haar fiets en doet hem op slot)


M: Zo, nu gerustgesteld?


B: Inderdaad, nu kan ik mijn weg tenminste zonder zorgen voortzetten. Ik groet u, Madame.


M: Ja, maar, ho eens even.


B: Deze ledigheid heeft al weer te lang geduurd. (Madame Moisa wendt zich weer tot haar fiets om hem van het slot te halen. De heer Bolleman verwijdert zich schoorvoetend, kijkt regelmatig om. Ziet Madame Moisa rommelen. Slot wil niet open.)


B: (keert terug op zijn schreden) Vrouwen en techniek. Daarvoor moet je niet in Delft zijn. Laat mij maar. (Bolleman gaat aan het prutsen. Moisa hangt half over hem heen.)


M: Wat vindt Bolleke van mijn slotteke? (flemerig en sensueel)


B: Ik zie geen bijzonderheden. Het sleuteltje wil er alleen niet in en verder vraag ik mij af hoe ik onder u uit kom.


M: Kan ik helpen?


B: Omwille van mijn rug geef ik deze opdracht graag terug.


M: Als we het sleuteltje nu eens andersom houden, Bolleke?


B: Ik vind alles goed als dat gehijg in mijn nek maar stopt. (Madame Moisa opent moeiteloos het slot en fietst zwaaiend weg)


B: Het was op het nippertje. (veegt voorhoofd af)


Aflevering 5

Radiostem: Ik neem u mee naar een typisch Delfts tafereel: de donderdagse bloemenmarkt. Wij zien hoe de heer Bolleman zojuist een boeket rozen heeft afgerekend en op het punt staat zich met boeket en al terug te trekken. Op dat moment komt hij in het blikveld van een dame die zich, in al haar onschuld, aangetrokken voelt tot andersdenkenden.


M: Ach meneer Bolleboom, wat een aardig gebaar. Dat is wel het laatste dat ik had verwacht. Een bosse Bol van een bolleboos. Ik raak behoorlijk aan de gloei.


B: U slikt te veel boeketreekspillen, Madame. Mijn naam is trouwens Bolleman en dat weet u best. Verder is deze fraaie bos bestemd voor mijn moeder. Bespaar mij uw temperatuurvariaties.


M: Ach wat schattig, u heeft nog een moeder?


B: Inderdaad, en ik neem iedere donderdag een fraaie ruiker voor haar mee. Voorheen deed mijn vader hetzelfde.


M: Ik voelde al langer dat er een andere vrouw in uw leven was. Wat bent u toch galant. Is uw moeder al oud? Ze zit zeker al in het bejaardenhuis?


B: Geenszins. Ik woon al jaren boven mijn moeder en op donderdag eten wij samen. Dan is een bloemetje wel op zijn plaats, vindt u niet?


M: U verbaast mij telkens weer. Koken voor zijn oude moeder. Daar kan de jeugd een voorbeeld aan nemen.


B: Uw gemoed loopt over Madame. Ik sta intussen tot mijn enkels in uw passievocht.


M: Dit sop is de kool waard Bolletje, begrijp het dan.


B: Als de narcisjes niet snel in de vaas komen, laten zij de kopjes hangen. Ik moet voortmaken. Het spijt me.


M: Mijn moeder zaliger zei altijd: meid, na donderdag komt vrijdag. Als we morgen samen eens een hapje gingen eten?


B: Mijn vader zaliger zei altijd: na vrijdag komt zaterdag. Daarom sla ik de vrijdag bij voorkeur over. Je mist er niets aan. Het bevalt prima.


M: Bevallen, laten we het daar eens over hebben.


B: Help!


Aflevering 6

Radiostem: Lieve mensen, mag ik nog een keer een beroep doen op uw voorstellingsvermogen? Kom dan mee naar het centrum van Delft. Midden op de Beestenmarkt loopt de heer Bolleman enigszins onrustig rond een koe die zich verdacht staande houdt op een emmer. Een treffen met Madame Moisa, die bekend staat om haar kalverliefde, is onvermijdelijk.


M: (Roepend en zwaaiend) Meneer Bolroom, hallo, ik ben het, Madame Moisa.


B: Ziet u niet dat ik mij zorgen maak Madame? Op dit visitekaarte staat trouwens mijn correcte naam. Alstublieft.


M: Wat is er aan de hand? U kijkt zo ernstig. Zo ken ik u niet.


B: Wat is er aan de hand? Wat is er aan de hand? Gaat het nieuws dan geheel aan u voorbij? Wij zijn in oorlog Madame. Met een onzichtbare vijand.


M: Toch moet je proberen opgeruimd te blijven. (Wijzend naar de koe op de emmer) Dit is toch een heerlijk knuffelbeest. Zal ik u eens wat verklappen? Ik krijg altijd last van stuwing als ik hier rondloop.


B: Het was mij al eerder duidelijk dat u een zuiveltype bent. Maar los daarvan is het hier goed mis. Hier is intensief contact tussen een stuk vee dat zich op zijn minst eigenaardig gedraagt en talloze argeloze terrasbezoekers. Kijk eens in de bek van dit arme dier.


M: Je mag een gegeven koe niet in de bek kijken. (Lacht botervet)


B: Wat is hier aan de hand? Een uitgebroken koe. Dat is duidelijk. In paniek. Zijn instinct heeft hem naar de plek gebracht waar eeuwenlang zijn voorouders bijeen werden gedreven om verhandeld en geslacht te worden.


M: U bedoelt de Beestenmarkt?


B: Uiteraard. Hier aangekomen heeft het verwarde dier het leed van eeuwen gevoeld.


M: Oh, daarom is ie op die emmer geklommen.


B: Zo is het mevrouw, u overtreft uzelf. Liever nog was hij in een boom geklommen, maar dat is koeien niet gegeven. Op een omgekeerde emmer, hoger kwam het dier niet. En na deze laatste krachtsinspanning is het dier aan een gemene infectie bezweken. Een virus, Madame. Een virus. De rigor mortis is direct ingetreden, voelt u maar hoe stijf.


M: Liever niet. Ik vind het nu ineens een beetje eng worden.


B: Terwijl het Belgische leger de grens bewaakt, waaien de virussen hier met hele zwermen tegelijk Vlaanderen in. (Café Vlaanderen maakte in 2017 plaats voor Café Moeke.)


M: Ik had er net al een paar in mijn haar. Jakkes.


B: Ik ga nu de burgemeester bellen. Het loopt hier volledig uit de klauwen. Al het vee op de Beestenmarkt moet geruimd worden.


M: Wilt u mijn mobieltje?


B: Graag.


B: (Bolleman belt) Spreek ik met het gemeentehuis? Mag ik Hein even? (terzijde) Ik ken Hein nog van dansles; was geen succes. Ja Hallo, met Hein? Met wie dan? Hekking? Zeg, Hekking, weet jij waar de burgemeester zich ophoudt? Wat er aan de hand is? Er moet hier een veemarkt geruimd worden. Je ziet geen hand voor ogen van alle virussen. Nee, er staan geen auto's. (terzijde) De burgemeester schijnt een avondje uit te zijn. Maar ze gaan hem oproepen.

Radiostem: Hier is een bericht voor H. Voorschot. Overkomst naar stadhuis gewenst. Op de Beestenmarkt is vee aangetroffen dat stijf staat van het virus. Hij hoeft zich echter niet te haasten. Voorlopig heeft de heer Bolleman alles onder controle. Madame Moisa is intussen begonnen met het preventief vaccineren van alle tweehoevigen die zich op de terrassen ophouden.


Parkeerbon 1

Geachte bezitter van dit voertuig. Onze medewerker van de dienst parkeerovertredingen heeft het volgende geconstateerd:


- uw voertuig bevond zich op 28 maart in stuurloze toestand. Blijkbaar verkeerde u elders. Wij vermoeden dat u in de kroeg zat, dus kom bij ons niet aan met een smoes over gemeenteraadsvergaderingen.


- Uw voertuig verkeerde in een kennelijke staat van parkeren


- Onze medewerker heeft voorts vastgesteld dat uw voertuig zich bevond op een plaats die gereserveerd is voor invaliden.


Op basis van het bovenstaande nodigen wij u graag uit voor een eerste kennismaking ten burele. Wij verheugen ons hier zeer op en verwachten van u hetzelfde.


Hoogachtend,


F. Plantsoen


Parkeerbon 2

Geachte bezitter van dit voertuig. Onze medewerker van de plantsoenendienst heeft het volgende geconstateerd:


- Uw voertuig stond met vier wielen tussen onze crocusjes.


- Om daar te komen bent u met waarschijnlijk dezelfde wielen door het chrysantenperkje gecrosst. U boft, de meeste chrysanten staan er nog.


- Voorafgaand aan dit alles heeft u het gemeentelijk hekwerk gepasseerd. Hiervan hebben wij niets meer teruggevonden.


Op basis van het bovenstaande nodigen wij u graag uit voor een eerste kennismaking ten burele. Wij verheugen ons hier zeer op en verwachten van u hetzelfde.


Hoogachtend


Charles Harkema Opeinde


Parkeerbon 3

Geachte bezitter van dit voertuig. Onze medewerker van de gemeentereiniging heeft het volgende geconstateerd:


- Tijdens de voorjaarsschoonmaak hebben wij uw voertuig aangetroffen in de Kolk alhier.


- Kennelijk is hier sprake van lang-parkeren.


- Uit geen enkel stuk is gebleken dat hiervoor een vergunning is verleend.


- Overigens hebben wij vastgesteld dat zich op de achterbank nog een passagier bevond die niet meer aanspreekbaar was.


Op basis van het bovenstaande nodigen wij u graag uit voor een eerste kennismaking ten burele. Wij verheugen ons hier zeer op en verwachten van u hetzelfde. Wij maken u er op attent dat gemaakte kosten niet in mindering kunnen worden gebracht op uw reinigingsheffing


Hoogachtend


Tjerk Spoelstra


Parkeerbon 4

Geachte bezitter van dit voertuig. Onze medewerker van de brandweer heeft het volgende geconstateerd:


- Uw voertuig, zijnde een overmaat caravan van het type Leg-Kipp met airco, is aangetroffen pal voor de schuifdeur van onze brandweergarage.


- Als gevolg hiervan heeft hedenmorgen onze spuitwagen de Kobus 3 zich via het administratiekantoor een weg naar buiten moeten banen.


- Onze receptioniste hebben wij als verloren moeten opgeven.


- De ploeg van de Kobus 3 heeft desalniettemin geen procedurele vertraging opgelopen.


- Helaas was er sprake van een loos alarm. Wij zullen u dit feit echter niet ten laste leggen.


Op basis van het bovenstaande nodigen wij u graag uit voor een eerste kennismaking ten burele. Wij verheugen ons hier zeer op en verwachten van u hetzelfde.


Voorts wensen wij een plezierige vakantie,


Brandmeester Ignaas van Roosteren


Bolleman meets Van Splundert

S: Ik moet u eerlijk zeggen dat ik mij in het theater nooit echt op mijn gemak voel. Doorgestoken kaart, praalhanserij, snobisme. Ik zie hier overal maskers om me heen.


B: Gaat het nu weer een beetje, meneer van Splundert?


S: Misschien wilt u voor alle zekerheid nog even iets positiefs zeggen?


B: Maar wat graag. Wist u dat dit fraaie theater al weer 5 jaar bestaat?


S: Bent u wel eens gewoon komen aanlopen? Vanaf dat parkeerveldje waar men ook intensief honden uitlaat? En dan vlug voor de deur dat stoepje over?


B: Ho eens even, Delft is geen Dordrecht. Mag het dan misschien een onsje minder? Trouwens, waarom niet op de fiets naar het theater?


S: Heeft u dat fietsenrek gezien boven de deur? Knappe jongen die daar in één beweging zijn fiets in krijgt. En dan met een meier wapperen om binnen te komen.


B: En dat is nog maar een voorschot.


S: Dit kan toch niet waar zijn? De Delftse upper-ten die zich in dit verklede buurthuis een poot laat uittrekken.


B: Fund-raising klinkt wat vriendelijker.


S: Het klinkt mij te veel naar Ronald MacDonald. Hebben we onze ziel nu helemaal aan de duivel verkocht? Waar zijn onze goed-vaderlandse inzameltechnieken?


B: Hebben we die dan?


S: We hadden ze in ieder geval: het mansbakje, de collectebus, de Vastenactie. Zo kan het toch ook? Dan kan iedereen meedoen.


B: Maar het is voor de Mooi Weer Spelen


S: Daarom juist. Straattheater! Dat is toch voor de man in de straat. En juist niet voor de boy van de oprijlaan. Hou toch op. Waarom altijd maar groter, altijd maar meer? Dat is toch vragen om een waterhoofd.


B: Blijkbaar val ik middenin een van uw zwarte bespiegelingen, meneer Van Splundert, maar de portee van uw opmerking ontgaat mij even.


S: Annexeren, inpikken, uitbreiden, cleanex-locaties, dat zit me dwars. Opgeblazen flinkdoenerij. Ambtenaren die last krijgen van hun visieklier.


B: Ho eens even, oude kankerpit, je gaat wel weer erg snel door de bocht met die turbodiesel van je. Je wilt toch niet ontkennen dat Delft aan alle kanten knel zit?


S: Houe zo. Wat doen mensen als hun broek begint te knellen?


B: Dan gaan ze op zoek naar een grotere maat waar ze wel in passen.


S: Ja, zo is het misschien bij u gegaan. Maar de meeste mensen krijgen de pest in. Die gaan afslanken meneer Bolleman. In de natuur blijven beesten ook niet doorvreten.


B: Van Splundert, de mens staat boven de natuur. Wij kunnen namelijk nadenken. En waar denken wij aan als het in Delft begint te knellen? Dan denken wij aan Schipluiden. Delfgauw ligt ook op het schap. En op wat langere termijn Delfzijl. Kijk, dan komen we tenminste ergens.


S: Je moet die buikriem wat aantrekken. Het moet nog veel erger gaan knellen. Dan gaan de graaiers vanzelf of dieet.


B: Ypenburg is Oranje en Oranje is Delft. Simpel verhaal. Daar stond nota bene sinds 1815 de Fokker Friendship van de koningin geparkeerd. En zo'n verkeersplein noemen ze niet voor niets Prins Clausplein. Kortom, die hoek valt gewoon om historische redenen aan onze Prinsenstad toe.


S: Als we de grachten leegpompen dan kan daar toch makkelijk de TGV doorheen. Opstappen bij de aanlegstijger van Brand. Asjeblieft, durf ook eens klein te denken


B: Het Westland wordt waarschijnlijk vechten. Maar daar hebben we de Studentenweerbaarheid voor. Mogen ze een jaar extra over hun Propadeuse doen.


S: Keizer Huib de Eerste, heerser over Delfland. Dit is nog erger dan carnaval. Bah.


Aflevering 7

Radiostem: Dames en heren, volgt u mij naar het Prinsenhof. De heer Bolleman, overtuigd andersdenkende, geniet van de historische ambiance. Hij is zoals gewoonlijk in diepe gedachten verzonken. Madame Moisa heeft een parkeerprobleem. Zij zoekt iemand die haar aan wat kleingeld kan helpen.


M: (Zucht van verlichting) Och meneer Boldoot, wat een geluk dat ik u hier tref. Ik sta daar geparkeerd onder het spoor en ik heb verdorie geen kleingeld voor de parkeermeter.


B: Het is niet mijn gewoonte voorschotten te verstrekken aan het slag mensen dat men herkent aan een gat in hun hand, Madame. Verder wil ik u er, en niet voor de eerste keer, op wijzen dat mijn naam Bolleman luidt. Is dit alles u duidelijk, Madame?


M: Ja, ja, maar geef me nu maar vlug een paar piek. Oh, mijn lieve hemel, ik heb het niet meer. De vijand kan nu elk moment een formulier onder mijn ruitenwissertje schuiven.


B: Heeft u dan helemaal geen gevoel voor de bijzondere plaats waar wij ons nu bevinden? De plaats die Delft wereldberoemd heeft gemaakt? Hier achter mij Madame, heeft een paapse verrader onze Vader des Vaderlands zo'n grote ouderwetse loden kogel door het edelmoedige hart gejaagd.


M: Maar dat gat in de muur is net zo'n onzin als het gat in mijn hand, beste meneer Bolknak. De vorige directeur van het VVV heeft het persoonlijk met zijn Black&Dekker aangebracht. (Smiespelend) Zak ik u eens wat verklappen? Nee, niet zo vies kijken. Die directeur heeft nog nooit een haaks gat geboord. (koket) En ik kan het weten.

B: U vrijpostigheid reikt vandaag weer erg ver, Madame. Dit riekt naar roddel.


M: Niks roddel. U krijgt dit uit de eerste hand. Weet u, hij heeft mij ook een tijdje helemaal uit het lood geslagen.

B: Alstublieft Madame, bespaar me uw laag-bij-de-grondse ontboezemingen alstublieft. U hebt u weer op sleeptouw laten nemen door uw hormonen. U had toch kunnen weten dat er in al dat vee van de VVV niets haaks te ontdekken valt.


M: Oh, u bent een echte andersdenkende. Heerlijk, heerlijk.

B: Verder ben ik van mening dat uw automobiel, inclusief uzelf, direct aan de ketting gelegd moet worden.


M: Ik kan veel van u hebben, meneer Bols, maar dit doet pijn. Steken. In de borst.

B: Het is simpel genoeg Madame. Wie in deze tijd intensief contact heeft met de VVV loopt een sterk verhoogd risico op Mond, Mond, Mond- en Klauw, Klauw, Klauwzeer. Wat denkt u dat er in die parkeermeter gebeurt als een door u bevingerd muntje in contact komt met onschuldige geldstukken?

Dat wordt een broeinest Madame. Ik kan niets meer voor u doen. Ik beschouw u als opgegeven.


Goedenmiddag


Aflevering 8

Radiostem: Het is vandaag de nationale Wetenschaps- en Techniekdag. De kennisinstellingen hebben hun poorten geopend om het volk te laten geloven dat hun belastingcentjes goed worden gebruikt. De heer Bolleman twijfelt al langer aan het niveau van de moderne ingenieursopleiding. Madame Moisa geniet ieder jaar weer van die ondeugende studentjes met hun ondeugende demonstraties. Op het eind van de middag lopen ze elkaar bijna tegen het lijf bij de golfbak van het Waterloopkundig Lab.


M: Ach, wat enig, meneer Rollebol. Samen bij de golfbak, als dat geen opvlieger, ik bedoel natuurlijk opsteker is, nu ja, u voelt mij wel aan.


B: Ik heb zelden zo'n verwarde begroeting beleefd. En het is voor het eerst dat iemand mij met Rollebol aanspreekt. Bolleman is de naam en ik ben hier omdat ik graag wil weten hoe ons land wordt drooggehouden.


M: Ik zit nu met het probleem hoe ik zelf de vloed achter de dijk houd, als u begrijpt wat ik bedoel. U werkt al heel lang op mijn getijden meneer Rollebol.


B: Ik hoop waarachtig niet dat u mij beschouwt als een aantrekkelijk gemaal voor uw waterschapje.


M: Nee gemaal.


B: Wat nou nee gemaal. Nee gemaal negen is eenentachtig. Zo, nu zijn we weer waar we wezen willen.


M: Waar willen we wezen?


B: In Delft Kennisstad natuurlijk. Die briljante vondst van onze gemeente. Delft Knowledge City. Delft, waar Anthonie van Leeuwenhoek voor het eerst de zaaddiertjes op het droge heeft zien spartelen.


M: Toen werd er dus ook al stevig gepompt.


B: Wat heet. Vanuit Delft hebben wij het moeras Holland drooggelegd. Een klinkende prestatie.


M: Ik zou het eerder een inklinkende prestatie noemen. Dieper zinken dan de voortuintjes in Pijnacker kan haast niet.


B: Wereldwijd gingen de records eraan met de Delftse klapschaats.


M: Ik stond laatst op de Kruithuisweg met een Delftse klapband. Bij dat Klaphuis, ik bedoel natuurlijk Kruithuis.


B: Betreurenswaardig.


M: Ik heb toen kennis gemaakt met een doorleefde plakker. Achtstejaars.


B: Gelukkig, ze bestaan dus nog.


Aflevering 9

Radiostem: Dames en heren, verplaatst u in gedachten naar een stille zondagochtend in het centrum van Delft. Vrijwel geen verkeer. Slechts een eenzame wandelaar, volop mijmerend, waarin wij zo waar de heer Bolleman herkennen. Hij verkeert in sferen die voor ons altijd gesloten zullen blijven. Duidelijk is wel dat hij geen oog heeft voor zeldzaam en laag-bij-de-gronds snelverkeer. Het is dat Madame Moisa, die zich vol allure in haar stadswagentje door Delft verplaatst, de door haar stil aanbeden andersdenkende reeds lang heeft gesignaleerd. Ruim op tijd, maar wel uitdagend toeterend, brengt zij haar tweepittertje tot stilstand. Zij stapt uit om de heer Bolleman op zijn suïcidale voetgangersgedrag te wijzen.


M: Nou meneer Hoogindebol, dat scheelde maar een haartje van een oud wijf. Altijd even naar links en naar rechts kijken als we oversteken. Stel je voor, u bij mij voor op de bumper! (werpt een dubbelzinnige blik, de heer Bolleman werpt een verschrikt tegenblikje)


B: Madame, ik kan me niet aan de indruk onttrekken dat hier Freudiaanse wensen in het spel zijn. U koketteert me net iets te veel met uw bumper. Overigens hindert het me mateloos dat u mijn naam nog altijd verhaspelt. Bolleman, is dat nu zo moeilijk?


M: Maar wees nu eens eerlijk, met die autoluwe binnenstad kun je toch alleen op zondagochtend vóór 11 uur nog een beetje langs de grachten crossen?


B: Ik had me beter kunnen laten overrijden. Deze uitspraken zijn bijna onverdraaglijk.


M: Kijk, en als ze die stinkgootjes, pardon, die grachten, dichtgooien dan kunnen we straks misschien echt een keertje gas geven.


B: U raakt mij en daarmee heel Delft in de ziel, Madame. U zit op een luguber spoor. Ik kan u vanaf nu eigenlijk niet meer met Madame aanspreken.


M: En dan willen ze ook nog een autovrije zondag. Geef mij maar een vrije autozondag. Stoplichten uit, paaltjes omlaag en dan heerlijk toeren, van Markt naar Markt.


B: Als je in de overgang raakt, kan er soms een spontane geslachtsverandering optreden. Autoraces!! Gaat u eigenlijk nog steeds zitten bij de kleine boodschap?


M: Inderdaad, ik doe alle boodschappen met de auto tegenwoordig. Ideaal.


B: Ik overweeg sterk u vanaf nu meneer Moisa te noemen. Of gewoon Moisa. Of misschien wel Moisus. (Lacht hikkend om zijn briljante grap)


M: U vertrouwt het niet, wat eronder de motorkap zit? (wijst op haar outfit)


B: Ik zou, als ik u was, uw autootje niet meer uitkomen. Dan merkt niemand er wat van.


Cor Van Splundert en Govert-Jan Bolleman 2


Van Splundert is een doorsnee Nederlander, wat heet, een doorsnee Delftenaar. Niets deugt, alles gaat mis, de totale ratsmodee komt snel naderbij. Zelfs kankeren helpt niet meer. Van Splundert lijkt in niets op Madam Moisa.


Bolleman is, zoals eerder gemeld, een volstrekt autonoom denker die om een of andere reden een grote aantrekkingskracht uitoefent op figuren die hem uiteindelijk alleen maar storen in zijn overpeinzingen.


S: Van Splundert


B: Bolleman


S: Wat een weer, hè?


B: Kon slechter.


S: Kon slechter? Kon slechter? 't Is verdomme de hele dag al droog.


B: Dat bedoel ik.


S: Ja, maar ho eens even. Op die manier valt er toch niks te kankeren!


B: Misschien niet op het weer. Maar voor een type als u zijn er toch genoeg alternatieven?


S: Ja, nou wordt ie mooi. U weet dondersgoed dat ik de pest heb aan alternatieven.


B: Wat wil je nog meer? Kat in het kankerbakkie.


S: Ik wil geen alternatieven, zeker niet om op te kankeren.


B: Ja dan blijft er weinig over.


S: Hoezo dan blijft er weinig over. Er blijft genoeg over.


B: Dat moet u dan toch een tevreden gevoel geven?


S: Wat moet ik met een tevreden gevoel?


B: Kan ik u misschien ergens mee helpen?


S: Liever niet, maar als het niet anders kan.


B: Als ik u nu vertel dat ik het oprecht betreur dat we in Delft niet in staat zijn om de Taptoe terug te halen. Wat zegt u dan?


S: Begon het maar te regenen.


B: U bent soms slecht te volgen.


S: Dan kon ik weer over het weer kankeren. Nu confronteert u mij met de Taptoe Delft. Daar heb ik nu eenmaal vreselijk de schurft aan. U maakt het mij zo wel erg makkelijk. Dat maakt we wantrouwend.


B: Ach, zoek er niets achter. Ik deed het om u wat op te beuren. Dat wil zeggen, op uw manier dus.


S: Mag ik eens vragen: wat vindt u er zelf van, van die eh ....Ik kan het woord niet uit m'n strot krijgen.


B: Om u eerlijk de waarheid te zeggen: ik heb het altijd een stijlvol evenement gevonden. Uitstekend passend in de historie van onze Prinsenstad. Delft heeft in mijn ogen toch iets met soldaten. En een prima promotie voor onze stad natuurlijk.


S: Luister beste man. Om te beginnen regent het altijd tijdens de Taptoe. Dat zegt mij eigenlijk al genoeg. Net als met de Mooi Weer Spelen. Hoe kom ik daar nu weer op? Ach laat maar.


Heeft u wel eens een muziekstuk gehoord, speciaal gecomponeerd voor halfvolle tuba en lekkende trombone? Met een speels ritme van hagel op de klep en gesop tussen de tenen?


B: U overdrijft. Ik kan echt genieten van een mooie parachutistenmars en fraai excercitiewerk.


S: Nee meneer, de tijden zijn veranderd. Voorgoed. Joop de Knecht staat al lang niet meer op wacht. (toelichting: Joop de Knecht was in de jaren vijftig succesvol samen met het Luchtmachtkoor Hilversum. Zijn grootste succes had hij met 'Ik sta op wacht'.)


Eén commando dat tijdens zo'n onweersbui niet doorkomt en het hele carré druipsnorren marcheert en bloc de Sint Ursulakerk in. Een nachtmerrie. Wat gebeurt er in zo'n kerk als al die Oranjes zich tegelijk omdraaien in hun graf?


B: U bedoelt de Nieuwe Kerk?


S: Ik bedoel de Sint Ursulakerk. Dat die Delftse Taliban daar ooit de beelden uit heeft gemept is mijn zaak niet.


B: U spot met alles wat ons heilig is.


S: Een beetje heilige hebben ze de stad uitgejaagd. Die wachten sindsdien in Nootdorp op rehabilitatie.


B: Als we Nootdorp annexeren, krijgen we Sint Hypolytus er gratis bij.


S: Een mooie processie is toch veel aardiger dan zo'n stijve Taptoe. Zeg nu zelf.


S: Maar nu even een vrolijk onderwerp. Weet u wat dat gaat kosten, die nieuwe spoortunnel?


B: Eigenlijk geen idee.


S: Kijk dat bedoel ik nou. Zo gaan we gezagsgetrouw het diepe in. Zonder een Hippolytus. De hoge heren zullen het wel weten en die knappe ingenieurs kunnen toch waarachtig wel rekenen. Toch?


B: Ja hoor eens even. We lopen nu al jaren te schoppen tegen die verhoogde herrie door de stad en nou is er een keer geld voor een tunnel, en dan biedt meneer Van Splundert zich aan als dwarsligger.


S: Zonder dwarsligger raakt Delft sowieso op dood spoor. Maar dat terzijspoor. Laten we nu eerst eens proberen iets te leren van die andere spooksteden zoals Den Haag en Utrecht.


B: Ik zie weinig verband.


S: Verband? Verband? Noodverband, daar gaat het over. Kijk goed. Dat ligt het voor het oprapen. Ach, de zaken worden ook pas helder als je er met een donkere bril naar kijkt. Kijk die spoorbaan die loopt boven de plek waar ooit een prachtige singel liep. Ja? Even vasthouden. Da's één.


In Utrecht hebben ze nu besloten om een stuk zinloze autotunnel weer vol te laten lopen zodat de oude singel straks weer compleet is. Ben u er nog? Da’s twee. In Den Haag hebben ze die innovatie snel opgepakt. Daar hebben ze nog wel een tunnel gegraven, maar die hebben ze daarna direct weer laten vollopen. En dat maakt drie.


B: Ik heb u altijd onderschat.


S: En wat krijgen we nu in Delft? Een prachtig ondergronds sportfondsenbad, vierbaans, met Olympische afmetingen.


B: Het is bijna niet te geloven. Wat een chagrijn.


S: Ga nu eens kijken in de Phoenixstraat, meneer. Het fraaie groene gebouw met de uitkleedhokjes staat er al.


B: Bedoelt u soms ons befaamde Stadskantoor? Toevallig wel van Jo Coenen. Geen kleinen jongen.


S: Maar wel kleine uitkleedhokjes.


B: Ik heb altijd gedacht dat die uitkleedhokjes gebruikt worden door de inners van de gemeentelijke belastingen. (lacht hartelijk om zijn eigen grapje en schudt dan het hoofd.)


Het is me wat.


S: Ik moet u eerlijk zeggen dat ik mij in het theater nooit echt op mijn gemak voel. Ik zie het toch meer als de tempel der illusie, een huis vol gemaaktheid, een burcht vol leugen. Kortom, je wordt er gewoon opgelicht. Doorgestoken kaart, praalhanserij, snobisme. Ik zie hier overal maskers om me heen.


B: Gaat het nu weer een beetje, meneer van Splundert? Oplichten? Uitlichten, dat past beter.


S: Misschien wilt u voor alle zekerheid nog even iets positiefs zeggen?


B: Maar wat graag. Wist u dat dit fraaie theater al weer 5 jaar bestaat?


S: Nou gefeliciteerd. Bent u wel eens gewoon komen aanlopen? Vanaf dat parkeerveldje waar men ook intensief honden uitlaat? En dan vlug voor de deur dat stoepje over?


B: Ho eens even, zo'n grote stad is Delft nu ook weer niet. Een onsje minder is soms ook genoeg.


S: En dan met een meier wapperen om binnen te komen.


B: Zo is het. En dat is nog maar een voorschot.


S: Dit kan toch niet waar zijn? De Delftse upper-ten die zich in dit verklede buurthuis een poot laat uittrekken.


B: Fund-raising klinkt wat vriendelijker, vindt u niet?


S: Het klinkt mij te veel als executive officer, human resource management, total quality control, kortom als MacDonald. Mag ik even griezelen?

Hebben we onze ziel nu helemaal aan de duivel verkocht? Waar zijn onze mooie vaderlandse inzameltechnieken?


B: Hebben we die dan?


S: We hadden ze in ieder geval: de collecteschaal, het mansbakje, de collectebus, de Vastenactie, het spaarvarken. Zo kan het toch ook? Dan kan de hele gemeenschap meedoen.


B: Maar het is voor de Mooi Weer Spelen


S: Daarom juist. Dat is toch juist voor de man in de straat. En juist niet voor de Yup van de oprijlaan.


Hou toch op, zeg.


Graaf Fitti (alias Espunt), 12 en 19 januari 2020