Tijdreizigers

Kort verhaal, 18 oktober 2015

Tijdreizigers



Het is Kinderboekenweek. Ik sta voor groep acht, of beter, voor twee keer groep acht. Het lokaal puilt uit, maar dat gaat, opmerkelijk genoeg, niet ten koste van de aandacht.


Of ik iets wilde vertellen over het schrijversbestaan en over mijn laatste jeugdboek Zwerg, was het verzoek van juf Pauline, trekker van het ‘Project Kinderboekenweek 2015’.


Achter mij op het elektronische schoolbord een zwart-wit plaatje van een jochie van een jaar of zeven, in de schrijfhouding. Op zijn middelvinger en ingeklemd tussen duim en wijsvinger een kroontjespen. De ideale greep. Er staat geen jaartal bij het plaatje, maar ik schat zijn leeftijd op een jaar of zeven. Dan hebben we het dus over 1952.


Ik had het plaatje toegevoegd ter illustratie van de stelling dat je eerst moet leren schrijven voor je ooit nog eens een boek wilt afleveren. Dat wil zeggen, zo was het in 1952. Misschien is het nu anders, dat weet ik eigenlijk niet. Hoe het ook zij, ik vertelde iets over het grote avontuur van dit jochie dat begon toen hij van potlood overstapte op een kroontjespen. Hoe de onverwoestbare schoolbanken voorzien waren van houdertjes, met schuifjes, waar glazen inktpotjes in pasten. En hoe zijn juf aan het begin van het jaar uit het heilige der heilige, de kast waar ook de nieuwe schriftjes op perfecte stapeltjes lagen, een enorme voorraadfles tevoorschijn haalde waarmee al die potjes voorzichtig werden gevuld. En hoe zijn moeder al eerder, aan het eind van de zomervakantie, op zolder op zoek was gegaan naar oude stofdoekjes en verlept ondergoed waaruit zij vervolgens een inktlap fabriceerde, een stapel ronde lapjes in het midden bijeen gehouden door twee knopen. Onmisbaar voor het prille schrijverschap, net als het vloeipapier dat moest voorkomen dat gemorste inkt zich over een groot oppervlak van zijn schrift verspreidde.


En terwijl ik vertel over het schoolleven van dat jochie op het scherm, vertel ik terloops dat hij zes jaar lang in een klas met vijftig kinderen zat. Dat het ook nog allemaal jongens waren, laat ik maar even zitten. Maar de verbazing bij de leerlingen en de ontzetting bij het duo leerkrachten is onmiskenbaar. Na deze korte terugblik komt Zwerg aan de beurt. En met Zwerg verandert ook de tijdschaal met een reuzensprong. Ik neem de groep mee naar een peilloos ver verleden.


In Zwerg stappen beesten rond die meer dan 200 miljoen jaar geleden in de buurt van Winterswijk hun sporen hebben achtergelaten. Misschien nog wel meer dan het boek zelf maakt de steen die ik bij me heb en die ik samen met zijn zoon ooit in de steengroeve bij Winterswijk heb los gebeiteld, grote indruk. Want op die steen zijn de pootafdrukken te zien van een Rhynchosauroides peabody.


De steen wordt bevoeld en geaaid en sommige kinderen weigeren te geloven dat de plaat muschelkalk echt is. Al die dingen die voorbij zijn gegaan, zijn ze wel voorbij?


Dat jochie met dat van staatswege gestandaardiseerde recht-toe-recht-aan-kapsel, waar is hij gebleven? Ouder geworden? Ja. Druk met boeken en verhaaltjes? Ja. In het hier en nu. Maar hij is niet helemaal verdwenen. Er zijn herinneringen en er zijn plekken waar hij nog leeft. Laten we eens kijken naar de ster KIC 8462852.


KIC 8462852 is de niet erg sexy naam van een ster op 1481 lichtjaar van ons vandaan. Het is een ster waar op dit moment veel om te doen is. Hij is boven komen drijven in een groot onderzoekprogramma bedoeld om planeten buiten ons zonnestelsel op te sporen. Daarvoor gebruiken de astronomen de ruimtetelescoop Kepler. Ze ontdekken dagelijks nieuwe planeten. Zo ook bij onze KIC-ster. Tenminste, daar leek het op. Maar bij nadere bestudering kwamen er twijfels. KIC blijkt anders. En er zijn nu serieuze astronomen die suggereren dat zich rond KIC een ring van kunstmatige objecten bevindt.


Stel dat het waar is. Stel dat een zeer hoog ontwikkelde beschaving tot zoiets in staat is geweest. Dan zouden ze zo maar over enorme telescopen kunnen beschikken waarmee ze kunnen zien wat zich hier bij ons afspeelt. Maar omdat ze 1481 lichtjaar van ons verwijderd zijn, zien ze ‘in hun nu’ wat er 1481 aardjaren geleden op aarde gebeurde. Net zo goed als wij ‘in ons nu’ zien hoe het er daar 1481 jaar geleden uit zag. Het duurt daar dus nog 1418 jaar voordat zij zicht krijgen op het aardejaar 1952.


Voordat ze dat jochie van de foto bij kapper Veldkamp zien zitten, wachtend op zijn beurt. Voor de KICkers is dat jochie nog verre toekomst!


Maar misschien zijn er ook dichterbij wezens die ons volgen. Als een interstellaire soap of omdat ze echt geïnteresseerd zijn. Misschien is er ook wel een ‘intelligente planeet’ op 63 lichtjaar afstand. Dan kan men daar hetzelfde jochie een dezer dagen in het Hilversum van de vijftiger jaren de Huygensstraat over zien steken om vervolgens zonder enige aandacht te trekken de herenkapperszaak binnen te glippen.


In de weekendbijlage van de NRC van 16 oktober 2015, dit weekend, lees ik met enige opwinding een beschouwing over het werk van Karl Ove Knausgård die in het stuk als volgt wordt geciteerd: “Wat ik vooral wil bereiken met mijn boeken is dat het verleden zo sterk aanwezig is, dat het als het heden wordt. Laat vroeger het nu worden, dat is de opdracht die ik me stelde”.


Karl spreekt van het onuitputtelijke schrijven waarmee hij het verleden in elk detail aanwezig kan laten zijn. Hij heeft geen verre telescoop ter beschikking. Hij put uit zijn archief van zeer gedetailleerde dagboeken. Het is schrijven zoals Jopie Huisman schilderde: hyperrealistisch. Ik voel me bevrijd. Geen telescoop, geen dagboeken, maar wel een fotootje van een jochie met een kroontjespen en een kapsel dat ontroert door zijn alledaagsheid. En nog wat flarden van herinneringen, waarover Boudewijn de Groot wat later zong:


Verder niets, er zijn alleen nog een paar dingen

die ik hou omdat geen mens er iets aan heeft.

Dat zijn mijn goede jeugdherinneringen

die neem je mee zolang je verder leeft.


1952. De herenkapperszaak van Wim Veldkamp bevindt zich schuin tegenover het huis van mijn grootouders. Het oude en statige huis dat ooit bestemd was voor de bovenmeester van de Huygensschool aan de Huygensstraat in Hilversum.


Mijn opa, mijn vader en zijn broers, kinderen en kleinkinderen, maar ook verdere familieleden, allemaal laten zich door kapper Veldkamp knippen. Volgens hetzelfde model, wat de saamhorigheid in de familie en in de buurt zeer ten goede komt. Mijn neefje en het jochie op de foto gaan meestal samen op woensdagmiddag. Het is nooit helemaal zeker hoeveel tijd je kwijt bent. Niet met het knippen dat is, als kapper Veldkamp even haast maakt, wat hij overigens nooit doet, in tien minuten gepiept. Nee het is meer het wachten. Er zijn geen nummertjes om te trekken. De zaak stroomt meestal snel vol en de sterksten bepalen de volgorde.


Als de leesportefeuille nog niet is ververst na hun vorige bezoek, eisen ze voorrang om zo snel mogelijk de straat weer op te kunnen. Ligt er daarentegen een nieuwe editie dan moeten de kleintjes eerst zodat zij voldoende tijd hebben om de krenten uit de portefeuillepap te pikken. En de grootste trofee is onbetwist het licht-erotische tijdschrift De Lach. Wie het nu zou doorbladeren zou het voor een reclameblaadje voor hoogsluitende badpakken houden. Maar in 1952 wordt er om gevochten.


Wat er bij al die knapen van boven aan haar afgaat, komt er van onderen aan fantasieën bij. En hoe groot is niet de teleurstelling als blijkt dat één van hun favorieten een nummer heeft overgeslagen. Als ze tevergeefs naar Virginia de Mayo zoeken of Rita Hayworth. Natalie Wood, Vivien Leigh, Martine Carol, godinnen zijn het, van buitenaardse schoonheid, in badpak, op dat moment het hoogst haalbare.


Maple Leafe Bubble Gum Babes. Zijn favorieten zijn Doris Day en Kim Novak en hij verdedigt hun eer met zijn leven. Er moet haast wel een planeet zijn waarop een interplanetaire socioloog afstudeert op het leven in de Huygensstraat in Hilversum in 1952. Ik mag aannemen dat hij niet bij zijn reuzentelescoop is weg te slaan. Het is woensdagmiddag tegen vijven. Kapper Veldkamp heeft het witte laken om de nek van ons jochie losgeknoopt en met een koperen sproeiapparaat wat reukwater over de onwillige kuif gespoten. Hij is de laatste. Hij heeft De Lach twee keer doorgekeken voordat hij aan de beurt was. Hij groet de kapper binnensmonds, voelt eens langs zijn kale slapen en holt naar het grote huis aan de overkant. Zo, ben je daar eindelijk, zegt zijn oma. Hij knikt en denkt aan het nieuwe badpak van Doris Day. Terwijl hij knikt krijgt hij een kleur. De superintelligente, interplanetaire socioloog op 63 lichtjaar afstand ziet hem knikken en maakt een aantekening. En hij vraagt zich af wat er in het hoofd van dat jochie omgaat. Als hij wil weten wat ik me nog van hem herinner, dat jochie met zijn kroontjespen, schuin achter me op het elektronische schoolbord, zal hij nog 63 aardse jaren geduld moeten hebben.


Espunt, 18 oktober 2015