Een leven met Sint Nicolaas

15 december 2024



De snor

Het begint ieder jaar met het kortwieken van een van de “lichaamsdelen” waar ik eerlijk gezegd nogal op gesteld ben, mijn snor. Die moet eraf omdat de vervangende sintensnor anders niet stevig verlijmd kan worden. Om de schok voor mijn echtgenote, die me niet eens meer herkent zonder snor, nog wat af te dempen, wacht ik met deze zelfverminking tot het allerlaatste moment. En verder laat ik een paar millimeter snorhaar staan om bij haar de hoop op wederopstanding levend te houden. Als ik dan uiteindelijk naakt voor haar verschijn voor een afscheidskus, draait ze haar hoofd weg en gaat voor een aantal weken in retraite. Ik heb dan uiteraard mijn witte bisschopssokken al aan, ook geen attractie, evenals mijn speciale sintschoenen, opgetrokken uit verheven blauw suède. Het zijn vooral deze schoenen die me het vertrouwen geven dat ik ook deze sintperiode tot een goed einde zal weten te brengen.


Grietepieten

Zo stap ik dan, licht bedrukt, op de fiets op weg naar ons Grote Pietenhuis, waarvan de locatie uiteraard strikt geheim moet blijven. Tot voor kort was het daar bij mijn binnenkomst dan al een hoop geploeter van Pieten die elkaar inspecteerden en zo nodig zo hier en daar nog een laatste randje wit verdonkeremaanden. Tegenwoordig komen ze later binnen, heel relaxt, delen zo hier en daar een veeg uit, en klaar is Piet. En verder ook geen ophef gevende opsmuk. Geen dikke, felrode lippen meer, geen grote ringen door zwarte oorlellen, geen krulpruik, terughoudend met bling-bling, kortom snel gepiept.

Ach, alles went en de kleintjes weten niet beter zolang ze niet direct zien dat er een wat vervuilde buurvrouw binnenkomt.



Het Pietengilde wordt langzamerhand gedomineerd door Pieten van het vrouwelijk geslacht. Buurmannen laten het steeds vaker afweten. Tijdgeest. Nu de polygamie onze gereformeerde cultuur is binnengeslopen vrees ik dat de Sint binnenkort het verwijt krijgt dat hij met een harem op pad gaat. Om dit te voorkomen zou de Sint zelf ook in moeten gaan. En, jawel, er worden zelfs al vrouwelijke sinten gesignaleerd. Dat lijkt me toch echt te ver gaan. We moeten de moderne Sint niet helemaal loskoppelen van zijn historische wortels. Een traditie opbouwen kost tijd, een traditie opblazen kan in een flits. Er circuleren al plaatjes van vrouwelijke sinten zonder baard en snor. Zijn er dan helemaal geen taboes meer? Gaan we van dit prachtige kinderfeest, na een onverkwikkelijke periode van racistische onrust nu ook nog een emancipatietheater maken met het patriarchaat als inzet? Dan is er dus niets meer heilig.


Laten we de Sint in zijn waarde en in zijn geslacht dan kan dat juist ook voor de meisjes gunstig uitpakken. De Sint is immers ook de beschermheilige van de jonggeliefden. Zo kwamen de jonge meisjes naar de Niolaaskapel in Kruth (in de Elzas) om met de volgende smeekbede de hulp van de Sint in te roepen bij het vinden van een goede echtgenoot:


Saint Nicolas,

Qui aimez les filles

Quand elles sont gentilles

Ne m’oubliez pas

Quand vous distribuez les maris


Zo kan het dus ook. Geen kille hand van de kosmetische chirurgie maar de warme, onzichtbare hand van een heilige.


Testiculos habet et bene pendentes

Ik herinner de lezer aan een opmerkelijk voorval in de historie van de Kerk van Rome. "Testiculos habet et bene pendentes" is een Latijnse uitdrukking die vertaald kan worden als "Hij heeft ballen en ze hangen goed". Ja, je leest het goed, ooit werd een nieuwe paus letterlijk bevoeld om na te gaan of hij een gezonde man was. Aanleiding zou paus Johannes zijn geweest, de eerste en tegelijk ook de laatste paus van het vrouwelijk geslacht. In 855 wist zij alles en iedereen om de tuin te leiden door zich als zeer intelligente en bekwame man voor te doen. Niemand wist dat ze een vrouw was totdat zij, na een pontificaat van twee jaar en een paar maanden, tijdens een processie van een kind beviel. Ze overleed ter plekke en kreeg veel later bekendheid als pausin Johanna. De woede onder het volk was groot. Het zou de aanleiding zijn geweest voor de invoering van de genoemde testikelcontrole. Er was eeuwen later een Nederlandse paus voor nodig, Adrianus VI (de enige Nederlandse paus, van 9 januari 1522 tot 9 september 1623), om deze bijzondere maatregel af te schaffen. Of deze historie helemaal klopt is twijfelachtig. Men spreekt voorzichtigheidshalve van een legende. Maar de moraal van het verhaal lijkt me wel duidelijk.


2024, Winkelcentrum Nieuw Sloten in Amsterdam. De Sint omringd door zijn medewerkers en door de vrolijke fransen van feestcorps De Maretoeters uit Leiden.


Traditie vraagt zorg

Hoewel het verblijf en de activiteiten van Sint Nicolaas in ons land moeilijk te negeren zijn en de Goedheiligman over sympathie niet te klagen heeft, blijft het de vraag of wij dit wondervolle fenomeen wel serieus genoeg nemen. Of wij ons voldoende realiseren dat we met de Sint goud in handen hebben. Misschien ben ik wat te kritisch maar als bovenmaatse gelovige meen ik dat het geen kwaad kan om zo nu en dan wat te reflecteren op Sint Nicolaas als fenomeen meer nog dan op Sint Nicolaas als persoon. Wat gebeurt er met ons in de aanloop naar 5 december? Ja, ook met de ouwetjes. Misschien wel juist met de ouwetjes omdat de verrukking die ze zien bij de kleintjes sterke herinneringen oproept aan hun eigen kindertijd. En een levenskrachtige traditie leeft door de generaties heen. Simpel gezegd: ouders en grootouders, familie vrienden en bekeneden, zij zingen de zelfde liederen. Weg met die commerciële onzin die over de kleintjes wordt uitgestrooid. Ze geven een dodelijke kloof tussen jong en oud. En ga ook geen teksten aanpassen omdat we nu op tenen staan die pas recent voor onze voeten opdoken. Geen canon van verboden boeken, teksten, plaatjes. Het haalt de traditie onderuit. En Sinterklaas is traditie. Een mooie traditie.


De Sint is taai-taai

Het volgende is niet gebaseerd op enige vorm van bevolkingsonderzoek. Het is in hoge mate persoonlijk, gebaseerd op herinneringen die ik nog bereiken kan na een leven van bijna tachtig jaar in de schaduw van deze geliefde heilige. Herinneringen uit mijn jeugd en uit de jaren daarna waarin ik steeds dichter bij het wonder kwam. Jaren ook waarin de Sint zich geweldloos liet meevoeren op de deining van de tijdgeest. Waarin zijn populariteit op en neer golfde maar waarin hij nooit kopje-onder ging hoezeer tegenstanders hem het leven soms ook zuur maakten. Ik denk aan de grote afkeer die in protestantse wereld werd gepreekt na de reformatie. De dominees kregen hem niet klein omdat ook in de eigen gemeenten de leden (en hun kinderen) hem niet wilden missen. De Kerstman, nota bene een geëmigreerde mutant van de Sint, kwam met steun van het kapitaal in de jaren ’70 en ’80 sterk opzetten, maar kreeg hem er niet onder. Zelfs de massale ontkerkelijking sinds de jaren zestig vermocht zijn populariteit niet aan te tasten. In de volksbeleving werd Sint Nicolaas min of meer losgekoppeld van de Kerk. En ook de woke-beweging zal geen vat op hem krijgen, dat hebben de afgelopen 1700 jaar wel geleerd.

Ook de Kerstman, Santa Claus, heeft Sint Nicolaas niet van zijn troon kunnen stoten. Hoe zou hij ook! Hij is immers voortgekomen uit een geforceerde fusie van Sint Nicolaas en Father Christmas. Het resultaat van de samenkomst van Hollandse en Engelse immigranten in Amerika.






"Klaas Komt"

In de jaren zestig zag je overal in Amsterdam de leuze: “Klaas Komt”. Het werk van Provo-inspirator Robert Jasper Grootveld. Hij vertelt in het boek “Appels op de oceaan” over het mysterie Sinterklaas: ‘Je weet dat het een verkleed iemand is en toch ervaar je het als HET mysterie, HET wonder. Het doet iets met je: HET komt – Klaas Komt. Met Klaas zou er volgens hem een einde komen voor de verslaving aan de consumptiemaatschappij. Daarmee werd hij een symbool voor andere tijden. Grootveld ontwierp een Klaasstoel, voor als hij komt, en bedacht een Klaasbank waar men geld zou kunnen lenen totdat Klaas kwam.



Wie wordt hier nu niet blij van?


Weer een jaar

Ik moet een beetje opschieten. Het is al weer 10 december. Veel tijd voor Sintology is er niet meer. De oude regisseur van het duistere daktheater is opnieuw in rook opgegaan. Hij heeft het land ontstegen, het ruime sop gekozen, en dat is meestal niet het meest glorieuze deel van zijn bezoek aan ons land. De klus is geklaard, de cadeaus zijn vergeven, de ruim overtollige speculaaspoppen liggen in de “bak afgeprijsd” en de baard is ter fatsoenering bij de restaurateur afgegeven. Dankbaar zwaaien bij zijn afscheid is er niet bij. Het tekent de liefdevolle inborst van de Goedheiligman dat hij daar niet zwaar aan tilt. Het weerhoudt hem er in ieder geval niet van om volgend jaar opnieuw alle denkbare hindernissen te trotseren om op tijd bij zijn verwachtingsvolle bewonderaars aan te kunnen kloppen. Een gewone sterveling had de pijp al lang aan Maarten (St. Martinus) gegeven, een collega-heilige die het heeft gebracht tot de beschermheilige van Utrecht. Niet onverdienstelijk maar vergeleken met de Heilige Nicolaas toch acterend in de Keukencompetitie.


Woorden doen ertoe

Op de valreep, of eigenlijk eroverheen, toch nog een afscheidswoordje. Natuurlijk! Wij weten dat de liefde van de Sint voor het woord overweldigend is. Een man een man, een woord een woord. Hij is en blijft een man van het woord en van wat niet al. Misschien moeten we gewoon vaststellen dat de Sint symbool staat voor het blijvende. Het blijf van mijn lijf, ik schrijf dus ik blijf, de schijf van vijf, ik blijf zonder wijf en ik drijf dus ik blijf.


Het is algemeen bekend dat het niet echt lekker gaat met de schoolprestaties van onze jeugd. Ze talen te weinig naar rekenen en ze talen te weinig naar taal. Ondanks de onvermoeibare aansporingen van de Sint. Ieder jaar worden ze weer beloond voor hun ijver en vorderingen, maar achter deze façade van enthousiasme en tevredenheid, schuilt ook bij de Sint toenemende zorg. Hij rekent de malaise echter niet de jongeren zelf aan maar de volwassenen die het te druk hebben met zichzelf. En die hun kinderen niet tot voorbeeld zijn maar het er zelf ook bij laten zitten. Wil je rust en geen gekerm, zet ze dan maar voor het scherm. Even niet voorlezen maar lekker doorsjezen. Een lichtpuntje is misschien dat de Sint deze speelse taal nog altijd tegenkomt in de gedichten die onder zijn hoede geconcipieerd worden. Maar recente peilingen van het Meertensinstituut laten zien dat de gedichten allengs korter worden. Zorgelijk. We naderen een ondergrens. Blijf het vooral gedichten noemen en geen versjes. Op de klazentaart zijn het de kersjes. Dichters zijn wij in het diepst onzer gedachten. Wie diep gaat mag zegen van de Sint verwachten.


Stille metamorfose

In de loop van de tijd heb ik zelf een geleidelijke metamorfose ondergaan. Bijna onmerkbaar, ook voor mijzelf. Stapje voor stapje ben ik meer ingewijd geraakt in het grote Sint Nicolaasgeheim. Ik ben opgegaan in die ene verschijning, die op onnavolgbare wijze neerdaalt in talloze gedaantes, dubbelgangers, varianten en mutanten. Een paar weken per jaar ben ik zeer intens verbonden met dat ongrijpbare fenomeen dat oningewijden vaak wat losjes met Sint Nicolaas aanduiden maar dat natuurlijk zoveel meer is. Enkele weken onder grote spanning, de rest van het jaar weliswaar geen overvloedige bezetenheid, wat losser, maar wel met een gevoel van aanwezigheid dat nooit helemaal weg is.


Zo hier en daar een stafje

Het begon allemaal heel onschuldig en passief. Zo eind jaren veertig, begin jaren vijftig. De schoen, de schoorsteen, de wortel, de pepernoten, het suikerbeest, de taai-taai. Het zingen, het tekenen, de verlanglijstjes. De onzekerheid, de zak, de roe. Het invallen van de schemering, het speuren naar donkere figuren op het dak, het opvangen van onbekende geluiden, fluisterend communiceren met vriendjes. De etalages die het geloof overtuigend bevestigden. De advertenties in de Gooische Post met zo hier en daar een stafje of een verdwaald mijtertje. De aankomst van de Sint bij de Ouwe Haven van Hilversum, een open riool. Maar hij was er, we hadden het met eigen ogen gezien. Soms kwam hij ook echt aan huis. Mijn vader was bij de politie. Goedwillende en fors geschapen collega’s waren ideaal voor een overtuigend optreden. Er werden geen vragen gesteld, het geloof was groot en onwrikbaar. Op pakjesavond verzameld rond de grote tafel van opa en oma. Warme chocolademelk. De klop op de deur. De meeste geschenken waren uitgestelde noodzakelijkheden, nieuwe wanten, een warme muts. Soms een paar meccano-onderdelen, een puzzel, een voetbal of een figuurzaag. Een schetsboekje met wat kleurpotloden. Nieuwe klappertjes voor mijn klapperpistool. Ooit kreeg ik een indianenpak dat door mijn moeder was gefabriceerd, met een tooi vol geverfde veren. Ik voegde er zelf een pijl-en-boog aan toe waarmee ik nog bijna een buurjongetje van een oog beroofde. Een choladekikker met fondant in een kleurige folie. Een pakje chocoladesigaretten. En niet te vergeten de chocolademunten. Ze verwijzen naar de redding van drie jonge vrouwen die dreigden in de prostitutie te belanden omdat hun vader te arm was om een bruidschat te betalen. Nikolaos redde ze door drie keer een bundel munten naar binnen te werpen. Een van de vele legenden die ik pas veel later ontdekte. Maar ook zonder deze kennis geloofden we . En stonden we voor de praktische opgave de chocolademunten koel te houden. Dus beter niet in je broekzak. Het was allemaal even magisch.

Een fraaie afbeelding van Nicolaos, bisschop van Myra, als redder in de nood in een van de vele legendes die over hem de ronde deden. In Frankrijk vertelt men het verhaal van drie kleine kinderen die tijdens hun spel verdwaald raken en worden verleid en gevangen door een slager. Sint-Nicolaas verschijnt, roept tot God, brengt de kinderen tot leven en geeft ze terug aan hun ouders.





Klein-Azië in de Grieks-Romeinse tijd. Op de kaart Patara in de provincie Lycië waar Nikalaos in 290 n.C. zou zijn geboren. 25 jaar later werd hij bisschop in de nabij gelegen plaats Myra in de buurt van het huidige Demre.


Veel weten we niet van de Sint

Over de historische Nicolaas is maar heel weinig bekend. Volgens sommige bronnen is hij op 15 maart 270 n.C. geboren in de oude en ooit belangrijke havenstad Patara. Het is bekend dat de apostel Paulus op een van zijn reizen in Patara overstapte op een ander schip. Patara bestond al in de 2de millennium v.C. toen de Hittieten heersten over Klein-Azië, het huidige Turkije. De stad ligt aan de zuidwestkust van Turkije en was ooit de hoofdstad van de Romeinse provincie Licië waar toen de Griekse cultuur domineerde. De echte naam Nikolaos van de Sint wijst daar ook op.


Over de jeugd van de Sint is feitelijk niets bekend. Zo’n 500 jaar later is er een monnik, Michael de Archimandriet, die beschrijft hoe de kleine Nikolaos, vrijwel direct na zijn geboorte, al opmerkelijke tekenen van deugdzaamheid vertoonde. Hij voedde zich, zoals het gaat ,regelmatig aan zijn moeders borst. Behalve op woensdag en vrijdag, dan kwam hij maar één keer. En laten dat nu net de vastendagen zijn in het vroege christendom!


Het was het begin van een leven waarin aan Nikolaos allerlei wonderen werden toegeschreven. Tijdens zijn leven en ook lang daarna gebeurden wonderlijke dingen die in talloze legendes zijn genoteerd. En als we het Sinterklaasjournaal mogen geloven blijft het wonderen regenen.


Rond 295 n.C. werd Nikolaos, ook al weer langs een wonderlijke weg, bisschop van Myra, zo’n honderd kilometer van Patara, ongeveer op de plek van het huidige Demre. Zijn overlijdensjaar is onzeker, over de datum is opmerkelijk genoeg minder onduidelijkheid: 6 december. Die is in de dertiende eeuw op de heiligenkalender vastgelegd. Deze datum is voor de jaarlijkse gedenking uiteraard van grotere praktische betekenis. Volgens sommige “bronnen” overleed Nikolaos ergens tussen 335 en 337 n.C. Ook het jaar 342 wordt genoemd. Hij werd in de 6de eeuw heilig verklaard door de Grieks-Orthodoxe kerk. Zijn beenderen werden lang bewaard in een sarcofaag in een kerk buiten Myra. In 1087 werden ze daar heimelijk weggeroofd door inwoners van de Italiaanse havenstad Bari. Ook over de motieven achter deze actie wordt verschillend gedacht. De beenderen van Nikolaos worden sindsdien bewaard in de speciaal voor de Sint in Bari gebouwde basiliek. Op basis van de skeletgegevens is er in 2014 een reconstructie gemaakt van het gezicht van Nikolaos. Recent eiste Turkije de beenderen van Nikolaos terug. Italië weigerde. Het zit nu in de NAVO-portefeuille van Mark Rutten.












Op basis van een analyse van de beenderen van Nilolaos is in 2014 een reconstructie van zijn hoofd gemaakt. Zo zou hij er bij benadering uitgezien kunnen hebben. Er is duidelijk overeenkomst met het gelaat zoals dat op oude iconen is afgebeeld. Minder overeenkomst, in ieder geval minder haar, is er met de hedendaagse Sint. Maar we weten ook dat haar nog lang na het overlijden kan doorgroeien. En dan klopt het weer.

De Sint gaat viraal

Mede doordat Bari geliefd was bij veel pelgrims op doortocht en een belangrijke startplaats was voor de kruistochten, breidde de verering van Sint-Nicolaas zich hierna snel uit naar andere delen van Europa, zoals Spanje, Frankrijk en vervolgens Engeland, het gebied rond de Alpen, Tsjechië, het Heilige Roomse Rijk en de Nederlanden. Tegen 1200 was de verering van de heilige Nicolaas in Europa alomtegenwoordig. In West-Europa kreeg deze verering hierna steeds meer een volks karakter, terwijl zij in Oost-Europa voor alles kerkelijk en sacraal bleef.


Viering in de middeleeuwen

Sinterklaas verkeerde niet altijd in hetzelfde gezelschap. In de middeleeuwen, bijvoorbeeld, hoorde het Sinterklaasfeest tot de feesten en riten van de ‘omgekeerde wereld’, zoals carnaval. Op 28 december (dag van de onnozele kinderen) kregen kinderen het voor het zeggen. Eén kind werd verkozen tot kind-bisschop. De kind-bisschop kreeg het gezelschap van kinderen die verkleed waren als duivels, vaak met zwartgemaakt gezicht. Lange tijd circuleerden heel wat andere benamingen voor de duivel, zoals Zwarte en Zwarte Pieter (schwarze Peter), Ruprecht, Pieterman en variaties op Beëlzebub, zoals Bugaboo en Bullebak, die voortleven als boeman. In de late middeleeuwen zouden moeders hun kinderen bang hebben gemaakt met de Zwarte Man, die de duivel zouden zijn. Elders in Europa komen er nog Sinterklaasfiguren voor die worden bijgestaan door demonen. In Oostenrijk is dat bijvoorbeeld Krampus, in Duitsland Ruprecht... Die figuren hebben zwartgemaakte gezichten en dragen duivelsmaskers.

In Alpengebieden verschijnt de Sint vaak met een groep duivelse figuren die hij met moeite onder controle weet te houden. Ze maken de kleinen bang en jagen achter de jonge meiden aan. Ze worden Krampus genoemd. Dit ensemble dook in Beieren op.



In de middeleeuwen werd op Duitse en noordfranse kloosterscholen het Sint-Nicolaasfeest gevierd. Tijdens een mirakelspel 'verscheen' de heilige voor de kinderen, en hij beloonde de ijverige leerlingen en vermaande de luie. De Sint-Nicolaasviering liep van ca. 1300 tot ca. 1600 samen met het kinderbisschopsspel. Op 6 december werd in die tijd een kinderbisschop met aanhang gekozen. Zij werden tot 28 december (Onnozele Kinderen, herdenking van de door Herodes bevolen moord op de kinderen van Bethlehem na de geboorte van Jezus) van voedsel en geschenken voorzien. Andere kinderen kregen geld en een vrije dag om op 6 december feest te kunnen vieren.


Jan Schenkman

De moderne vorm van het Nederlandse sinterklaasfeest met aankomst per stoomboot en met als hulp Zwarte Piet, komt waarschijnlijk voort uit het prentenboekje Sint Nikolaas en zijn knecht (1850). De Amsterdamse onderwijzer en volksdichter Jan Schenkman (1806–1863, Nomen est Omen) beschrijft daarin belangrijke elementen van de traditie in tekst op rijm en met gekleurde tekeningen van taferelen. In dezelfde periode begint de Sint ook als persoon te verschijnen. Daarvoor was zijn aanwezigheid vooral magisch van aard.


Regionaal kreeg de hulp van Sinterklaas in de loop der tijd verschillende namen, zoals Jan de Knecht, Trappadoeli, Nicodemus, Assiepan, Sabbas, Hans Moef, Pikkie, Robbert, Krik-krak, Micheltje, Hansje van Vese (of Hansje van Kese) en Jacques Jour (of Sjaak Sjoor). In 1895 was de naam Zwarte Piet ook al gangbaar.


Voor de leeuwen

Ik was nog jong, te jong, toen ik voor het eerst als Sinterklaas naar buiten trad, samen met een groepje lotgenoten die er al net zo belabberd en betabberd bij liepen als ik. Eind jaren zestig. Wij waren afgekomen op een advertentie van de Utrechtse Studenten Arbeidsbemiddeling waarin een bijzondere job werd aangeboden: sinterklazen. De adressen kregen wij aangereikt. De aankleding was ronduit armoedig. Het ergste was de pruik. Die zat met nietjes aan de mijter bevestigd. Na verloop van tijd begonnen de nietjes door de hoofdhuid de schedel binnen te dringen. Het gevaar van hersenvliespenetratie was volgens een vriendje dat medicijnen studeerde en had gekozen voor de rol van Zwarte Piet (ik sprak hem aan als Micheltje) geenszins denkbeeldig. Hij had de beschikking over een klein autootje (Fiat?) waarmee we door Utrecht crosten. Omdat ik niet ten overstaan van een schoolplein vol dolzinnige kinderen kon uitstappen om vervolgens mijn mijter met pruik op te zetten, moest ik wel met de mijter op vervoerd worden om integraal te kunnen uitstappen. Ik plus mijter ruim meer dan twee meter was gedwongen om half liggend op het achterbankje plaats te nemen met de benen over de bijrijdersstoel. De staf stak door het raampje naar buiten. Na enkele dagen kreeg ik wat handigheid in het waardig naar buiten rollen. Als we onderweg door een stoplicht werden opgehouden kon het gebeuren dat er een auto met kindertjes naast ons stopte. De ontzetting op hun gezichtjes als ze zagen dat de Sint er beroerd aan toe was, ben ik nooit vergeten.


Ook toen ik later bij TNO de mij op het lijf geschreven rol weer oppakte, vele jaren met veel voldoening, ging het ook niet altijd vanzelf. Zo had de personeelsvereniging op een zeker moment besloten dat de Sint aan een nieuwe outfit toe was. Vol trots kwamen ze hun aankoop tonen. Ik toonde me uiteraard dankbaar maar ontdekte thuis dat ook nu de aankleding niet ideaal was. Een goedkoop setje van een Delftse groothandel. De albe, het witte onderkleed, kwam ongeveer tot mijn knieën en de mijter was veel te klein. Die stond wiebelend boven op mijn hoofd en viel er bij de lichtste beweging van af. Het dreigde een balanceer-act te worden. Paniek. Mijn lieve moedertje, die nooit voor een gat te vangen was, een multi-fixer, zij moest me redden. En dat deed ze ook. De albe werd verlengd met een brede strook en een godsvruchtige bies en de mijter werd geheel gesloopt om er aan beide zijden spieën in te zetten. Gaan! Elk jaar weer een groot feest.


Toen er in mijn woonplaats plotseling een Sint uitviel werd dat mijn nieuwe werkterrein. Tot de dag van gisteren. Alles bij elkaar toch gauw een halve eeuw.


Gerard van de Schootbrugge, 15 december 2024

m

2024. Winkelcentrum Nieuw Sloten, Amsterdam. De Sint laat zich graag even zien in de oliebollenkraam. Voor alle kindertjes was er die middag een heerlijke oliebol.