Gerard van de Schootbrugge & Espunt
Kort verhaal, 21 januari 2016
Een teken van leven
N. 21 januari 2016.
Beste G.,
Het is al weer enige tijd geleden dat je van mij een levensteken ontving. Om deze nalatigheid enigszins te compenseren wil ik je enkele gedachten voorleggen over juist dit thema: het teken van leven. En ik heb zowaar ook nog een persoonlijke aanleiding. Schrik niet: mijn pink. Ik kom daar uiteraard op terug, maar laat ik beginnen met een andere jeugdherinnering.
Toen ik voor het eerst in Parijs was, viel me op dat daar geen enkele auto zonder kras of deuk rondreed. Nadat ik had gezien met welke doodsverachting de Parijzenaar de reusachtige rotondes nam die zo karakteristiek zijn voor zijn stad, en met welk zelfvertrouwen hij/zij parkeerde op plekken die net te krap waren, was duidelijk dat het Lelijke Eendje heel wat te verduren had. Dat Eendje werd in hoog tempo lelijker leek mij. Maar dat was bij nader inzien misschien toch wat te kort door de bocht. Er was zeker sprake van schade. Maar dan wel omdat er geleefd werd, of beter, omdat er geleefd moest worden. En deze levenstekenen werden niet verdonkeremaand. Misschien omdat daar geen beginnen aan was, maar vermoedelijk ook omdat men op een bepaalde manier trots was op zijn littekens. Ze getuigden op zijn minst van levensmoed en misschien wel van levensvreugde. Want echt leven betekent schade. Aan lijf en goed. Zo zie ik het.
Het litteken als getuigenis, als bewijs. Natuurvolkeren die de beschermende hand van de moderniteit ontberen, leiden een risicovol bestaan. Let wel, ik schrijf dus niet een treurig bestaan. Maar wel een bestaan dat niet zonder kleerscheuren verloopt. Als je niet tegen een stootje kan, heb je bij zo’n natuurvolk niks te zoeken. Bij het binnentreden van de volwassenheid moeten jonge mannen laten zien de pijn van het leven te kunnen verdragen. Het felbegeerde toegangsbewijs is afgestempeld met blijvende littekens. Als oude man moet ik voorzichtig zijn, maar ik heb de stellige indruk dat onze jeugd bang is voor de volwassenheid. Misschien een reden te meer om toch maar weer eens een overgangsritueel te bedenken. Je moet ze toch een keer het nest uit duwen. Ook om die reden missen we die goeie, ouwe dienstplicht.
Goede vriend,
Je zult het niet geloven, maar deze en andere gedachten overvielen mij toen ik onlangs de pink van mijn rechterhand lelijk bezeerde. Het lijkt klein leed, maar voor mij toch van betekenis. Ik zal het proberen uit te leggen.
Ook mijn leven heeft littekens opgeleverd waar ik een zekere trots aan ontleen. Omdat ze het gevolg zijn van een bepaalde mate van onverschrokkenheid. Als het zo uitkomt maak ik er wel eens een opmerking over. Een beetje terloops, je kent dat wel. Ik merk dan dat ik bij omstanders duidelijk een snaar raak. Het gaat om twee kwetsuren, beide opgelopen tijdens het voetballen. En ook nog allebei door een val op een bevroren ondergrond. Het gebroken sleutelbeen, dat zich uiteindelijk volgens een geheel nieuw ontwerp heeft herpakt, openbaart zich sindsdien in een afhangende schouder. Om je niet te bedelven onder mijn leed, laat ik dat even voor wat het is. Het gaat me nu om de pink.
Ik denk dat ik een jaar of tien was. Het had gevroren en ik moest keepen. Niet mijn favoriete positie. De hobbels op het grasveldje waren keihard. In een ultieme poging om een doelpunt te voorkomen ging ik, inclusief mijn pink, gestrekt naar de hoek. Mijn pink stootte tegen een pol en ik kwam er achteraan. Het gevolg was een pink die de helft kleiner was dan de pink van mijn andere hand. Kortom, kleine pink grote pijn.
Maar omdat Winnetou en Witte Veder, jou niet onbekend, ook nooit een kik gaven, klom ik met de kiezen op elkaar bij mijn moeder achterop de fiets om behandeld te worden. De EHBO-arts was een vriendelijke man die me opdroeg even de andere kant op te kijken waarna hij volkomen onverwacht een flinke ruk aan mijn pink gaf. Ik hoorde een soort plok, waarna de kundige pinkentrekker zei: ‘Et voilà, daar is ie weer, le petit prince’. Ik stelde opgelucht vast dat de pink inderdaad weer aan de maat was. De pink was, zo verklaarde de arts, uit de kom geschoten en het bovenste deel was over het onderste kootje geschoven. Een korte ruk was voldoende.
Tot mijn grote geluk herstelde de pink en bleef hij de rest van mijn leven twee keer zo dik als de andere pink. Door de pinken naast elkaar te houden kon ik laten zien welk leed mij ooit te beurt was gevallen. Een mooi litteken waar ik veel plezier van heb gehad. Totdat ik een maand geleden de koelkast opende en een fles naar buiten zag glijden. In een reflex schoot ik toe om groter onheil te voorkomen. Daarbij stootte ik met mijn pink, echt geloof me, heel hard tegen een plateautje in de koelkast. Sindsdien is de pink extra dik, pijnlijk en opvallend stijf.
Ik kan je verzekeren dat ik nog steeds niet helemaal gewend ben aan de stand van de pink: in alle gevallen recht vooruit. Het heeft iets verwijfds, alsof ik de hele dag oefen voor de high tea. De opgestoken duim heeft een eigen smoel, de opgeheven wijsvinger heeft ook karakter, de opgestoken middelvinger, daar kun je evenmin omheen, de ringvinger is van nature een sukkelaar, en het kleine ding in erecte staat, dat is eigenlijk twee keer niks. Je begrijpt dat zo’n pink alleen met een goed verhaal toegevoegde waarde heeft. Maar voor nu even genoeg pink. Even genoeg lidteken. Terug naar het litteken.
Wij van de moderniteit willen natuurlijk ook graag moedig gevonden worden, want zo modern zijn we nu ook weer niet. Maar het moet wel leuk blijven. De meeste littekens komen tegenwoordig dan ook uit de tattooshop. En als we weer buiten staan, hopen we maar dat de rest van de wereld niet door heeft dat wij geen veelbelovende jonge Mohawk of Maori zijn, maar Koos Grotebroek op weg naar een internetdate.
In mijn jeugd was de tattoo nog iets van zeelui (ankertjes) en penoze (draakjes of doodskoppies) en had het verschijnsel iets duisters. Voor deze groepen was de tattoo meer een verwijzing naar echt leed. Zo’n ankertje ging vaak samen met primitieve kunstledematen van hout of gietijzer. En het vuurspuwende draakje kon je niet los zien van heftig etterende striemen op de rug en de bips op plekken waar ooit woedende politieknuppels waren neergekomen. Uitgesproken gruwelijk waren in die tijd de kampnummers waarmee de overlevenden van de nazi’s terugkwamen. En weet je dat het nu een soort rage schijnt te zijn onder Joodse kids? Om een Holocaust-statement te maken.
Beste G.,
Je zult het met mij eens zijn dat topvoetballers ons voorgaan in deze opmerkelijke tattootrend. Soms lijkt het dat het full color, onderhuids opsieren van lijf en leden meer aandacht krijgt dan het verzorgd uitverdedigen. Wij hebben nog de tijd meegemaakt dat de moed van een voetballer, niet opvallend maar wel ontroerend, afgemeten werd aan het aantal stifttanden dat hij vóór de wedstrijd ter bewaring inleverde bij de assistent-coach. Deze helden konden na de wedstrijd vaak geen woord uitbrengen.
Eerder nog zag je in Hilversum de legendarische spelers uit een verder verleden van ooit befaamde verenigingen als Hilversum en ’t Gooi (weet je nog dat Rinus Schaap daar in speelde) door het dorp rijden op een fiets met één niet-meedraaiende trapper waar de stijve poot op rustte. Wij leerden al jong dat het hier om een voetbalknietje ging, het onweerlegbare bewijs van moed en eeuwigdurende clubliefde. Het voetbalknietje was volgens ons het hoogste dat je in het voetbal kon bereiken. Daar droomden wij van. Weet je nog dat wij voor de lol wel eens een partijtje speelden waarbij wij het rechterbeen en de tegenpartij het linkerbeen niet mocht buigen? Om te voelen hoe het leven ooit zou worden. Mijn stijve pink is van een andere orde, maar kwam voor mijn gevoel toch in de buurt.
Tja, dat is allemaal verleden tijd. Het is tegenwoordig een en al hedonisme, sorry dat ik het zeg. Het verbaast mij niets dat de voetballer van vandaag in een decadent alternatief vlucht. Het begon met de linkerarm. Intussen is ook de rechterarm ingevuld met Keltische en Germaanse symbolen en motieven. Nu moet de rug er aan geloven, let op mijn woorden. En dat biedt kansen. Ik zie je fronsen, maar geloof me, dit is het moment om stappen te zetten. Als we nou eens invoerden dat elke jeugdspeler op zijn zestiende het shirt van zijn dorpscluppie op zijn bovenlijf getatoeëerd krijgt. Wat mij betreft ook gelijk de broek en de kousen, maar dat gaat de FIFA misschien iets te snel.
Als dan ook nog verplicht wordt dat je vanaf dat overgangsmoment in je blote bast moet aantreden (trekt een heel nieuw publiek), zijn we in één keer van die slavenhandel af waar ze de politiek correcte term transfersysteem voor hebben bedacht. Je hebt immers een shirt voor het leven! Zo wordt de tattoo weer opgenomen in een rite-de-passage en kan ook de dorpsclub weer kampioen van Nederland worden als er toevallig een Kick Wilstra geboren wordt (gemiddeld eens in de vijftig jaar). Wat dacht je daar van?
Maar ook hier past een vrolijke noot. Over enkele decennia gaan al die voormalige toppers opbollen, rimpelen, krom lopen en uitzakken. De tattoos zullen een lachspiegeleffect gaan opleveren. En velen zullen namen van gold diggers met zich meedragen waar ze liever niet meer aan herinnerd worden. Maar ze zijn wel voor het leven getekend! Ze slepen deals mee. Ze mogen hopen dat ze daar niet op enig moment nog eens aan herinnerd worden.
Bij documenten maakt de geheime dienst bepaalde passages zwart als ze te vertrouwelijk zijn. Dat gaat met die tweedehands stripfiguren waarschijnlijk ook gebeuren. Mijn kleinkinderen zullen de oude voetbalhelden niet meer herkennen aan hun stijve knie, of eventueel hun stijve pink, maar aan hun egaal ingekleurde lijven. Kijk opa, daar gaat een beroemde voetballer. En inderdaad, pikzwart met blauwe ogen en dunne lippen, dat moet er één zijn.
De blanke sterren van weleer zullen dan, als ze nog eens een veteranenwedstrijdje spelen voor een goed doel (dus niet hun eigen doel), aan den lijve ervaren wat het betekent als ze vanwege hun regenboogvoorkomen worden aangemoedigd met oerwoudgeluiden (bruin/zwart), pingpong-geluiden (rood/geel), blING-blING (oranje), avatargeluiden (blauw), geloei (groen) of sissende geluiden (infrarood). Of toch strompelend uit de kast komen.
Zoals je weet ben ik zelf qua geluid al lang geleden bij Pink Floyd uitgekomen. Je begrijpt nu hopelijk waarom. Ik wens je een fijne wintersportvakantie en hoop gauw wat van je te horen,
Zoals als altijd je toegenegen E.
Espunt, 21 januari 2016
...................................................................................................................................................................................................................................................................................................................
Kort verhaal, 1 februari 2016
Het Leven van Teken
Beste E.,
Ontzettend bedankt voor jouw brief van 21 januari j.l. Een teken van leven, noemde je het met de van jou bekende bescheidenheid. Maar dit Teken van Leven was zo’n verrassing voor me dat het me gepast leek hier hoofdletters te gebruiken. Zoveel passie, zoveel gevoel en ook zoveel diepgang. Wat is er met je gebeurd, man? Ik ben gewend aan een onregelmatig langsklingelend kattebelletje (niks verkeerd mee, begrijp me goed) waarin je meedeelt dat je met al weer een nieuw gebrek de behandelkamer van al weer een nieuwe specialist hebt verlaten (om mij te helpen voeg je dan, heel attent, ook altijd een lijstje toe van alle gebreken die je al had verzameld).
Verder laat je steevast weten dat je plannen om te verhuizen nog even zijn uitgesteld omdat er weer een kleinkind is geboren. En dan als derde de terugkerende ontboezeming dat je blij bent dat je nog gebruik hebt kunnen maken van de VUT omdat je oude werkgever intussen is overgenomen door een Amerikaan die onmiddellijk 90% van de overhead eruit heeft gesneden, wat me in het algemeen overigens zeer verstandig lijkt.
Uiteraard strooi je door deze vaste agendapunten wat hartelijkheden, maar genoemde punten vormen toch wel de essentie van de berichten die ik het afgelopen jaar van je mocht ontvangen.
En dan nu ineens jouw laatste brief. Wil je wel weten dat ik bijna schrok? Watskeburt? Ik wil niet lullig doen en ik verdenk je ook niet van valsheid in geschrifte. Maar ik moest onwillekeurig even denken aan de mogelijkheid dat je een ghostwriter hebt ingehuurd. Sinds de uitbraak van het communicatieadviseurschap, de epidemie van het journalistendom zonder baan en de tsunami van het schrijverschap zonder inspiratie (een giftige coctail) zijn er op grote schaal zzp-ers (zchrijvers zonder poen) op het toneel verschenen die tegen een hongervergoeding per woord bereid zijn een wervende tekst af te scheiden. Nogmaals, het speelde alleen even door mijn hoofd. Ik kan me er echt niks bij voorstellen. Hoewel, er is nu ook een racefiets met een binnenboordmotortje ontdekt.
Maar,... maar mocht het onverhoopt toch het geval zijn geweest, geef het dan in godsnaam toe. We hebben allemaal onze zwakke momenten. Ik zal begrip tonen en vergeving schenken. Begrip omdat ik weet dat je altijd moeite hebt gehad met mijn succes als schrijver. Vergeving omdat wij hiertoe van jongs af aan opgeroepen zijn door Onze Moeder de Heilige Kerk. Terzijde, weet je nog hoe we in een ver verleden, toen onze geslachtsrijpheid blasfeministische (niet herkend door de spellingschecker!) vormen begon aan te nemen, vaak spraken van The Holy Jerk?
Maar nu weer even serieus: mocht ik er bij toeval achter komen dat je bij jouw laatste brief substantiële en ook nog betaalde assistentie hebt gekregen, dan zullen de gevolgen voor onze relatie dramatisch zijn. Ik ga nu gewoon even afwachten hoe de volgende brieven er uit zien. Weet je je niveau te handhaven dan moet ik accepteren dat je een lang verborgen talent hebt weten aan te boren. Dat zich in jouw brein een spirituele en intellectuele quantumsprong heeft voorgedaan. Want de vergoeding per woord kan dan wel redelijk zijn, na een paar brieven spoelen de kosten je toch over de boord. Kak je straks weer in naar je oude niveau, worden het briljante maar heel korte berichtjes (lekker goedkoop) of, nog erger, stopt onze briefwisseling nu abrupt, dan zal ik daaruit mijn conclusie trekken. Tot zolang kan ik je alleen maar gelukwensen. De knal waarmee je door de taalbarrière bent gegaan, was hier in H. in ieder geval duidelijk te horen. Hoe dit heeft kunnen gebeuren wil ik dan wel een keer van je vernemen. Voorlopig houd ik het op een cursus mindfulness. Maar dat is niet meer dan een educated guess. Dus: laat een jeugdvriend niet langer in onzekerheid, zeg me dat het niet zo is….
Nu tijd voor wat anders. Minstens zo vrolijk.
Ik weet dat jij je ook nogal opwindt over al die profiteurs die er op uit zijn de zuur verdiende centjes en spulletjes van een ander te pakken te krijgen. Misschien ligt het aan mijn leeftijd of wijst het op prostaatklachten, maar ik kan er zo langzamerhand niet meer tegen. Ik heb een sterk gevoel dat er zoveel wordt gefraudeerd, opgelicht, vervalst, afgeperst, weggesluisd, doorgetrokken, omgekocht, gestolen en geroofd, dat het Vadertje Staat, die geacht wordt ons te beschermen, een beetje te veel begint te worden.
Hoeveel vertrouwen hebben we nog in politie en justitie? De criminaliteit neemt af, krijgen we te horen. Niemand die het gelooft. Er worden eenvoudig weg geen aangiften meer gedaan en dan gaat het vanzelf beter. Zo kun je de statistieken ook de goede kant op krijgen. Is er nog iemand die de diefstal van een fiets aangeeft? Of van een mobieltje, of van wat dan ook? Als we het eigendom waardevol genoeg vinden, verzekeren we het. En als het even kan lichten we de verzekering ook nog op. En zo lang de klanten niet beginnen te piepen over de oplopende verzekeringspremies, zal het die verzekeringsmeneer ook een rotzorg zijn.
Of er nog daders gepakt worden interesseert ons niet meer. Ja, die ontstellende lafaards die oude van dagen overvallen of oplichten, daar kunnen we ons nog over opwinden, maar de rest? Als er van hoog tot laag gegraaid, genaaid en gedraaid wordt, moet oom agent daar dan een punt van maken? Als crimineel gedrag te massaal wordt, verklaren we het tot normaal en mag de minister van Justitie (hier heet hij Bonne Bonnema) gewoon blijven zitten.
Beetje cynisch? Beetje pessimistisch? Tja, misschien moeten we eindelijk maar eens leren deze ellende door een andere bril te bekijken. Niet door de bril van de ethicus maar door die van de bioloog. Als we nou eens accepteren dat wij ook maar dieren zijn en dat er in de natuur een groep sukkels is die met veel moeite zijn kostje bij elkaar moeten harken (lees grazen of knabbelen), en een hele hoop andere die proberen daar op de meest voordelige manier een graantje van mee te pikken: de profiteurs. De parasieten. En in zekere zin ook de jachtdieren. Een competitie die al miljarden jaren voortduurt en die, let wel!, de evolutie aanjaagt.
Dat levert toch een heel nieuw plaatje, vind je niet? Want die parasieten en jagers hebben ervoor gezorgd dat wij nu brieven met elkaar zitten te schrijven. Ik zeg niet dat dat vooruitgang is, maar het houdt de zaak wel in beweging. Heb je het zo wel eens bekeken? Ruim denken, dat kan nooit kwaad goede vriend. Maar er zijn natuurlijk grenzen. Er bestaan verlichte zielen die betwisten dat wij Nederlanders een zeker recht hebben op het stukje aardbol dat Nederland heet. M.a.w., iedereen zou zich hier moeten kunnen vestigen. Een deel van dat stukje land bevindt zich echter binnenskamers. Daar trekken wij ons terug als we niet gestoord willen worden (bv. omdat we een brief willen schrijven).
Ik stel me voor dat genoemde verlichte zielen ook dit ommuurde deel van Nederland graag met de rest van de mensheid willen delen. Hoe verlicht kun je zijn?
Ik zat een paar maanden geleden met L. op het terras van een snackbar in Garderen. Zoals je weet hebben we daar in de buurt een huisje van waaruit ik het bos in trek op zoek naar paddenstoelen. Een hobby waar ik tot voor kort veel plezier aan beleefde maar die steeds meer als een last begint te voelen. Een last die alles te maken heeft met het risico van tekenbeten. Als ik op jacht ga, smeekt L. me om op het rechte pad te blijven. Maar ja, het is natuurlijk net als met Roodkapje, verderop staan vast nog mooiere of meer exotische exemplaren en kijk, wat zie ik daar? Enzovoort.
Je moet wel een stalen zelfbeheersing hebben en eigenlijk alleen geïnteresseerd zijn in wandelpaddenstoelen, wil je niet zo nu en dan van het rechte pad afdwalen. En dan raak je op gevaarlijk terrein. Op het terrein van de hertenteek (soms ook schapenteek) die op het puntje van zijn stoel, in dit geval een grasspriet, klaar zit om over te stappen op een langs schampend zoogdier. En geloof het of niet, maar dat zoogdier schijnt onze hertenteek te herkennen aan een verhoogde CO2-concentratie. Ja jongen, dat broeikasverhaal duikt overal op!
Wij bespraken, onder het wegknabbelen van wat friet in combinatie met een nassischijf, ook niet geheel zonder gevaar, de mogelijkheden om het tekenrisico te beperken zonder dat we in de gaten hadden dat aan een belendend tafeltje enige lieden vol aandacht zaten mee te luisteren. Dat bleek toen een dame van middelbare leeftijd zich in ons gesprek binnendrong met de mededeling dat zij voorzitster was van de patiëntenvereniging van de lijders aan de ziekte van Lyme.
Zij bekende eerlijk dat ze iets had opgevangen van ons gesprek en hoewel we geen lid van haar vereniging waren, voelde zij het toch als haar plicht om ons nader te informeren. Het ging niet goed met Lyme, het aantal tekenslachtoffers begon apocalyptische vormen aan te nemen en de overheid, zeg maar Vadertje Staat, maar ook de gezondheidszorg schoten ernstig te kort. Tijdens haar betoog dook ze regelmatig in haar rugzak om daar weer een nieuw strooifoldertje uit te halen waarin weer een nieuw aspect van het Leven van Teken werd beschreven. Wat zijn teken? Hoe leven ze? Hoe kun je ze herkennen? Waar zitten ze? Welke ziektes dragen ze over? Steeds meer volgens de voorzitster. Hoe vermijd je ze? Hoe verwijder je ze? Wanneer ben je ziek? Hoe kan de ziekte zich uiten? Het hield niet op en L. stond op het punt om ons huisje te koop aan te bieden.
Het Leven van Teken gaat zoals het gaat. De evolutie heeft dat zo laten ontstaan. De teek, de hertenteek noch de schapenteek, kan daar iets aan veranderen. En ook de Borrelia die Lyme veroorzaakt kan niet anders dan het spel meespelen.Waarom we er vroeger nooit over hoorden? Omdat er vroeger niet zoveel herten in het bos rondliepen. De oplossing leek me voor de hand te liggen: afschieten die handel. Hard tegen hard. Wij tegen zij.
Blijkbaar riep ik het iets te hard want van een tafeltje aan de andere kant stond een dame van middelbare leeftijd op, een buitentype, met een grote verzameling strooifolders over het hert als verrijking van het Veluwse biotoop. Wat heb ik met het Leven van Teken te maken, sprak de voorzitster van de Vereniging tot Behoud van de Eenhoevigen. Laten we blij zijn dat er weer ooievaars, kikkers en eenhoevigen zijn, voegde ze er in een vlaag van vooruitgangsgeloof aan toe.
Wij hebben de dames aan hun wederzijdse lot overgelaten. Ik heb een astronautenpak gedrenkt in DEET aangeschaft. Niet ideaal omdat het vizier voortdurend aan de binnenkant beslaat wat het zicht op bijzondere paddenstoelen belemmert. Maar iedere avond door je partner met een zaklantaarn geïnspecteerd worden alsof je een bolletjessmokkelaar bent, is ook niet alles. Met zo’n pak kun je rustig op Mars rondlopen. Er komt geen teek doorheen. Alles is misschien wel evolutie, maar evolutie is niet alles. Dat bewijst de mens telkens weer. Hoewel? En als het om de teek gaat heeft Elon Musk natuurlijk wel een punt. Op Mars kun je rustig in je blote kont rondlopen. Geen teek te zien. Maar ja, dan ga je weer aan wat anders dood. Ideaal zal het nooit worden. Gelukkig maar, want dan zal de inspiratie voor de eenvoudige brievenschrijver snel opdrogen.
Ik groet je, ook namens L,
En ben zeer benieuwd naar je volgende Teken van Leven,
Je toegenegen G.