Chateau de la Mothe-Chandeniers


Een van de locaties waar de Hollandse Club elkaar ontmoet, A la Pause Rabelaisienne, in Chinon waar Rainer de scepter zwaait.




1.

Chinon is een klein en oud stadje. Het ligt aan de Vienne, een zijrivier van de Loire. Zoals veel Franse stadjes heeft ook Chinon moeite om overeind te blijven. De bekende supergrutter LeClerc heeft overal de kleine, binnenstadse middenstand doeltreffend leeggezogen. Geen verwijt aan Leclerc, wel aan de Franse politici.


Chinon moet het hebben van zijn wijn, van zijn historie, lees toerisme, en van de buitenlanders die zich in de prachtige streek een onderkomen kunnen veroorloven.


Onder die buitenlanders flink wat Hollanders die samen optrekken, samen golfen en samen komen bij Rainer. Rainer zelf is ook een buitenlander, maar dan van de Duitse variant. Vele jaren geleden is hij op de hoek van Place du General de Gaulle en de Rue Voltaire een goedlopend etablissement begonnen. Het draagt de indrukwekkende naam: A la Pause Rabelaisienne. Rabelais is in deze streek, in Chinon, en ook in dit relaas, nooit ver weg.

 

Wij zijn gisteren met een tweeledig doel in Chinon gearriveerd: onze goede vriend T. een handje helpen met het onderhoud van zijn buitenlandse vastgoed en onszelf een beetje vermaken. En geloof me maar, dat is in dit plezierige deel van Frankrijk niet zo moeilijk. Voor vandaag was een bezoek aan Rainer gepland om wat oude kennissen te ontmoeten. Gemma en ik behoren tot de periferie van de locale Communauté Hollandaise. Eens in de zoveel jaar treffen we ze bij Rainer of op een vergelijkbare Rosé-overgoten plek. Dan scannen we onopvallend het verval in de groep in de wetenschap dat zij hetzelfde met ons doen. ’s Avonds, als wij ons ter ruste hebben begeven, wisselen we de meest opvallende indrukken uit en slapen dan tevreden in.


Op het terras genieten we van Rainer, van de lente en van de grote en kleine geheimen die over de tafel gaan. De omelette super complète en de onbeperkte toegang tot de beroemde Chinonwijnen zorgen al snel voor een gezellige en open gedachtewisseling. Naast de landgenoten die niet aanwezig zijn, komt ook het liefdesleven van Rainer aan bod. Interesse is er verder voor de eigendomsverhoudingen op het pleintje. De conclusie is dat dit stukje van de Place du General de Gaulle eigenlijk maar één eigenaar kent.


Midden in het gesprek springt T. plots op en schiet een passerende jongeman aan. Even is er contact. Daarna keert T. terug op zijn schreden en neemt wat verongelijkt weer plaats achter zijn ommelette. De jongeman groet ons gezelschap met een hoofdknik en loopt door.


‘Kennen jullie K?’ vraagt T. terwijl hij nog eens inschenkt.


Als er niet direct een reactie komt, vervolgt hij:

‘Hij is betrokken bij dat project om Chateau de la Mothe-Chandeniers te redden. Ik heb hem gevraagd of hij niet een bezichtiging voor ons kan regelen. Het moet daar een nogal bizarre vertoning zijn.’


‘Wat heb je afgesproken,’ wil ik weten.


‘Eerlijk gezegd niks. Hij was niet erg happig,’ zegt T. terwijl hij uit zijn binnenzak een pagina uit De Telegraaf tevoorschijn tovert. Bij sommigen begint nu wat te dagen. Zoals bij Gemma en mij. Wij krijgen maar zelden een Telegraaf onder ogen, maar deze pagina komt ons gek genoeg zeer bekend voor.


‘Kijk nou,’ houdt Gemma mij voor, ‘is dat niet toevallig. Dat is het verhaal dat ik je laatst in Garderen heb laten zien.’


Ik herken het artikel. Inderdaad curieus. Ga maar na. Op 11 april scoren wij in Garderen een patatje. In afwachting van onze traktatie pakt Gemma een krant. De Telegraaf, er is geen keus. En dan stuit ze op een paginagroot verhaal over een Frans kasteel dat van de ondergang moet worden gered. En in dat verhaal komt ook onze architect K. voor. Voor ons een volstrekt onbekende.


‘Onze vriend heeft sinds enige tijd een kantoor hier om de hoek,’ zegt T. ‘En hij heeft volgens mij een zwak voor mijn dochter.’


Chateau de la Mothe-Chandeniers. Hoe spooky en mooi wil je het hebben?

 


‘Ik vrees dat ze voorlopig geen behoefte hebben aan pottenkijkers,’ zegt F., de GVR van het gezelschap.

‘Het is daar allemaal nogal bouwvallig. Weet je dat ik graag mee had gedaan met die crowd funding actie. Je kon voor 50 euro mede-eigenaar worden. Maar ik hoorde het te laat. De inschrijving was gesloten. Ze gingen voor een bedrag van 500.000 euro. Dat bedrag hadden ze verdomd vlug bij elkaar, 40 dagen. Uiteindelijk hebben ze 1,6 miljoen opgehaald. Er zijn nu wereldwijd circa 25.000 eigenaren. Volgens sommigen de grootste crowd fundingactie van Europa, misschien wel ter wereld.’


 ‘En wat moet er met dat geld gebeuren?’ wil ik weten.


Volgens F. is dat allemaal nog niet duidelijk. Belangrijk is wel dat het zo snel mogelijk veilig wordt voor bezoekers. Die moeten over een paar jaar voor flink wat inkomsten gaan zorgen. De verwaarloosde ruïne is in de loop van de tijd getransformeerd in een soort Doornroosjekasteel. Geheel overwoekerd. Sommigen willen die symbiose van architectuur en natuur in stand houden. Het is ook een geweldige plek voor filmopnames. En voor allerlei culturele manifestaties.


‘Maar ik snap wel dat K. nog wat terughoudend is om daar nu al zo maar met een groep Hollanders te gaan rondstappen,’ voegt F. er aan toe.


‘Er is ook nog een kleine complicatie,’ zegt T. ‘Volgens onze architect wordt het hele gebied scherp in de gaten gehouden en zwaar verdedigd.' Hij lachte er nogal vreemd bij. Ik weet niet of hij serieus was.

 

2.


Gemma in een oude, opengeknipte kussensloop van T. Een noodoplossing die niet te lang moet duren. De bezorgde blik van Espunt spreekt boekdelen, maar voor een ijsje kun je hem altijd wakker maken.

 



Na een dag flink kwasten ziet de voorzijde van T’s Franse bezit er al weer een stuk beter uit. Zo transformeer je vastgoed in witgoed. Op schootsafstand van het beroemde Chateau de Chinon, waar de top van de Tempeliers in 1307 werd aangeklaagd voor ketterij (waarschijnlijk een opzetje van Philips de Schone) om kort daarna op de brandstapel te eindigen. Hetzelfde lot trof ruim een eeuw later Jeanne d’Arc nadat ze eerder in hetzelfde Chateau de Chinon in 1429 haar steun had aangeboden aan de Franse kroonprins, de latere Karel VII, in de strijd tegen de Engelsen. In zo’n omgeving vol drama verdient een woning volgens T. extra zorg, te meer als je buurman burgemeester van Chinon is.


Na onze geslaagde witwasoperatie is het tijd voor een uitstapje. Uiteraard naar Chateau de la Mothe-Chandeniers. We willen wel eens zien wat er waar is van al die mooie verhalen. De plaatjes op internet zijn onmiskenbaar spectaculair. Net als het filmpje dat in 2016 met een drone is gemaakt. Het ging op internet viral en heeft flink bijgedragen aan het succes van de grote inzameling. Het kasteel zou je een Franse variant op de tuinen van Mien Ruys kunnen noemen. Een staketsel van muren en torens maar vooral heel veel groen. Groen dat, niet gedwarsboomd door een tuinman, zich vrij heeft kunnen vestigen in, door en op het gebouw. Een pas-de-deux van grijs en groen. Een kasteel uit een sprookje.



Chateau de Vaugaudry, met een eigen halte van het locale spoorlijntje.

 



Voordat we Chinon uitrijden, wippen we nog snel even binnen bij de plaatselijke apotheker. Gemma heeft een vervelende blessure aan haar handen opgelopen. Van een oude sloop hebben we een mitella gefröbeld, maar die voldoet toch niet helemaal. Als de apotheker ons niet kan helpen rijden we met Gemma in de sloop Chinon uit.


We volgen de D759 en rijden een stukje langs een verlaten spoorlijn. Alleen het haltebord bij het Chateau de Vaugaudry, dat we in de verte zien liggen, ziet er nog goed verzorgd uit. Zo ging dat dus in Frankrijk. Ook lang na de revolutie had de (land)adel blijkbaar nog zo zijn kleine en grote privileges.


Bij Silo pakken we de D24, richting Les Trois-Moutiers. Kort daarna, bij Seuilly, wijst T. ons op een imposant bouwwerk, links van de weg: Chateau Le Coudray-Montpensier. Alleen die naam al. Dit kasteel staat er nog pront bij. Ik vind dat we even van de weg af moeten voor een nadere inspectie. Ik realiseer me dat we op deze manier natuurlijk nooit ons einddoel zullen bereiken, want je breekt je nek hier over al het moois. Maar de ambiance is te verleidelijk: het koninklijke goud van glooiende koolzaadpercelen waaruit het voornaamgrijze chateau oprijst. Daarboven de omlijsting van een koningsblauw uitspansel waarin zilverglanzende cumuluswolken voortdrijven. We rijden eerst nog even Seuilly in voor een mitella. Tevergeefs. Seuilly is te klein voor een mitella. Gemma moet het nog even met de opengeknipte sloop doen.

 

3.


Chateau Le Coudray-Montpensier

 



We hebben ons niet voorbereid op een bezoek aan Chateau Le Coudray-Montpensier. T. weet alleen dat het complex een hotel- en horecafunctie heeft. Je kunt er groots trouwen en mooie congressen organiseren. Als we bij de poort aankomen, blijkt dat de uitbaters het niet hebben gered. De poort is gesloten. Chateau Le Coudray-Montpensier is dood. Of misschien schijndood. Het stemt ons droevig.


Het verhaal gaat dat François Rabelais, die in het naburige Seuilly werd geboren, in zijn jeugd gefascineerd werd door dat machtige kasteel aan de horizon en het later opvoerde in Gargantua, zijn beroemdste werk. Het kasteel stamt uit het begin van de 15 de eeuw. Pierre de Bournan was de eerste bewoner. Ook in dit kasteel was Jeanne d’Arc in 1429 te gast.


Na eeuwen van uitbreiding, aanpassing, verfraaiing en verval, trekt in 1916 de Belgische schrijver Maurice Maeterlinck erin. Hij verkoopt het in 1930 aan de luchtvaartondernemer Pierre-Georges Latécoère die veel geld steekt in een grote restauratie. Het blijft een gevecht tegen de tijd en we weten hoe dat gevecht eindigt. Maar de nieuwe eigenaar Christian Feray wenst zich nog niet neer te leggen bij het onvermijdelijke. Hij gaat in 2005 aan de slag om het wegkwijnende kasteel te restaureren. In 2014 opent het zijn poorten en krijgt het de functie die T. nog voor ogen stond. Maar ook die episode is al weer afgesloten. Chateau Le Coudray-Montpensier rest niets anders dan wachten op een nieuwe kapitaalkrachtige redder. Of misschien wel een grote groep kleine geldschieters. Maar laten we niet op de zaken vooruit lopen. We maken een paar mooie plaatjes en gaan op weg naar onze hoofdbestemming, een stukje verderop: Chateau de la Mothe-Chandeniers.


Als we het bord Les Trois-Moutiers passeren zegt mijn goede vriend T.: ‘Enig idee wat dat betekent, Moutiers?’ Vrienden hebben onder meer de plicht om elkaar geestelijk zowel als lichamelijkj zo lang mogelijk fit te houden. Moutiers? Ik heb geen idee. Het is al weer een tijdje geleden dat ik voor het laatst in Frankrijk was. Ik weet zeker dat ik het toen ook niet had geweten en sindsdien is mijn beheersing van het Frans er niet beter op geworden. Ik wil me niet onmiddellijk gewonnen geven en zoek koortsachtig naar een aanknopingspunt. Ik kom niet verder dan het woord mouton. ‘De drie herders?’ opper ik zonder veel overtuiging. T. verlost me uit mijn onwetendheid. Het goede antwoord is: mosterdmaker. Weer wat geleerd.


Thuis toch nog even gecontroleerd. Een moutier is dus een munsterkerk. Een onderdeel van een klooster. Bij een volgend bezoek aan de streek zal ik hem erop wijzen dat moutier met moutarde al net zo weinig te maken heeft als met mouton. Maar over één ding zijn we het eens: we komen in de buurt van onze bestemming: Chateau de la Mothe-Chandeniers. De vraag is of we misschien in Les Trois-Moutiers kans maken op een mitella. Gemma klaagt over pijn in haar nek en wil van haar morsige sloop af. T. acht de kans op succes zo klein dat het hem gerechtvaardigd lijkt om met de sloop op weg te gaan naar Chateau de la Mothe-Chandeniers dat een stukje buiten Les Trois-Moutiers ligt.

 

4.


Zo troffen wij Chateau de la Mothe-Chandeniers aan. Links onder de lichtgroene CX die mogelijk aan K. toebehoorde.

 



Na wat zoeken stuiten we op een soort obelisk die midden op de weg staat. Een stukje verderop zien we wat bijgebouwen die bij het kasteel horen. We stoppen bij iets dat lijkt op een toegangsweg naar het kasteel. Maar een hekwerk belemmert ons de doorgang en struweel het zicht. De weg is geheel overwoekerd. De uitbundige begroeiing laat slechts een glimp van het bijzondere bouwwerk toe. Nogal teleurstellend maar wel in overeenstemming met de informatie op internet.


Ergens in deze jungle moet zich Chateau de la Mothe-Chandeniers bevinden, maar zonder een drone kom je hier niet ver. Mijn goede vriend T. heeft er recent een aangeschaft en ik krijg even een aanvechting om hem te wijzen op de matige voorbereiding van deze verkenning. Hij had kunnen weten dat dit een typisch drone-project was. Ik houd me in, ook al omdat Gemma ons met haar vrije arm attendeert op een knallend lichtgroen object, verderop in de jungle.


T. toont zich verheugd. Volgens hem is het de oude CX van onze architect, van K. Als die in de buurt is, en daar lijkt het op, dan zit er mogelijk toch nog een rondleiding in. Mij bekruipen intussen de twijfels, niet alleen wat betreft de rondleiding maar ook wat betreft de esthetische opvattingen van K. Is hij met zo’n kleur auto hier wel de juiste man op de juiste plaats?


T. gebiedt mij bij Gemma te blijven en dan zal hij proberen K. op te sporen. Met enige moeite neemt hij wat hindernissen daarbij talrijke verbodsborden negerend en verdwijnt in het struikgewas. Na geruime tijd duikt hij gehaast weer op, met een rood hoofd en zo hier en daar wat vlekken op zijn witte zomercolbertje. Zijn ademhaling is gejaagd en onregelmatig. ‘Vlug, hou dat prikkeldraad omhoog,’ roept hij mij angstig toe. Eenmaal aan de veilige kant van het draad, tijd om de schade aan het witte zomerjasje te controleren is er niet, wordt de bron van alle opwinding zichtbaar. Een oud baasje met niet alleen een mooie claque maar ook met een jachtgeweer, dubbelloops, duikt op tussen de struiken. T. heeft hem op pure snelheid af kunnen schudden maar een rondleiding zit er vanmiddag niet meer, zoweel wordt wel duidelijk. Begeleid door een stortvloed van onverstaanbare Franse boosheid maken we dat we wegkomen.



Zo zag de drone het kasteel in 2016.

 



Wat het sprookjeskasteel betreft moeten we het voorlopig doen met wat we op internet kunnen vinden. De oudste delen van het kasteel stammen uit de 13de eeuw en zijn gebouwd door de Bauçay-familie. Het kasteel werd twee keer ingenomen door de Engelsen en het werd geplunderd tijdens de Franse Revolutie. Het ging daarna van hand tot hand.


In 1870 maakte Baron Edgard Lejeune er een romantisch Eftelingkasteel van.


In 1932 ging het goed mis. Kort na de installatie van een centraal verwarmingssysteem vloog het gebouw in brand. Het raakte ernstig beschadigd en veel van de waardevolle inboedel ging verloren. Alleen de kapel en wat bijgebouwen bleven gespaard.


De laatste eigenaar was de oud-wiskunde leraar Marc Deyemer, die het complex in 1981 in bezit kreeg. Hij probeerde het verval een paar jaar tegen te houden en gaf zijn hopeloze taak tenslotte uitgeput op. Vanaf dat moment hadden de natuur en de elementen vrij spel. In een interview in een lokale krant zei Deyemer in 2013: ‘Ik kocht het kasteel 32 jaar geleden. Ik heb me twee jaar lang vrijwel dood gewerkt om het te redden maar ik ben ziek geworden van de tegenwerking door sommige lieden. Wat mij betreft kan het tot ruïne worden verklaard zodat het kan worden opgeruimd.’


Een wonderlijk verhaal, een oude wiskundeleraar die dacht dat hij bijna in zijn eentje de zaak kon redden. De mensen uit de buurt dachten er anders over. Zij staken de koppen bij elkaar en gingen op zoek naar geld. Zij kwamen in 2017 uit bij Dartagnans, een particulier bedrijf dat gespecialiseerd is in het redden van historische gebouwen, en bij de organisatie Adopte un Château. De laatstgenoemde organisatie trekt zich het vaak treurige lot aan van al die Franse kastelen die met de ondergang worden bedreigd.


Er staan 30.000 kastelen in Frankrijk!


De crowd funding voor Chateau de la Mothe-Chandeniers verliep buitengewoon voorspoedig. Voor 50 euro werd je mede-eigenaar van het kasteel. Binnen 40 dagen was er al 500.000 euro opgehaald. Uiteindelijk stopte de teller op 1,6 miljoen euro en 25.000 eigenaars. K. kon aan de slag. En wij konden verder. Naar het naburige Fontefraud l’Abbay, waar T. een apotheek wist. Het slopende bestaan van Gemma had volgens hem lang genoeg geduurd. Er moest nu echt iets gebeuren. 


5.


Fontevraud l’Abbay, waar we even bijkomen van alle opwinding op het terras van Le comptoir des Vins. Met Gemma nog altijd in de sloopstand even een praatje met de eigenaar. Kort na dit moment zal de sloop plaats maken voor een degelijke mitella.

 



De mitella-queeste kwam in inderdaad tot een gelukkige afsluiting. De witte, morsige sloop met de platte knoop kon naar de schroothoop. Er kwam een professionele, zwarte brace vol klitterband voor in de plaats. Maar voor het zover was, streken we eerst even neer op het terrasje van Le Comptoir des Vins, gelegen aan het stadsplein naast de beroemde abdij, of wat er nog van over is. Een apart kroegje dat zich probeerde te onderscheiden door het aanbod van spiritualia te combineren met een uitgebreide verzameling LP’s, inclusief een jukebox. De Engelse eigenaar vertrouwde ons toe dat de Franse belastingdienst wat moeite had met de heffingen.



De historie van Fontevraud l’Abbay is opmerkelijk. Het verhaal begint rond 1100 begint als de rondtrekkende prediker Robert d’Abrissel zich met zijn volgelingen vestigt in het bos van Fontevraud en er een uniek kloostercomplex sticht, waar mannen én vrouwen leefden. Elk in hun eigen klooster, dat wel. Robert bepaalde dat er aan het hoofd van zijn klooster een vrouw moest staan. Al snel ontwikkelde zich de traditie dat de abdis van koninklijke bloede moest zijn. Het klooster werd favoriet bij verschillende Europese koningshuizen. Zo nam Eleonora van Aquitanië, koningin van Frankrijk en later van Engeland, echtgenote van koning Hendrik II van Engeland, op hoge leeftijd haar intrek in het klooster en werd er ook begraven. Hendrik zelf, haar zoon Richard Leeuwenhart en haar dochter Johanna lagen er al. Schoondochter Isabella van Angoulême (echtgenote van koning Jan) en kleinzoon Raymond VII van Toulouse volgden wat later. Het zal niet verbazen dat ook dit stukje rooms erfgoed zwaar heeft geleden onder de Franse Revolutie.



Hier het bewijs dat het toch weer goed is afgelopen. Gemma duidelijk blij met haar zwarte brace en T. onduidelijk blij dat hij het avontuur bij Chateau de la Mothe-Chandeniers heeft overleefd.

 



Eenmaal terug in Chinon was het tijd voor een terugblik. Wij waren het eens dat de dag verrassend was verlopen. ‘Dan kan dit er ook nog wel bij,’ zei Gemma, opkijkend van haar iPad. Ze riep nog even het aparte kroegje in Fontevraud l’Abbay in herinnering. ‘Kijk nou wat ik hier tegenkom. “Groovy Tosti opent haar deuren aan de Lindegracht.” Gemma las verder over een jong stel dat eind 2017 in Heerenveen een zaak was begonnen waar de verkoop van tosti’s gecombineerd werd met die van vinyl. ‘Volgens mij zijn we een trend op het spoor,’ bromde T. en liet de fles nog maar eens een zegenrijk rondje maken. Toevallig wist ik dat T. zelf intussen ook behoorlijk in de vinyling zat.

 

 

 

Espunt, 5 juli 2018

 

Naschrift

Groovy Tosti opent haar deuren aan de Lindegracht

Door redactie op 13 december 2017 Algemeen


HEERENVEEN – Eind oktober ontvingen Ingrid Koopman en Anne-Henk van der Wal de sleutels van een prachtig pand aan de Lindegracht, waar zij hun dromen hopen te realiseren.


Anne-Henk is advocaat, maar daarnaast is muziek zijn grote passie. Tijdens zijn studie werkte hij een cd-winkel in Heerenveen en al lange tijd liep hij rond met de wens een echte platenzaak te openen.

“Vinyl is weer helemaal terug en wat is er dan mooier om lp’s en singles te verkopen?”, zegt Anne-Henk.


Zijn partner Ingrid, die tot voor kort als stewardess werkte en eerder ervaring opdeed in de horeca, kwam met het idee dit te combineren met een tostibar, waar, naast de klassieke ham/kaas uitvoering, de tosti’s in de meest uiteenlopende varianten zouden worden geserveerd.


De naam Groovy Tosti was vervolgens gauw gevonden. Naast tosti’s en vinyl kun je ook voor een heerlijke koffie terecht bij Groovy Tosti. De afgelopen anderhalve maand is er het nodige (verbouw)werk uitgevoerd, maar in de loop van volgende week gaan de deuren open.