De staartster

Kort verhaal. 25 juni 2015

De staartster



Het begon met een verdwaalde opmerking van zijn vader.


‘Dit lijkt me wel wat voor onze Daan,’ klinkt het vanachter het avondblad. Omdat er niet direct wordt gereageerd, vervolgt zijn vader: ‘Moet je eens horen wat ze hier schrijven. Er staat een staartster aan de hemel.’


De combinatie ster en hemel heeft het gewenste effect. Daans nieuwsgierigheid is gewekt. Sterren, hij is erdoor gegrepen en weet er alles van op een manier zoals een leergierig jochie van elf alles van sterren en planeten afweet.


‘Wat is een straatster?’ vraagt zijn jongere broertje.


‘Geen straatster, Wim, maar staartster. Een staartster is eigenlijk een komeet,’ legt Daan uit. Wim is zo onder de indruk van zijn geleerde broer dat hij vergeet verder te vragen.


Vader leest voor uit De Gooi en Eemlander over het bijzondere hemelspektakel. De komeet Arend-Roland, vernoemd naar de twee Belgische sterrenkundigen die hem als eersten op 8 november 1956 zagen, is nu op zijn mooist, zo meldt de krant. Hij zwiept met een enorme snelheid om de zon heen. Hij is nu zo dichtbij dat de zon een staart van miljoenen kilometers uit zijn ijzige kern heeft geblazen. Dit is het goeie moment om het unieke schouwspel te bekijken.


Daan rent naar zijn kamer om een echt boek met harde kaft te raadplegen dat hij kort geleden voor zijn verjaardag heeft gekregen. Een boek waar hij helemaal vol van is. Zijn bijbel. Hij is er bijna net zo verliefd op als op Lia Gorissen. Het is een tweedehands editie van “De Sterrenwereld in een Notedop”, van de hand van J.C. Alders, uitgegeven in 1949.


Zijn moeder heeft het opgedoken bij De Boekenwurm op de Groest. Een boek over sterren en planeten vol magische tekeningen van de sterrenhemel en de hemellichamen. Hij raakt er niet op uitgekeken. Op de weg terug van zijn kamer heeft hij op de trap de bladzijde gevonden waar Alders de kometen behandelt.


‘Pap, moet je horen.’


Daan staat met opengeslagen boek voor zijn vader. Trappelend van ongeduld. Zijn vader laat de krant zakken. Wim stopt met zijn legpuzzel.


‘Wat heb je te melden, kerel?’


‘Nou, hier, …. Moet u horen. Hoofdstuk zeven gaat over kometen en meteoren.’


Hij leest voor:


‘In de Middeleeuwen en nog lang daarna beschouwde men kometen als de voorboden van oorlog, hongersnood, overstroming, aardbeving, droogte, enz.’


‘Das niet niks,’ zegt Daans vader.


‘Weet u, pap,…. paahaap, moet u horen, …Het gaat nog verder.’


‘…en toen in 1910 een komeet verscheen, dacht men dat alle aardbewoners zouden sterven door het giftige gas in de staart van de komeet. Zooo.’


Daan toont zich diep onder de indruk. Een giftige staart. Daar had zijn vader niet van terug. Die bromt nog iets van: ‘Volgens mij is er toen niks ernstigs gebeurd. Ja, een paar jaar later begon de Eerste Wereldoorlog’


‘Dus toch een voorbode,’ zegt Daan.


‘Als je het zo bekijkt,’ zegt zijn vader en neemt zijn krant weer op. ‘Maar je moet maar zo denken, Daan, er begint altijd wel weer ergens een oorlog.’


Deze laatste opmerking kan Daan niet plaatsen. Hij trekt zich terug in zijn kamer, die hij deelt met zijn broertje, om in alle rust de rest van het kometenverhaal te lezen.


Twee dagen later staan ze op de hei. Moeder wilde de staartster ook wel eens zien en dus moest Wim ook mee. Ze zijn lang niet de enigen. Maar waar moet je kijken? Ze staan naast een man met een verrekijker. Als Daan dezelfde richting uitkijkt, ziet hij een lange grijze pluim aan de hemel. Miljoenen kilometers lang. Wel gek dat ie stil staat. Hoe groot is het daarboven? Wat gebeurt daar allemaal? En als je een verrekijker had, wat zou je dan niet allemaal te zien krijgen?


J.C. Alders, zijn grote held, heeft in het zelfde boek ook beschreven hoe je zelf een sterrenkijker kunt bouwen. Daan rust niet voordat hij het Aldersmodel heeft gerealiseerd. Op zijn manier en met de middelen die voorhanden zijn. Houtje-touwtje. Met als objectief een brillenglas van 1 dioptrie en met het miniloepje uit een dradenteller als oculair. Allemaal op aanwijzing van de alleswetende Alders.


Twee simpele lensjes, ingebouwd in een houten constructie waarin bekende boomhuttechnieken zijn toegepast. Wat een kick als het instrument op het huis aan de overkant wordt gericht en er reusachtige stenen in de gevel zichtbaar worden. Weliswaar verkleurd en krom, maar ook groot en daar ging het om. En tussen de stenen enorme groeven wat door Wouter Galbakker en Henny Wiegel, die mee hebben gezaagd en getimmerd, wordt bevestigd.


Maar de kijker is natuurlijk niet bedoeld voor gevelonderzoek. Daan laat zien hoe de koker omhoog kan worden gedraaid zodat de hemel in zicht komt. Helaas komen ze, na veel getrek en geduw, niet verder dan het dakraampje van de overbuurman. Het blijkt onmogelijk om de massief houten koker van de kijker, bevestigd op een nog massiever houten onderstel, zo ver omhoog te draaien dat er ooit nog een ster, laat staan een staartster, in beeld komt. De teleurstelling is enorm. Maar dan toont Henny Wiegel zich een echte vriend.


‘Die sterren, dat kunnen we wel vergeten,’ zegt Henny. ‘Maar het slaapkamerraam van Lia Gorissen, dat haalt ie wel.’


‘Eigenlijk veel spannender,’ zegt Wouter en hij klinkt bijna opgelucht. ‘Wat moet je nou met die sterren?’


Daan heeft een vaag gevoel dat er in zijn hoofd een knokpartij aan de gang is. Zijn verstand waarmee hij kan denken, ligt overhoop met iets anders dat hem ophitst om iets spannends te doen. Hij is een onderzoeker, zeker, hij gaat later sterrenkunde studeren, geen twijfel. Maar Lia…? Dan staat je verstand gewoon stil. Dan wordt het een zoemende warboel tussen je oren. Dan is niks meer zoals het was.


Kortom, de visie van Henny wordt door de andere jonge onderzoekers breed gedeeld. Het onderzoeksprogramma wordt op wezenlijke onderdelen aangepast en twee dagen later wordt de kijker, die op het eerste gezicht meer weg heeft van een vroeg-middeleeuwse stormram, op het onderstel van de kinderwagen geladen waar alle Galbakkertjes in waren rondgereden.


De familie Galbakker was na het negende kind, een mongooltje, gestopt met de voortplanting zodat de kinderwagen beschikbaar kwam voor astronomische projecten. Zo had Wouter het tenminste bij zijn vader verkocht.


Als vroeg in de avond de eerste sterren zichtbaar worden gaat het team op pad. Wouter en Henny krijgen de bijna onmogelijke opdracht te voorkomen dat het labiele gevaarte omkiepert. Wouter vertelt onderweg dat hij zijn vader heeft verteld over staartsterren maar dat hij er niet bij heeft verteld dat Lia met haar golvende paardenstaart eigenlijk ook een staartster is. Daan en Henny beschouwen dit als een tamelijk geniale actie van Wouter.


'Mijn kleine broertje had het over een straatster, hoe vin je die?' zegt Daan. 'Dat kleine broertje is supergeniaal,' zegt Wouter. 'Als iemand vraagt waar we mee bezig zijn, zeggen we gewoon dat we straatsterren onderzoeken. Geniaal!'


Lia woont aan de rand van de wijk waar de huizen met tuinen staan. Met de nodige moeite wordt het onhandelbare instrument naar een plek gereden van waaraf het raam van Lia’s slaapkamer geobserveerd kan worden zonder dat dat te veel opvalt. De combinatie van een activiteit met een dubieus karakter en de kans om Lia in haar slaapkamer bezig te zien, bezorgt de jongens een bonkende hartslag, knikkende knieën en een wee gevoel in de buikstreek.


Na een half uur vergeefse waakzaamheid is het weeë gevoel flink gezakt en verschuift de bron van alle opwinding van Lia naar het duo Wouter Galbakker en Henny Wiegel die weigeren de kijker nog langer overeind te houden omdat ze lamme armen krijgen.


Wouter en Henny houden het voor gezien, een uitdrukking die in dit verband misschien meerduidig kan worden uitgelegd, maar het gevolg is hoe dan ook desastreus: de trotse kijker klettert onder zijn eigen gewicht voorover van de kar af. Het kijkmonster wordt met zijn onderstel omhoog weer opgeladen en enigszins bedrukt blaast het projectteam de aftocht. Bij thuiskomst blijkt het loepje van de dradenteller te ontbreken.


Het eerste wat Wouter Galbakker de volgende ochtend doet als hij op straat komt, is zijn mond voorbij praten. Wouter vertelt aan zijn buurjongen Gijs de Jong in geuren en kleuren wat zij ontdekt hebben in de slaapkamer van Lia Gorissen. En dan is er geen houden meer aan.


Rond elf uur heeft zich op het veldje bij Van Dam een flinke groep verzameld die precies wil weten wat de expeditie heeft opgeleverd.


‘Hoe laat ging Lia naar bed?’ vraagt Robbie van Gorcum.


‘Tegen half negen,’ zegt Wouter.


‘Volgens mij was het kwart voor negen,’ zegt Henny.


‘Had ze de gordijnen open?’ wil een van de jongens weten.


‘Eerst wel. Maar toen ze zich ging uitkleden deed ze de gordijnen dicht,’ zegt Henny Wiegel. Daan wil ingrijpen maar hij durft niet.


‘Toen was het zeker voorbij?’ fluistert een ander.


‘Nee joh,’ zegt Wouter, ‘met zo’n dradenteller kijk je dwars door zo’n gordijn heen.’


‘Wat kon je allemaal zien?’


‘Alles,’ roept Henny die geniet van het respect dat de groep toont. Normaal deelde Tonny Zwetheul de lakens uit omdat hij een leren voetbal heeft.


‘Echt alles?’


‘Ja man, zo’n dradenteller is te gek.’


‘Ook, eh…?’ Woorden maken plaats voor gebaren.


Wouter en Henny reageren met gepaste mimiek. Daan staat voor de drempel van het grote bedrog. Hij is er nog niet uit. Het voelt alsof hij op het punt staat Lia te verraden. Het voelt niet goed.


Maar de bal rolt. Ze willen allemaal sterrenkundige worden. Hoe laat de expeditie weer op pad gaat? Dat komt er van als je de mislukking van je project niet wilt toegeven en overal rondbazuint wat voor spannende dingen zich in de slaapkamer van Lia Gorissen afspelen, bedenkt Daan. Het verweer dat de telescoop zonder dradenteller onbruikbaar is, maakt weinig indruk. Pas nadat iedereen die avond met eigen ogen heeft vastgesteld dat zonder dradenteller de kijker een nutteloos ding is, leggen ze zich bij de feiten neer. Trouwens, ook met het blote oog is duidelijk dat het daar boven een dooie boel is.


De dag daarop is Tonny Zwetheul met zijn leren knikker weer de leider. Lia is met vakantie, maar daar komen de jongens pas twee weken later achter als de familie Gorissen gebruind de straat weer in komt fietsen, terug van een strandvakantie in Katwijk.


Wouter en Henny hebben mazzel. Ze zijn net zelf op vakantie gegaan.


Daan trekt zich terug op zijn kamer. Lezen over staartsterren en dromen van straatsterren.



Espunt, 25 juni 2015