Ga u schamen,

gij Babyboomer,

gij Boomer


Ga u schamen, gij babyboomer, gij boomer


De geboortegolf die in veel West-Europese landen en de Verenigde Staten vlak na het einde van de Tweede Wereldoorlog optrad, staat bekend als de babyboom. Na vijf jaar tong afbijten, knarsetanden en adem inhouden kwam het moment om de bruine en zwarte kaarsjes op de surrogaattaart uit te blazen.


Cheerio, cheerio, in Holland daar zingen ze zo. Weg met de zorgen en weg met ’t verdriet, we komen er wel ook al zijn w’er nog niet.


Er was weer een toekomst, er kon weer gebouwd worden, er mocht weer hardop gedroomd worden.


De euforie over de bevrijding leidde ertoe dat velen een gezin stichtten niet zelden daartoe aangezet door een besmettelijke losbandigheid na de bevrijding. De onmiskenbare effecten zien we terug in de geboortestatistieken. Ook in België en Nederland trad een geboortegolf op, met name in 1946 en 1947, maar ook in de twintig jaar daarna werden aanzienlijk meer kinderen geboren dan in de perioden ervoor en erna (zie figuur met het absolute aantal geboren kinderen, ook het geboortecijfer was echter hoger). De babyboom, die men vaak laat lopen van 1946 tot 1964, betreft overigens een tijdelijke opleving van het geboortecijfer, dat in ons land al vanaf 1880 dalende was.

 

Wij mensen houden van orde en overzichtelijkheid. Het is onze manier om te overleven te midden van chaos en noodlot. Wij zijn gek op hokjes. In mijn jeugd was er dan ook niets begeerlijker dan hokken. Samen met het meisje van je dromen op een zolderkamertje of in een hutje op de hei. De hokjes van toen zijn de bubbeltjes van nu.

Ordening en overzicht, op alle fronten. Zo zijn we na de Tweede Wereldoorlog ook de generaties gaan ordenen. Een hachelijke aangelegenheid die misschien goed was voor het sociale overzicht en inzicht, maar die tegelijk voor de nodige sociale onrust heeft gezorgd. Dat komt ervan als je onzinnige ordening serieus gaat nemen.



Hilversum. Als klein babyboomertje bij mama Jantje op schoot. Het is 1946 en ik ben ongeveer 1 jaar. Jan (mijn vader) en Jantje moesten op de kleintjes passen, maar er hing vooruitgang in de lucht.





Ik ben in 1945 geboren, maar in 1944 verwekt. Dat betekent dat ik volgens de kenners een premature babyboomer ben. De feestballon van de babyboom werd na de bevrijding opgeblazen en plofte in 1946. Volgens de schriftgeleerden behoor ik officieel dan ook tot de “stille generatie”. Geen idee waar dat op slaat. Ik weet wel dat ik in grote stilte ben geboren. Ik kwam blauw en verontrustend stil ter wereld. Misschien omdat het spertijd was. Maar wel zo zonder levenslust dat de huisarts opdracht gaf een emmer met koud water te vullen. Mijn eerste geluid was dan ook een teken van protest. En het is bekend dat de babyboomers zich graag als de protestgeneratie afficheren. Kortom, met een beetje aardse astrologie komt er altijd wel wat zingeving boven drijven.


De vaderlandse bevolking was nog volop blank. Toch waren er al pioniers die sociale grenzen overschreden. Zoals mijn ouders. Mijn vader was zeer rooms en zeer gelovig. Toen hij met een zeer ongelovig, Fries meisje thuiskwam was dat even slikken voor zijn ouders, lees zijn moeder. Maar ook de vader van mijn moeder had ernstige bedenkingen. Mijn moeder liet zich dopen en kreeg een tweede naam. Ze heette Jantje, het werd Jantje Maria. Vervolgens werd Jantje langzaam maar zeker Jannie. Jan en Jannie kregen na mij nog vijf kinderen.


Boomps A Daisy

In mijn jeugd had niemand het over de babyboom. Wel ving ik soms een grappige uitdrukking op met een zekere klankverwantschap. Zoiets als boemsedezie. 75 jaar later leerde Google me dat het hier om een vrolijke dans ging, de “Boomps A Daisy”, waarbij de danspartners op het juiste moment telkens even Boompsen, dat wil zeggen elkaar met de zijkant van het achterwerk aanstoten. Op oude filmbeelden is goed te zien dat er vol overgave, maar toch ook beheerst, geboompst werd. Na de oorlog heeft ook Vera Lynn, The Sweethart of the Forces, het gelijknamige liedje op de plaat gezet. Het werd in die bevrijdingsdagen een succesnummer. Eenmaal zestien jaar werd het tijd voor Dansschool van Bommel in Hilversum. Een in veel opzichten zenuwslopend avontuur. De “Boomps A Daisy” zat toen al niet meer in het lesprogramma. Ik had er de cha-cha-cha graag voor ingeleverd.



Pas tijdens mijn ontgroening in 1963 kwam het fenomeen babyboom echt tot leven. Samengepakt in een morsige ruimte werd ons te verstaan gegeven dat er absoluut niet gegolfd mocht worden. Langzaam maar zeker drong het tot ons door dat hier verwezen werd naar de naoorlogse geboortegolf. Wij waren zelf de golf, of eigenlijk het opstarten van de golf, die zich demografisch, maar ook sociaal-cultureel, blijvend deed gelden. Na de ontgroening volgde een aantal bijzonder mooie jaren. Dat in diezelfde periode de volgende generatie tot wasdom kwam, Generatie X, ontging ons volledig. En terwijl de babyboomer ouder en wijzer werd, kwamen er steeds weer nieuwe generaties die het allemaal op hun manier gingen doen. Niet bewust maar gestuurd door de tijdgeest. Wat bleef was het onderlinge jennen. Nieuwe generaties die zich moesten invechten in de wereld van eerdere generaties. En in dit epos begon zich langzaam maar zeker een universele pispaal te manifesteren. Inderdaad, de oude babyboomer, al lang zijn lange wilde haren kwijt, maar wel met een toverstokje waarmee hij/zij zonder moeite rijker werd: zijn eigen huis, een goeie en vaste baan en een goed pensioen. Voedsel voor afgunst.


Het verstand komt met de jaren. Of de schaamte?


Zoals het gaat met generaties, eenmaal babyboomer altijd babyboomer, totdat de laatste kan worden bijgezet. Voorlopig zijn er nog een flink aantal op vrije voeten, ja zelfs op vrijersvoeten. De babyboomer is arm geboren, heeft de wind mee gekregen, heeft zijn verantwoordelijkheid genomen, heeft in de jaren zestig en zeventig de wereld flink op zijn kop gezet, alles moest anders, en heeft uiteindelijk ervaren dat utopisch denken weliswaar bij de jeugd hoort, maar ook veel ellende kan veroorzaken. Waren fascisme en communisme ook niet totaal ontspoorde uitingen van naïeve utopieën?


Toen de babyboomer als werkende vader en zorgende moeder hun plicht hadden gedaan mochten zij uitrusten. Hoopten zij. En dat gebeurde ook. Maar na tachtig jaar werd de babyboomer, geleidelijk aan gedegradeerd tot boomer, de rekening gepresenteerd. De lijst met verwijten is deprimerend lang. Samengevat luidt de beschuldiging, de erfzonde: “Gij babyboomer, en vooral gij oude witte man, gij hebt de wereld naar de kloten geholpen. Ga u schamen!”


Generatie X weet nu dus wat hen te wachten staat. Het geboortecijfer loopt nog steeds terug. Het is nog maar de vraag of Generatie Y (de Millennials) het pispaalstadium nog meemaakt.


Het laatste woord is aan Hans Achterberg, filosoof en preboomer die zich uitgebreid met het utopisch denken heeft beziggehouden. Hieronder een klein stukje van zijn visie die hij in de loop van vele jaren verder verdiepte: 


Hans Achterhuis beschouwt ‘het streven naar het ware leven’ als een utopische betrachting en onderwerpt het wezen van utopieën aan een nader onderzoek. Daarvoor vertrekt hij van de menselijke natuur en van onze evolutionaire erfenis om de mogelijkheid van een vrij en vredevol bestaan te evalueren. Hans Achterhuis denkt dat geen enkele maatschappij het zonder utopische denkbeelden kan stellen, maar waarschuwt voor de verblindende kracht van hoopvolle waanbeelden. Utopieën waar het individu of gemeenschappen werkelijk iets aan kunnen hebben, moeten altijd gezien worden in het licht van de dagelijkse werkelijkheid.


12 oktober 2024, Gerard van de Schootbrugge