Gerard van de Schootbrugge & Espunt
Praatje van 11 februari 2022
Eerder in verkorte vorm verschenen in het reünistenblad van Veritas (november 221)
Kees de Jager en Marcel Minnaert
Astronomische superreuzen
Kees de Jager, bijzonder mens, uitmuntend astronoom
Op 27 mei 2021 overleed op Texel, in zijn woonplaats Den Burg, Kees de Jager, een eeuw en een maand nadat hij op dezelfde plek ter wereld was gekomen. Tijd genoeg om in de tussentijd in Utrecht internationale faam te maken als astronoom. Met een knipoog naar zijn onderzoekinteresse en naar zijn status werd hij ook wel “de superreus” genoemd.
Talrijke Veritijnen, waaronder uw auteur, zijn door hem binnengeleid in de wereld van de sterren en planeten. Veelal als bijvak. Maar er waren ook Veritijnen die het verder schopten, zoals Chriet Titulaer (astronoom en futuroloog) en Jan Kuipers (Veritasbestuur 1966 – 1967, em. hoogleraar astronomie Nijmegen). Overigens begon Kees de Jager zelf ook als bijvakstudent sterrenkunde.
Hoofdvakken waren voor het kandidaatsexamen standaard wis- en natuurkunde. Zijn eerste kennismaking als student met de al even vermaarde astronoom Marcel Minnaert, die voor hem op de Utrechtse sterrenwacht Sonnenborgh de scepter zwaaide toen de jeugdige Kees daar in 1939 aanklopte voor zijn eerste college, maakte zo’n grote indruk op hem dat hij al snel zeker wist dat hij in de sterrenkunde verder wilde. Het werd zijn hoofdvak
Transitorium
1965. Utrecht, Uithof. Op de achtergrond het Transitorium met de waarnemingstoren. Op de voorgrond de auteur trots op zijn NSU 200 cc, die bereikbaarheid van de colleges een stuk dichterbij bracht. Intussen is de grote leegte geheel volgebouwd, zoals overal in ons land. Eén van de eerste universitaire gebouwen van het Utrecht Science Park: de Sterrentoren, gebouwd in 1962. De Uithof was destijds nog een donkere polder, wat het voor sterrenkundigen een perfecte plek maakte om ongestoord de hemel te bestuderen. Het ontwerp is geïnspireerd op de eerste sterrenwacht in Utrecht, de Smeetoren.
Zelf begon ik mijn Utrechtse studieavontuur in 1963. Het fietsverkeer naar De Uithof waar het eerste begin was gemaakt met de aanleg en bouw van de nieuwe campus van de universiteit, begon op gang te komen. Een nieuwe campus die de aanzwellende studentenaantallen, het resultaat van een naoorlogse geboortegolf en van de verheffing van het klootjesvolk (waar ik mezelf ook toerekende) naar een academisch niveau, een plekje moest bieden. Aardgas en andere economische voorspoed maakten die schaalvergroting financieel mogelijk.
Veel van onze colleges en practica vonden plaats in het splinternieuwe Transitorium. Dit overgangsgebouw, bedoeld om na zekere tijd vervangen te worden door iets definitiefs, staat er nog steeds! Met een nieuwe naam, dat wel: Marinus Ruppertgebouw (naar de bouwheer van het complex). De bebouwing van de campus bood een uitgelezen gelegenheid om de grote namen van de universiteit aan een mooi gebouw te koppelen. Zo staat schuin tegenover het Ruppertgebouw het opvallende Minnaertgebouw. De naam Minnaert zal hier nog vaker opduiken.
Het Minnaertgebouw aan de Leuvenweg op De Uithof. Bestemd voor Natuurkunde en Sterrenkunde. De laatste studierichting is in 2012 opgeheven. Het opvallende gebouw dateert van 1998 en werd in 2017 opnieuw onder handen genomen. Zo werd de fietsenstalling achter de letters vervangen door een espressobar. In mijn tijd fietsten we nog en moesten we terug naar Utrecht voor de koffie.
Ook de waarnemingstoren achter het Ruppertgebouw staat er nog. Hij was bestemd voor de sterrenkundestudenten. Hij wordt opgeknapt. Waarschijnlijk als monument, want de Utrechtse sterrenkunde zelf bestaat niet meer, waarover later meer evenmin als de sterrenkundestudent die geacht werd midden in de glasheldere winternacht de toren te beklimmen om vandaaraf zijn toekomstige werkgebied te verkennen. De Uithof is gepromoveerd tot Utrecht Science Centre, dat dan weer wel.
Hoe het ook zij, de toekomst blijft een grillig ding. Het planetenstelsel waarin Kees de Jager ons rondleidde en de weg wees was dan misschien wel een hemels uurwerk, dat geldt zeker niet voor de planeet Aarde waar gebrilde wezens regelmatig voor verrassingen zorgen. Overigens, maar dat wist Kees toen nog niet, hebben we intussen geleerd dat ook in de historie van die rond de zon bewegende hemellichamen chaos heerste (en nog altijd heerst). We weten nu oneindig veel meer over het universum dan in 1939 toen Kees de Jager zijn studie begon, en ook in vergelijking met 1963 toen ik zelf in De Uithof werd losgelaten.
Ploeteren
Wat Kees wel wist, maar wij sterrenkundigen in de dop niet, was dat de wereld van de sterren en planeten weliswaar magisch is en de fantasie prikkelt, maar dat het onderzoek eraan een kwestie van zoeken en tasten en vooral ploeteren is. Voor een nieuwsgierige student met idealen eigenlijk gewoon saai. (Zoals overigens bijna alle voor-kandidaats studie-activiteiten. Pas daarna werd het spannend en leuk.) En wat we toen, als lichtelijk onnozelen, ook niet konden vermoeden was dat het volgen van een sterrenkundecollege toch echt iets anders was dan het opzuigen van de vaak poëtische vergezichten die we gewend waren uit de wereld van de populaire wetenschappelijke literatuur (en de hoorspelen) waar we in onze prille jeugd door waren geactiveerd. Je moest gewoon door pakken papier vol formules heen voordat je je ooit een keer aan het ontdekken en begrijpen kon wagen.
23 mei 1970, Utrecht, Uithof. Uw auteur intens gelukkig met zijn bruid Gemma Eijzenbach. Op de achtergrond de waarnemingstoren wachtend op een flonkerende nacht. De magie van het duale bestaan. Fotograaf Ton Oudshoorn.
Die practicumopgaven waren het werk van Kees de Jagers voorganger Marcel Minnaert. Die richtte in Utrecht een practicum in waarin vele generaties studenten het sterrenkundige handwerk van die tijd in vereenvoudigde vorm nabootsten. Zijn boek “Practical work in elementary astronomy” was er de neerslag van; het bevat een veertigtal opgaven van dit soort. Het met de hand opmeten en uitrekenen dat daarin werd gevraagd is uiteraard al lang niet meer de dagelijkse sterrenkundige praktijk. Ook hier werd de computer een radicale game changer. Overigens niet alleen in de practicumomgeving. De hele astronomie staat of valt met de rekenkracht van de computer. Complexe astronomische en kosmologische processen worden steeds vaker met behulp van computersimulaties verkend. En zelfs het idee dat het universum, inclusief de astronomen, in essentie een grote simulatie is, kent tegenwoordig serieuze aanhangers. Het is wel de vraag wat Kees de Jager als voorzitter van de vereniging tegen speudowetenschap (Skepter) hiervan zou hebben gevonden. Ik denk dat hij het had genegeerd. Hij was toch vooral, net als Minnaert, een hands-on astronoom.
Hans Freudenthal
Hans Freudenthal, 1905 - 1990, hoogleraar wiskunde, rector magnificus in het jaar dat ik aankwam (1963) en onder meer naam gemaakt met zijn vernieuwing van de didactiek van rekenen en wiskunde, de realistische methode. Hij was een goede vriend van Marcel Minnaert die zijn interesse in de didactiek deelde.
Hou me ten goede als mijn geheugen mij nu wat in de steek laat, maar in grote lijnen klopt het wel. Ik had in mijn eerste jaar een kamertje op de Trumanlaan, Kanaleneiland. Veel verder vanaf De Uithof kon je als student nauwelijks wonen. Een eenzame en uitputtende fietstocht was de consequentie. Openbaar vervoer naar die afgelegen plek bestond nog nauwelijks. Het betekende afzien, vooral in de winterperiode.
Op maandag begonnen we met wiskundecolleges van de gerenommeerde wiskundige prof.dr. Hans Freudenthal. Qua verschijning ver verwant aan Einstein. Hij gaf het college Grondslagen van de Wiskunde. Zeer abstract en voor velen zeer onbegrijpelijk. Hij sprak mompelend en met een sterk accent. Niet te verstaan dus. Verder was ook zijn bordgebruik niet erg verhelderend. Hij schreef op borsthoogte en was dus ook in schrift niet te volgen. Regelmatig corrigeerde hij zichzelf door het net met krijt uitgeschreven deel van een bewijs weer uit te vegen. In onze aantekeningen kwamen dan ook op allerlei plekken doorhalingen voor. Als er achter zijn rug te veel rumoer ontstond kon hij nog wel eens driftig een krijtje de collegezaal in gooien.
Vele jaren later begon ik te vermoeden dat hij ons toen trachtte in te leiden in de Principia Mathematica van de wiskundige en filosoof Bertrand Russel. Nog veel later leerde ik dat hij getrouwd was met Suus Freudenthal – Lutter. Zij was samen met schrijver Cor Bruijn (Sil de Strandjutter!) een groot voorvechtster van het Jenaplanonderwijs in ons land. Ik heb er eerder over geschreven. Ook echtgenoot Hans was overigens een gedreven onderwijsvernieuwer, in zijn geval van het wiskundeonderwijs. Zijn passie ging uit naar het realistische reken-wiskundeonderwijs. Niet iedereen bleek daar enkele decennia later volkomen gelukkig mee. Hans Freudenthal trok samen op met collega-hoogleraar Marcel Minnaert, bioloog en astronoom, die onder meer naam maakte als vernieuwer van het natuurkundeonderwijs.
Twee uur college van Freudenthal, waarbij ik vaak na vijf minuten het spoor al bijster was, betekende een uitputtend en vooral ook deprimerend begin van de nieuwe week. Hoe moest dit aflopen? Twee uur Freudenthal werd gevolgd door twee uur college sterrenkunde door Kees de Jager. Nu, na zoveel jaren moet ik bekennen dat het ons wel eens te veel werd. Wij begonnen vluchtgedrag te vertonen. Dat kwam er in de praktijk op neer dat we na Freudenthal de kuierlatten namen en terug fietsten naar de warme schoot van de Utrechtse binnenstad. Onderweg kwam ons dan op de fiets een gebogen man met wapperende witte haren tegemoet. Kees de Jager, zwetend op weg om ons op te leiden. Als Kees de collegezaal binnenstapte stonden Ton Oudshoorn en ik in een café aan de Burgemeester Reigerstraat onze pomerans te krijten. Om de hoek in de Bloemstraat woonden twee jaargenootjes, Inge en Mariëtte. Als we na het biljarten daar ook nog een liefdevol kopje koffie konden scoren, zag het begin van de week er ineens heel anders uit.
Wat nou, oorlog?
Hoewel van nature vriendelijk en bescheiden was Kees de Jager ook iemand met ambities, met idealen, met duidelijke overtuigingen. Een energieke doorzetter. En dat werd al vroeg duidelijk. Kees groeide op in Nederlands-Indië waarnaartoe hij op vijfjarige leeftijd was verhuisd omdat zijn vader schoolhoofd werd op het eiland Sulawesi. In 1939 stapte hij op de boot om in Nederland te gaan studeren. Onderweg kreeg hij een dringend bericht van zijn vader om bij de eerste gelegenheid de boot terug te nemen. Hij had de tickets al geregeld. De Duitsers waren Polen binnengevallen, Europa was in oorlog. Kees negeerde de oproep van zijn vader. Hij wilde studeren. In Utrecht.
Kort daarna werd ook Nederland onder de voet gelopen. Kees was boos en besloot naar Engeland uit te wijken om vandaaruit de Duitsers te bestrijden. Hij kanode vanuit Utrecht naar Den Helder waar de Duitsers hem van zijn bootje plukten en terugstuurden naar Utrecht.
Verstopt in Sonnenborgh
1953, Sterrenwacht Sonnenborgh. Kees de Jager bij de grote Merz-telescoop.
Eind 1942 behaalde hij het kandidaatsexamen. Toen de Duitsers in maart 1943 een loyaliteitsverklaring eisten van alle studenten, dook De Jager onder in de gewelven van de Utrechtse sterrenwacht Sonnenborgh, samen met zijn medestudent en latere medewerker Hans Hubenet. Ze gebruikten de schuilnamen J.C. Gadeer en B. het Heun. Overdag hadden beide studievrienden de hele bibliotheek van het instituut ter beschikking en maakten snelle vorderingen op weg naar hun moment van afstuderen. ’s Nachts observeerde en bestudeerde Kees voor zijn afstudeeronderzoek het oppervlak van de manen van Jupiter. Utrecht bleek overigens niet de ideale plek voor dit type onderzoek. Na zijn doctoraalexamen in 1945 week De Jager voor een half jaar uit naar de theoretische natuurkunde. Als assistent van Leon Rosenfeld, een zielsverwant van Minnaert, schreef hij een artikel over de massa van het zojuist ontdekte meson.
Maar Minnaert en astronomie trokken harder. De Jager keerde terug naar de sterrenwacht aan het Servaesbolwerk en promoveerde in 1952 bij Marcel Minnaert cum laude op een onderzoek naar de waterstoflijnen in het zonnespectrum. Een aanstelling aan Princeton University ging in 1953 niet door. We zaten midden in de Koude Oorlog en de VS vonden Kees de Jager duidelijk te links. Onder de paragraaf over Marcel Minnaert komen we daar op terug.
Andere zonnen. Hyperreuzen.
Kees de Jager was decennialang betrokken bij het onderzoek aan zonnevlammen en sterrenvlammen. Toen Minnaert in 1963 met emeritaat ging werd Kees de Jager zijn opvolger. Van 1964 tot 1977 was hij directeur aan het Utrechtse sterrenkundig instituut "Sonnenborgh". Eerder was hij in 1957 benoemd tot lector in de stellaire astrofysica en in 1960 tot hoogleraar in dezelfde wetenschap. Op 8 mei 1961 hield hij zijn inaugurele rede “Zon en sterren”. In 1970 werd zijn leeropdracht “Het ruimte-onderzoek”, dat wil zeggen: waarnemen vanuit de ruimte, niet gehinderd door de atmosfeer van de Aarde.
Naarmate de processen op de zon beter bekend werden, richtte Kees de Jager zich meer op de eigenschappen van “andere zonnen”. Vanaf 1980 ging zijn aandacht vooral uit naar de studie van zogenoemde superreuzen en hyperreuzen, een bijzonder stertype, extreem groot, zeer snel opbrandend en eindigend als supernova of zelfs hypernova (zeer zeldzaam). Zijn emeritaat volgde op zijn afscheidsrede op 24 april 1986, getiteld “Wereld en Wetenschap”. Ook hierna bleef De Jager doorgaan met publiceren en het populariseren van de wetenschap.
Ruimtevaartastronomie
4 oktober 1957. Het succes van de Spoetnik 1 vastgelegd op een speciale postzegel. De Sovjets namen contact op met Minnaert met het verzoek het passeren van deze eerste kunstmaan boven Nederland door te geven. Het begin van de Kunstmaandienst op Sonnenborgh.
De Russen lanceerden op 4 oktober 1957 hun Spoetnik 1. Een wereldprimeur. Het is waarschijnlijk niet helemaal toevallig dat ze contact zochten met Minnaert die het contact aan Kees de Jager doorgaf om ook in ons land de satelliet te volgen en de gegevens naar de Sovjet-Unie door te seinen. Het begin van de Kunstmaandienst op Sonneborgh! En het bracht Kees de Jager op een zeer vruchtbaar idee!
Kees de Jager was in ons land een van de eersten die het belang van de ruimtevaart voor de astronomie inzag (geen last meer van die storende dampkring). Hij was in 1961 mede oprichter van het in Utrecht gevestigde Laboratorium voor Ruimteonderzoek (voorloper van het in 1983 opgerichte SRON, Space Research Organisation Netherlands) en was daar tot 1983 de eerste directeur, die vriendelijk maar zeer beslist zijn medewerkers wist mee te krijgen in deze nieuwe, veeleisende variant van astronomie: ruimtevaartinstrumentatie. Big Science, Big Technology. Mede door zijn voortrekkersrol leidde dat onder meer tot de lancering van de eerste Nederlandse satelliet ANS (Astronomische Nederlandse Satelliet) in 1974 waaraan sinds 1969 was gewerkt. De eerste substantiële ruimtevaartbijdrage van Nederland en de basis voor veel volgende vaderlandse ruimtevaartprojecten. De Technisch Physische Dienst van TNO bouwde voor Groningse astronomen een UV-fotometer en voor de Utrechtse een instrument om zachte röntgenstraling te meten. Met deze satelliet werden onder meer de eerste röntgenbursts ontdekt en werden ongeveer 18 000 waarnemingen verricht in ultraviolette straling van het spectrum van 400 astronomische bronnen. ANS kreeg in 1983 een vervolg met IRAS, de Infrarood Astronomische Satelliet. IRAS was een zeer succesvolle satelliet voor het waarnemen van infraroodstraling die bijna tien maanden actief bleef. IRAS voerde de eerste 'all sky survey' uit in het infrarode deel van het spectrum. Met de resultaten werd de eerste hemelatlas van infrarode stralingsbronnen samengesteld.
IRAS, de Infrarood Astronomische Satelliet, gelanceerd in 1983 en een succes voor de inspanningen van Kees de Jager, grondlegger van de ruimtevaartastronomie in Nederland. Het tweede succesvolle project na ANS (Astronomische Nederlandse Satelliet) uit 1973 waarmee een röntgenbeeld van het heelal werd geproduceerd.
Pseudowetenschap
1990. Mijn bijdrage aan Skepter, jaargang 3, nr 1, maart 1990, De wetenschap als patiënt. Gebaseerd op de visie van de Amerikaanse chemicus Irving Langmuir.
Er is veel wetenschap in de wereld maar waarschijnlijk nog veel meer pseudowetenschap (nep, quasi, gammel, vooringenomen, frauduleus, dom, arrogant, idealistisch).
In 1987 werd Kees de Jager de eerste voorzitter van de Stichting Skepsis, een vereniging ter bestrijding van de pseudowetenschap in Nederland. In 1994 stond hij mee aan de wieg van de Europese Raad van Skeptische Organisaties (ECSO - European Council of Skeptical Organisations), en ook van die vereniging nam hij het voorzitterschap op zich. Naast Rob Nanninga was mijn oud schoolgenoot (RK Lyceum voor ’t Gooi, Hilversum) en wiskundige Jan Willem Nienhuys een zeer actief lid (in 1970 gepromoveerd bij Hans Freudenthal). Zelf heb ik ook een keer de eer gehad om een bijdrage te mogen leveren aan het verenigingsblad Skepter (jaargang 3, nr 1, maart 1990, De wetenschap als patiënt).
In 1990 publiceerde Kees de Jager in Skepter een geheel nieuwe visie op de geheimen van het universum. Niet gebaseerd op de maten en positie van de Grote Piramide van Gizeh (een geliefd thema in de wereld van de pseudowetenschap). De afmetingen van zijn fiets bleken veel relevanter. De nieuwe leer kreeg de naam: Velosofie. Hij nam op 8 mei 1998 afscheid van Skepsis met een symposium dat als thema had: “Randverschijnselen in de Wetenschap”.
Terug naar het eiland
In 2003 verhuisde De Jager van Utrecht (waar hij op de sterrenwacht Sonnenborgh woonde) naar zijn geboorte-eiland Texel. Daar werd hij vrijwillig medewerker bij het Nederlands Instituut voor Onderzoek der Zee (NIOZ), voor de bestudering van zon-klimaat relaties. Ook hield hij zich bezig met het voorspellen van toekomstige zonneactiviteit.
Kees de Jager was tot op hoge leeftijd sportief. Op zijn zeventigste liep hij zijn eerste marathon in New York en nog in 2008 liep hij de halve marathon op Texel. Het tekent zijn enorme wilskracht.
In 2006 werd De Jager ereburger van Texel. Hij overleed in Den Burg op 27 mei 2021 op 100-jarige leeftijd. Hij leefde gelijkmatig en was bijna onverwoestbaar. Bij gelegenheid van zijn honderdste verjaardag merkte hij nog op dat hij nooit iets had gemankeerd en dat hij gewoon in een zeer gelijkmatig tempo langzaam maar zeker ouder was geworden.
De Jager was getrouwd met Doetie Rienks. Zij hadden vier kinderen. Na haar overlijden in 2016, deelde hij zijn laatste jaren met Margriet Buisman-Boele, die, als kleindochter van de sterrenkundige Albert A. Nijland (de voorganger van Minnaert), geboren was op de sterrenwacht in Utrecht, waar De Jager een belangrijk deel van zijn leven gewoond en gewerkt had.
Klik hier om Kees de Jager zelf aan het woord te zien en te horen (ca 3 minuten)
Marcel Minnaert
1910, Brugge, Marcel Minnaert (midden) als vurige flamingant.
We doen even een stapje terug in de tijd om uit te komen bij de voorganger van Kees de Jager, Marcel Minnaert. Een bijzondere man. In 1893 geboren in Brugge, op jonge leeftijd een felle aanhanger van de Groot-Nederlandse gedachte. Tijdens zijn studie biologie radicaliseerde Minnaert en werd een anti-Belgisch flamingant. Hij organiseerde Groot-Nederlandse studentencongressen, samen met de historicus Pieter Geijl en dominee Jan Derk Domela Nieuwenhuis Nyegaard (een neef van de bekende anarchist Ferdinand Domela Nieuwenhuis).
Minnaert promoveerde in 1914 op een onderwerp uit de fotobiologie (op het grensvlak van biologie en fysica). Om zijn kennis van de natuurkunde op te vijzelen verbleef hij in 1915 en 1916 in Leiden. Terug in Brugge werd hij lector fysica aan de door de Duitse bezetter opgerichte Nederlandstalige Vlaamse Hogeschool. Na de oorlog werd hem collaboratie met de Duitsers verweten. Hij week uit naar Nederland. Hij werd bij verstek veroordeeld tot vijftien jaar dwangarbeid. Intussen trad hij in dienst bij de zonnefysicus Willem Julius in Utrecht, voor wie hij de zonnetelescoop op Sterrenwacht Sonnenborgh aan de praat kreeg, wat anderen niet gelukt was. Minnaert werd weldra assistent bij Willem Julius voor diens onderzoek van de zon op het Heliofysisch Instituut en medewerker van professor L.S. Ornstein op het Fysisch Laboratorium aan de Bijlhouwerstraat (niet ver van Sonnenborgh).
Van rechts naar links
Minnaert de idealist evolueerde in Utrecht van rechtse flamingant naar uiterst links marxist en weldra communist. Bij de inwijding in 1936 van een monument bij het graf van René de Clercq in de Lage Vuursche groette hij met een gebalde linkervuist op communistische wijze terwijl een paar vroegere vrienden onder het zingen van De Vlaamse Leeuw de fascistengroet brachten. Hij mocht daarna van de Universiteit Utrecht enige tijd geen college geven. Maar uiteindelijk werd ook in Utrecht zijn bijzondere betekenis erkend.
Ca. 1965. Marcel Minnaert in gesprek met een van zijn studenten, oud-Veritijn Chriet Titulaer.
Hij werd op 7 juli 1937 benoemd tot buitengewoon hoogleraar en hield een oratie over De betekenis der zonnephysica voor de astrophysica. Eerder was hij "Docent didactiek en methodologie van de natuurkunde" aan de RUU.
Van mei 1942 tot 20 april 1944 was Minnaert door de Duitse bezetter zoals veel andere Nederlandse geleerden en kunstenaars geïnterneerd in het Gijzelaarskamp Sint-Michielsgestel. Verschillende van de 600 geïnterneerden werden terechtgesteld. Minnaert zou Minnaert niet zijn geweest als hij deze gelegenheid niet had benut om zijn medegijzelaars te onderrichten in de natuur- en sterrenkunde. In 1944 lieten de Duitsers hem los (bij gelegenheid van de verjaardag van Adolf Hitler). Terug op Sonnenborgh ontdekte hij tot zijn schrik dat daar al geruime tijd twee van zijn studenten, Kees de Jager en Hans Hubenet, ondergedoken zaten.
Per 1 januari 1945 werd hij gewoon hoogleraar in de sterrenkunde en dat bleef hij tot zijn emeritaat op 1 september 1963. Hij was toen 70. Kort daarna werd ik verwacht op mijn eerste college sterrenkunde. Minnaert was tevens directeur van de Utrechtse sterrenwacht Sonnenborgh en bewoonde daar de dienstwoning. Hij ontwikkelde een geheel nieuw studieprogramma. Het experimentele werk dat wij als studenten binnen dan wel op de waarnemingstoren achter het Transitorium moesten uitvoeren was allemaal door Minnaert ontwikkeld. Een van de assistenten was in mijn tijd Chriet Titulaer.
Wereldfaam
1953. Marcel Minnaert en zijn latere opvolger Kees de Jager bij de meteorencamera.
Marcel Minnaert was een uitzonderlijk wetenschapper die zijn Utrechtse sterrenkunde-instituut wereldfaam bezorgde met het onderzoek aan de samenstelling van de zonneatmosfeer. Hij ontwikkelde onder meer een methode om uit de analyse van zonnespectra eigenschappen van de zonne-atmosfeer af te leiden zoals temperatuur en concentratie van de voorkomende atoomsoorten (de zogenaamde groeicurve waarmee ik tijdens mijn studie ook nog heb kennisgemaakt). Hij was ook een bijzonder docent met een speciale aandacht voor de didactiek van de natuurkunde.
Veel van zijn interesses stammen uit zijn vroege jeugd in Brugge toen hij zelf bijna een didactiekproject werd van zijn ook al zeer idealistische (vroom katholiek en anti-Frans) en dominante vader Jozef, die net als zijn moeder Jozefina actief was in het onderwijs. In die zelfde tijd leerde vader Jozef hem onder meer om de natuurverschijnselen om hem heen te waar te nemen en te duiden. Het zou ons later Minnaerts wereldberoemde driedelige boekenserie “De natuurkunde van het vrije veld” opleveren. Marcels talenten werden al vroeg ontdekt.
Vader Jozef
Ook de kiem voor Marcels sociale betrokkenheid werd al vroeg geplant door vader Jozef. Aanvankelijk volgde hij zijn vader in diens steun aan de Vlaamse zaak. Eenmaal in Nederland verschoof zijn maatschappelijke betrokkenheid van rechts naar links. Van “nationalistisch” naar socialistisch en tenslotte ook communistisch met duidelijke sympathie voor de Sovjet-Unie. Het mag geen verbazing wekken dat deze bevlogen wetenschapper een stempel drukte op de sfeer binnen zijn Sterrenkundig Instituut. Marcel Minnaert was een mens met sterke overtuigingen en principes maar die kwamen ten diepste voort uit zijn ethische principes. Allerminst een fanaat maar voor alles iemand die het beste voor had met de mens en diens welzijn. Voor zijn medewerkers, promovendi en personeel was hij een uitermate aardige, hulpvaardige en zorgzame “pater familias”. Een van de jaarlijkse sociale hoogtepunten: het sinterklaasfeest dat samen met het Fysisch Laboratorium aan de Bijlhouwerstraat gevierd werd.
Idealen
1967. Minnaert wordt verrast op het evenement van het jaar: Sinterklaas. Het feest werd samen met het Fysisch Lab gevierd.
Vanuit zijn sterke sociale instelling probeerde Marcel Minnaert op zijn instituut echt een gemeenschap te creëren waarin iedereen op de zelfde behandeling kon rekenen. Tijdens het dagelijkse koffie-uurtje, waar iedereen bij aanschoof, lette hij erop dat ook het ondersteunende personeel kon volgen waar de gesprekken over gingen. Zijn idealisme kwam tot uiting in zijn afkeer van militair geweld, zijn zorg omtrent het misbruik van wetenschappelijke kennis, zijn zorg om het milieu, zijn afkeer van dierproeven (hij was overtuigd vegetariër), zijn aandacht voor de didactiek en zijn afkeer van verspilling. Voor religie was geen plaats meer in zijn levensovertuiging en hij worstelde zeer met het vraagstuk van de vrije wil. Hij was een groot pleitbezorger voor de invoering van het Esperanto als vredebrengende wereldtaal.
De atoomwapenwedloop maakte hem in 1946 tot een van de initiatiefnemers van de Bond van Wetenschappelijk Onderzoekers, waar hij in 1947 voorzitter van werd. Omdat hij ook in de ogen van veel “Bondgenoten” te pro-Sovjet-Unie was, trok hij zich in 1951 teleurgesteld terug uit deze functie. Aan zijn integriteit twijfelde niemand, zijn koppige naïviteit kon op minder aanhang rekenen. Volgens zijn goede vriend Hans Freudenthal werden al snel alle mensen rond Minnaert door de BVD in de gaten gehouden.
Rampjaar 2012
21 december 2012 zou volgens "ingewijden" de laatste dag zijn van de laatste b'ak'tun van de lange telling van de Mayakalender. Een mond vol, maar het ging volgens de gelovigen dan ook ergens over: het einde der tijden. Niet uitgekomen. Maar 2012 was wel het jaar dat er een einde kwam aan 370 jaar academische sterrenkunde in Utrecht. Aan het grote en kleine universum van Marcel Minnaert, Kees de Jager en vele anderen.
Een schok die nog altijd nadendert. Er was niet het minste begrip voor het besluit van het College van Bestuur onder leiding van Yvonne van Rooy. Een geldkwestie? Strategische keuzes? Verbijstering alom. Collega-opvolger van Kees de Jager en direct slachtoffer was Rob Rutten. Op zijn website verwoordde hij zijn verbijstering als volgt (twee frasen uit een langer betoog):
….“By the end of 2011 the CvB had also announced new overall priority themes for Utrecht University: “sustainability”, “life sciences”, “institutions” [sic], “youth & identity” [sic]. In this vision the exact (beta) sciences vanish apart from “useful” applications such as medical and climate physics.”….
“The responsible CvB chair, Yvonne van Rooy, had a humanities-only (gymnasium-alpha) education, characteristic of high-school pupils that stumble over mathematics and physics to become specimens of C.P. Snow’s classic “Two Cultures” syndrome: intellectuals who proudly assert that not knowing the second law of thermodynamics adorns their intellectuality. She left Utrecht University in 2012, leaving as heritage the dramatic plunge of Utrecht University quality charted below.”…
Het is wel duidelijk dat de klap hard aankwam. Ook Kees de Jager was geschokt. Hij was al met emeritaat maar voelde zich nog zeer betrokken bij de club en het werk waar hij zoveel jaren zijn ziel en zaligheid in had gelegd. Hij was in 2012 een van de sprekers tijdens de afscheidsbijeenkomst. Zelfs hem, de vriendelijkheid zelve, lukte het niet ook maar het minste begrip voor dit besluit op te brengen.
Tot slot citeren we de bekende Amsterdamse astronoom en emeritus hoogleraar Ed van den Heuvel die Kees de Jager als volgt karakteriseerde: “Wereldvermaard sterrenkundige, pionier van het Nederlandse en Europese ruimteonderzoek, inspirerend docent, groot popularisator van de wetenschap, bestrijder van pseudo-wetenschap, getalenteerd wetenschaps-diplomaat, marathonloper en schrijver.”
Van Smeetoren tot Sonnenborgh
Kort nadat in 1122 – toen Utrecht stadsrechten kreeg – een aanvang werd gemaakt met de aanleg van de Stadsbuitengracht en de stadswal als verdedigingswerk, verrees rond 1145 ter hoogte van de huidige Bartholomeusbrug de Smeetoren. De stadsmuur, die pas vanaf 1225 werd gebouwd, was voorzien van meer dan 20 verdedigingstorens, die door de Utrechtse gilden werden bemand. De Smeetoren, waarvan de contouren nog in het wegdek te zien zijn, was één van de eerste verdedigingstorens die werd gebouwd en was bedoeld om van daaruit flankeringsvuur te geven om de stadsmuur en het aangrenzende terrein te verdedigen.
Tussen 1145 en 1854 deed de toren dienst, vanaf 1642 als sterrenwacht voor de Universiteit Utrecht. Na Leiden de tweede universitaire sterrenwacht ter wereld. Er werden in die tijd belangrijk sterren- en weerkundige waarnemingen gedaan door onder andere Nicolaus Cruquius en Petrus van Musschenbroeck en Buys Ballot.
Vanaf 1830 werden alle bolwerken, stadspoorten en de stadswal grotendeels afgebroken – de Smeetoren omstreeks 1855 – en legde Jan David Zocher op een groot deel van de voormalige verdedigingswerken het huidige Zocherpark aan. In het park werd ter hoogte van de Lange Smeestraat in maart 2006 een bord onthuld dat herinnert aan de Smeetoren. De sterrenwacht annex meteorologisch instituut kreeg in 1854 een nieuw onderkomen op het Bolwerk Sonnenborgh met Buys Ballot als directeur.
1854, Sterrenwacht en het nieuw opgerichte KNMI gehuisvest op Sonnenborgh. Een idee van Buys-Ballot.
In 1544 werd Sonnenborgh als één van de in totaal vier bastions die Utrecht moest beschermen van vijandige indringers, gebouwd door de Utrechtse ‘stadsmetselerijemeyster’ Willem van Noort. Dat het bolwerk voor meer dan alleen militaire doeleinden gebruikt kon worden, bleek al in 1639. Het verdedigingswerk werd toen door de Nederlandse hoogleraar plant- en geneeskunde Henricus Regius voorzien van een academische kruidentuin. Rond 1695 werd er ook een chemisch laboratorium gevestigd.
Historic Site
Terwijl het verouderde bastion haar rol in de verdediging van Utrecht was verloren, verwierf Sonnenborgh in de 19de eeuw een positie van wetenschappelijk belang. In 1851 kwam de natuurkundige Christopher Buys Ballot op het idee om boven op het bolwerk een sterrenwacht en een weerkundig instituut te bouwen. Op 15 september 1853 werd de eerste steen door koning Willem III gelegd en een klein jaar later, op 31 januari 1854, werd er het Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut (KNMI) opgericht.
Het KNMI verhuisde in 1897 naar De Bilt. De astronomen hadden vanaf dat moment het rijk alleen. Dat duurde uiteindelijk tot 2012 toen het sterrenkundig instituut werd opgeheven. Sonnenborgh kreeg vanaf dat moment de functie van museum voor sterrenkunde, weerkunde en bolwerken.
Met een bescheiden ceremonie werd in 2021 met een plaquette bevestigd dat Sonnenborgh de status van Historic Site had verworven.
De hele historie, met als hoogtepunt de periode Minnaert – De Jager, was aanleiding voor de European Physical Society (EPS) om Sonnenborgh in april 2021 de prestigieuze titel ‘Historic Site’ toe te kennen. Voorzitter van de EPS, Petra Rudolf, zei tijdens de onthulling van een plaquette op de gevel van Sonnenborgh zo “de herinnering aan de buitengewone bijdrage van Sonnenborgh aan de natuurkunde (lees astrofysica)” in leven te houden.
Mooi, maar de astronomen waren daar ongetwijfeld veel liever zelf in leven gehouden.
Gerard van de Schootbrugge, februari 2022.