Gerard van de Schootbrugge & Espunt
Praatje, 19 maart 2019
Sensationeel
Op 18 mei 1993 kwam SV Nootdorp 7 samen in Gouda, in een betaalbare eetgelegenheid waarvan ik de naam niet kan noemen. Om het einde van het seizoen te vieren en de eenheid van het team te bevestigen. Die eenheid had twee gezichten. Je zou het een Januskop kunnen noemen, maar dat klinkt niet erg vriendelijk en voegt weinig toe aan dit verhaal. Laten we het maar op twee gezichten houden. Enerzijds het hoopvolle gezicht van een groep voetballers, mannen op leeftijd die nog altijd droomden van nieuwe successen en die niets wilden weten van illusies. Hun probleem was volgens hun coach, trainer-pikeur W., dat ze er niets voor lieten staan.
Een terecht verwijt maar een beetje hypocriet omdat hij het laten staan geenszins voorleefde. Zijn mannen leefden volgens W. niet naar hun ambities en ze luisterden niet naar hem. Ze knikten wel als hij ze in de rust toesprak, maar zo gauw ze het veld weer betraden voor de tweede helft, waren ze ofwel al zijn aanwijzingen weer vergeten ofwel werden die woorden overruled door de onmacht die hoorde bij hun leeftijd. Zijn mannen wierpen tegen dat luisteren naar de coach nog nooit resultaat had opgeleverd en hun moeizame bestaan onnonodig verzwaarde. Dat was het ene gezicht.
Het andere gezicht was dat van de echtgenotes, soms vriendinnen, die bij deze speciale gelegenheid aan mochten schuiven en zich mochten verlustigen aan de mini-karbonaadjes en aan de sterke verhalen van hun partners. Zij zagen het als een deel van hun huwelijkse plicht, een inlossing van de belofte die ze ooit hadden gedaan toen hun vent nog strak in het pak stak en ook op het veld nog zijn mannetje stond. Een keer per jaar was nog net te verdragen. En de karbonaadjes waren niet veel minder dan de karbonaadjes die ze ooit hadden gekregen bij hun aanstaande schoonmoeder.
Sensationele overwinningen
Het menselijk brein is een wonder en het geheugen leidt een bestaan vol geheimen en verrassingen. Het etentje in Gouda kwam bovendrijven door de kolken die op woensdag 6 maart 2019 in het kolossale stadion van Real Madrid in mijn arme hoofd werden opgewekt door een bevlogen Ajax. In Estadio Santiago Bernabéu werden Goden en Halfgoden door hun Zonen van de Olympus gekegeld. De koning is dood, leve de koning. Marvin Zuckerman is de vader van de "sensation seeker'. Deze mensensoort, in hoofdzaak van de mannelijke tak, is volgens hem genetisch gepredisponeerd en zoekt spanning onder het motto "je leeft maar eens". Met dat motto kan ik wel iets, maar ik ben toch meer een sensatielijder. Sensaties overkomen me en dat bevalt me prima als het niet te vaak gebeurt. Zo werd ik op de avond van 6 maart als tv-toeschouwer bevangen door een beheerste vorm van extase en kwamen er beelden boven van eerdere, vergelijkbare gebeurtenissen. En om die vergelijkbare gebeurtenissen gaat het me hier. Want Ajax heeft intussen al weer verloren van AZ, dus voorlopig doe ik het graag met de vergelijkbare gebeurtenissen. Zeker van sensaties moet je in de tijd ook wat afstand nemen. Dat is goed voor ze, daar worden ze beter van.
Bij mij kwamen de volgende vergelijkbare gebeurtenissen op:
-1953. De sensationele overwinning van een Nederlands gelegenheidselftal, bestaande uit in het buitenland voetballende profs, op het toen zeer sterke Frankrijk in het Parc des Princes. Uitslag 1 - 2. Een resultaat met ongekende gevolgen voor het vaderlandse voetbal.
-1953. De sensationele overwinning van Hongarije op Engeland op Wembley. De Magyaren, in feite een soldatenteam, versloegen het thuis vrijwel onverslaanbare Engeland met 6 – 3. Met technisch en tactisch superieur spel.
-1966. De sensationele overwinning van Ajax op Liverpool in het Olympisch Stadion. Het Ajax van Rinus Michels won met de onwaarschijnlijke cijfers van 5 – 1 tegen deze voetbalgrootmacht. Curieus detail: het was zo mistig dat niemand de doelpunten heeft gezien. Volgens de Ajaxfans (hooligans kwamen later) was de echte eindstand 7 – 1, de bedremmelde helden uit het Liverpool van de levende Beatles vertelden thuis dat ze met 4 – 3 hadden verloren.
- 1993. Het sensationele etentje van SV Nootdorp 7 in Gouda op 18 mei 1993.
Het zal de lezer verbazen dat ik in dit illustere rijtje ook SV Nootdorp noem. Welnu, het verbaasde mij ook dat dit stukje historie weer bovenkwam. Maar het brein laat zich in dit soort zaken nu eenmaal niet sturen. Complexe ketens van vage geheugensporen en dubieuze associaties leverden dit rijtje op. Het is niet anders.
De bal doet het werk doen
Op mijn leeftijd heeft veel in het bestaan een lange geschiedenis en een beperkte toekomst. Ik heb daar vrede mee. Verzet is zinloos en zou ons tot voorwerp van spot maken van al die generaties die na ons kwamen. Ik ben blij met al die generaties en moet er niet aan denken dat ze niet waren gekomen. Ik gun ze van harte dat ze nog kunnen wat voor ons niet langer is weggelegd: uitbundig vooruitkijken. Ik hoop wel dat ze vooruitkijken zonder al te veel fanatisme. Idealisme mag, is nodig, maar niet wegzinken in depressies of bergen pillen als het inzicht doorbreekt dat ook idealen aan sleet onderhevig zijn. Vooruitkijken heeft nu eenmaal zijn beperkingen Of, zoals Mark Twain, de geestelijke vader van Tom Sawyer en Hucleberry Finn, ooit zei: Voorspellen is moeilijk, vooral als het over de toekomst gaat. Dit fraaie citaat is in de eeuw daarna aan talloze andere bekende figuren toegeschreven. Een balletje kan raar rollen.
Via een kleine maar belangrijke omweg ben ik dan toch weer bij de bal aangekomen. Dat wonderlijke object dat in al zijn uitvoeringen en afmetingen de mensheid meer plezier en ontspanning heeft gebracht dan welk ander artefact ook. De bal brengt de mensheid samen, de bal maakt geen onderscheid. De bal wil geraakt worden. En als hij goed wordt geraakt, worden ook wij goed geraakt. Soms letterlijk, wij voetballers spreken dan van een zakkie blauw, veel vaker worden we figuurlijk geraakt. Dat begint al heel jong en dat blijft tot aan het einde der dagen.
De bal is rond en de bal is oud. De Chinezen waren er, zoals gewoonlijk, al vroeg bij en ook in Midden-Amerika speelde men 1500 voor Christus al Ollamaliztli en Pelota purepecha. Oude Egyptische afbeeldingen tonen meisjes met kaatseballen. En in Ethiopië hockyen ze al heel lang, op hun eigen manier. De archeologen zijn ervan overtuigd dat de bal al lang voor deze vroege, bekende, balspelen een bron van vermaak was, alleen hebben we daar geen harde bewijzen voor. Al met al is het niet overdreven om te stellen dat SV Nootdorp 7 in een lange traditie stond, een traditie die teruggaat tot tijden waarin wedstrijden nog onderbroken moesten worden omdat er een sabeltandtijger was gesignaleerd.
Ons moderne voetbal is rond 1850 ontstaan op Engelse kostscholen waar ze behoefte hadden aan wat mannelijke afleiding. Misschien niet een unieke westerse uitvinding, maar we hebben hem wel aan de wereld getoond en het geschenk is, verpakt in een stapel bankbiljetten, dankbaar aanvaard.
Voetbal op Nieuw-Guinea. Een kokervisie.
Het is al weer een tijd geleden dat buurman Nol uit Nootdorp vertrok. Ik mis hem nog steeds. Een bourgondische zuiderling die na zijn studie in Utrecht bij Buitenlandse Zaken terechtkwam waar hij het heeft geschopt tot ambassadeur. Ik gebruik bewust de wat oneerbiedige term geschopt omdat die past in dit betoog. Als Nol dit onder ogen krijgt, zal hij er ongetwijfeld begrip voor kunnen opbrengen.
Nol heeft na zijn actieve dienst bij BuZa wat afstand genomen van Den Haag en heeft zich met Beatrijs in Utrecht gevestigd. Vorig jaar hebben we elkaar weer eens gesproken, in Bunnik waar hij bridget. Op onze kringloopwinkel in Nootdorp was een verzameling boeken over Nederlands Nieuw-Guinea binnengebracht. Wellicht van een oud-collega van Nol. Nol was zijn loopbaan bij BuZa een halve eeuw geleden gestart in Nieuw-Guinea. Bij de klanten van onze kringloopwinkel bestond niet de minste interesse voor de oude boeken met hun verhalen over ons laatste stukje wereldrijk, dat ons ook nog op zo’n vernederende en perfide wijze is ontfutseld. Ik heb de boeken toen maar voor Nol gereserveerd, die er uiteindelijk nog eentje niet bleek te bezitten. Dat heb ik hem in Bunnik overhandigd. Dit als aanloop voor Nols voetbalrol in ons verhaal.
Nol was ooit als jonge bestuursambtenaar naar Nieuw-Guinea uitgezonden om in een nog ongerept gebied een vliegveldje aan te leggen. Hij kon daar smakelijk over vertellen, sterker nog, hij had er ook wat filmbeelden bij. Nadat het vliegveld gereed was gekomen moest hij wachten op het einde van de regentijd alvorens een eerste vliegtuigje met een hoge bestuursambtenaar zou kunnen landen om dit nieuwe ruimhartige geschenk van Nederland aan het Papoeavolk officieel in gebruik te nemen. Het wachten viel Nol lang. Toen het uiteindelijk opklaarde en het vliegtuigje landde, verdween dit vrijwel volledig in de modder. Dat moest dus anders. Met behulp van een bevriende stam werd het toestel weer opgedolven. Maar Nol kon nog niet mee terug. Het vliegveld moest opnieuw worden aangelegd. Nol moest nog een jaartje blijven. Gekweld door verveling kwam hij op het idee om zijn papoea’s voetballen te leren. Met kunst- en vliegwerk probeerde hij de essentie van het spel over te brengen. Toen het eenmaal zover was dat er afgetrapt kon worden, bleek dat de papoea’s mentaal toch een eigen draai aan het spel hadden gegeven. Zij beleefden de meeste voldoening aan het treffen van de peniskoker van een tegenstander. En als deze het begaf was het helemaal feest want dan verdween de ongelukkige als een speer van het veld, dook onder in een belendend stroompje en wachtte daar tot de familie een nieuwe koker had vervaardigd. Nols verhaal kwam overeen met de beelden die hij toonde. Het mooie van dit verhaal vind ik zelf dat hier open en bloot uit blijkt dat alles in het leven, dus ook het voetbal, bezien moet worden door een darwinistische bril. Succes bij de voortplanting, daar komt het toch uiteindelijk op neer. Ook in Gouda was dat besef voor de goede verstaander nooit ver weg.
Sensaties
De wedstrijd van de eeuw, Wembley, 25 november 1953
Sensatie 1. Engeland – Hongarije 3 – 6
1953, Wembley, Engeland (met Stanley Matthews) en Hongarije betreden het veld voor een historische wedstrijd. Voorop de aanvoerders Wright en Puskas. De Engelsen hebben nog geen idee wat hen te wachten staat.
Engeland verliest thuis voor het eerst van een continentale ploeg. Onderstaande tekst (cursief) is gebaseerd op een tekst van Marco van der Heide, op de site Staantribune.
Ferenc Puskás (de aanvoerder van de Hongaren, later een held, jazeker, waar anders dan in Real Madrid,) staat in de middencirkel, met de bal, te wachten tot de wedstrijd begint. Hij houdt de bal een aantal keren hoog, legt ‘m stil op z’n voet, wipt ‘m weer op en speelt met een hakje een teamgenoot aan. De Engelse commentator Kenneth Wolstenholme komt superlatieven tekort: “Zo, wat een vertoning, wat een balcontrole, moet je eens kijken. Ik denk dat we vandaag erg veel moeite zullen hebben met de Hongaren.”
Een kleine minuut later ligt de bal al in het net. Nándor Hidegkuti ontvangt de bal na een combinatie door de as, maakt een lichaamsschijnbeweging, dribbelt het zestienmetergebied in en schiet snoeihard raak: 0-1. Het vormt de opmars voor een legendarische zege van de Hongaren, die de Engelse ogen voor eens en voor altijd zou openen.
Hongarije had in de persoon van Gusztáv Sebes een tactisch meesterbrein. De trainer was zijn tijd ver vooruit. Sebes introduceerde doordachte fitness- en trainingsschema’s en stond aan de wieg van het Nederlandse totaalvoetbal door zoveel positiewisselingen van zijn spelers te eisen dat ze op elke plek in het veld uit de voeten moesten kunnen. Puskás zei daarover: “Wanneer we aanvielen, viel iedereen aan en wanneer we verdedigden, verdedigde iedereen. Wij waren het prototype van het totaalvoetbal.”
Bovendien voerde Sebes een tactische variant door. Hij liet zijn aanvalsleider Hidegkuti, klein van postuur en vaak niet opgewassen tegen het fysieke geweld van de mandekkers van de tegenstander, als een valse spits spelen. De stopperspil van Engeland, Harry Johnston, bleef daardoor in verwarring achter. Als hij doordekte op Hidegkuti, viel er een groot gat in zijn rug. Maar als hij bleef staan, kon Hidegkuti vrij rondzwerven en het spel verdelen. “Voor mij was de totale hulpeloosheid het ergst”, schreef Johnston erover in zijn biografie. “Er was geen enkele mogelijkheid om de onverbiddelijke werkelijkheid te veranderen.”
Het contrast met de Engelsen was enorm. De Britten liepen op tactisch gebied mijlenver achter op “die Hongaren in hun kersenrode shirts”. Sportjournalist Jonathan Wilson schreef daarover: “Techniek en dingen waar je al te nadrukkelijk over moest nadenken, dienden te worden gewantrouwd en fysieke taaiheid was en bleef de grootste deugd. Het is geen toeval dat naast het wereldkampioenschap van 1966 het meest sprekende beeld van het Engelse voetbal is dat van Terry Butcher, met een van bloed doordrenkt verband om zijn hoofd, gewond maar niet gebroken.”
De wedstrijd wordt in Hongarije nog altijd als historisch gezien. Een fantastische muurschildering in Boedapest (openingsfoto) herinnert er onder meer aan. Zie hier de sensatie in bewegende beelden.
Sensatie 2. Frankrijk – Nederland, 1 – 2, Parc des Princes, 12 maart 1953
1953, Parijs. Een Nederlands team van buitenlandse profs verslaat het sterke Frankrijk. Hier scoort Bram Appel de winnende goal. Plaatje uit deel 1 van het tiendelige Sportboek van Blue Band dat ik als een grote schat koesterde. Jammer dat AH geen maat weet te houden met het sparen van plaatjes voor steeds weer nieuwe albums.
Na de oorlog vertrekt alles wat in Nederland een beetje kan voetballen naar het buitenland om wat vreemde valuta binnen te hengelen. Alleen Abe Lenstra slaat een blanco cheque van Fiorentina af (nachtenlang heeft hij met zijn vrouw Hil overwogen om er een miljoen op in te vullen) en blijft in Heerenveen op het gemeentehuis werken. Nederland houdt vast aan het amateurvoetbal en dobbert rond in de onderste regionen van het Europese voetbal.
In de nacht van zaterdag 31 januari op zondag 1 februari 1953 is een stormvloed onze dijken te machtig met een ramp van ongekende omvang tot gevolg. Op initiatief van de in Frankrijk voetballende Theo Timmermans wordt een benefietwedstrijd georganiseerd van een Nederlands gelegenheidselftal tegen een op volle sterkte aantredend Frans nationaal elftal met daarin onder meer Kees Rijvers. Maar ook onze Hilversumse held Rinus Schaap die op dat moment in Toulouse speelde. Zie hier de sensatie in bewegende beelden (Polygoonjournaal)
27 december 2010, De Volkskrant, Fragmenten uit een interview met Kees Rijvers
Op 11 maart 1953, zat Kees Rijvers (27) op zijn kamer in het chique Hotel Terminus in Parijs. Het was Theo Timmermans en Bram Appel gelukt de benefietwedstrijd te organiseren.
Heel serieus nam Rijvers de wedstrijd niet. Dat veranderde toen hij de volgende ochtend de lobby van het hotel betrad. Het was er druk, met pers, voetbalbestuurders, vrienden, bekenden, en ook onbekenden. Het werd alsmaar drukker. 'Fans ja, het hotel liep vol. Daar was geen sprake meer van een bespreking, zo veel aandacht was er uit Holland. Ik had zoiets nooit gezien.'
De uitgebreide tactische bespreking die Bram Appel in gedachten had, viel in het water. 'Het moest in een paar minuten, en werd daardoor simpel en krachtig. Het plan van Bram was om vooral niet te verliezen. De Fransen hadden een topteam, en wij waren maar een bijeengeraapt groepje. We hadden bijvoorbeeld geen echte verdedigers in de ploeg, dus op de twee backplaatsen moesten middenspelers staan, Arie de Vroet en Gerrie Vreken. Bram was spits, maar hij zou voor de zekerheid naast Cor van der Hart in de verdediging spelen. Ik was linksbinnen, maar moest rechtsbinnen staan.'
De massale opkomst uit Nederland maakte indruk op de spelers. Wat eerst een ontspannen potje voor het goede doel tegen ploeggenoten uit de Franse competitie zou zijn, werd een prestigestrijd. De 8000 overgekomen Nederlanders wilden zien dat Nederlanders wel degelijk konden voetballen. Dat zette wat druk op de zaak. 'De naam van Nederland stond op het spel', zei Arie de Vroet na de wedstrijd.
Die donderdagmiddag was de sfeer in het stadion groots. Het muziekkorps speelde ondanks het veto van de KNVB het Wilhelmus, dat luidkeels werd meegezongen, net als Hup Holland Hup. Rijvers: 'Er werd veel drukte gemaakt door de Hollanders. Dat was toen nieuw, in elk geval voor ons. Ze namen dat stadion over. We konden het niet geloven.' Vanaf de aftrap waren de Fransen beter. Kees Rijvers weet nog precies hoe Frankrijk op voorsprong kwam. 'Arie de Vroet passte op onze helft op De Harder. En Bertus. . .' Hij staat op, en wijst dan in de richting van de televisie. Vanuit daar komt de pass van Arie de Vroet. Rijvers neemt aan, en passeert de stoel, en doet alsof hij er met de bal vandoor gaat. 'Van de 100 keer dat hij het deed, lukte het 98 keer. Maar Gianesi tuinde er niet in, en gaf direct een goeie diepte- pass op Saunier. Die kapte Van der Hart uit, en maakte 1-0. Als Bertus nu had gespeeld, was hij meteen gewisseld.'
In de 57 ste minuut maakt Nederland wat gelukkig gelijk (Rijvers, De Harder)
In de 78ste minuut gebeurt het onvoorstelbare. De Kubber neemt een vrije trap, Timmermans zet voor, Appel scoort de 2-1. Vijftien zinderende minuten later stromen uitgelaten supporters het veld op, de radiocommentatoren zijn euforisch, en de Nederlandse huiskamers ook. Voor iedereen hoorbaar schreeuwt een fan in Parijs naar Abe Lenstra, die als amateur op de tribune zit: 'Abe, neem ze allemaal mee!'
Ook Abe
Abe Lenstra, met Eric de Noorman en Einstein een jeugdheld. Abe stond overigens zelf ook aan de basis van enkele sensationele wedstrijden, waaonder de historische overwinning op Ajax op 7 mei 1950. Ajax stond met een halfuur te spelen nog met 5-1 voor. Desondanks gingen de hoofdstedelingen onderuit en won Heerenveen met 6-5! Abe en de mysterieuze krachten in de sport.
Een in alle opzichten bijzondere wedstrijd die een bijzonder vervolg krijgt. In september 1954 start een wilde betaald-voetbalcompetitie van een groep nieuwe verenigingen In november geeft de KNVB geeft zijn verzet tegen betaald voetbal op. Voor veel spelers voelt het als een bevrijding. Ze keren direct terug naar Nederland.
En zo kon het gebeuren dat ik toch nog een keer mijn grote held Abe Lenstra in het echt heb zien voetballen. Eind 1954 verhuisde Abe van Heereveen naar Sportclub Enschede waarvoor hij tot 1963 speelde. De semi-profs van Sportclub Amsterdam speelden hun thuiswedstrijden op zaterdag op het Hilversumse sportpark. Namen die ik me herinner: Herman van Raalte (keeper), Josje Vonhof (klein en watervlug) en Hans Boskamp (toneelspeler). Op een zeker moment, begin jaren zestig, kwam Sportclub Enschede op bezoek. Met Abe Lenstra, die op het eind van zijn carrière toch nog een paar centjes probeerde mee te pakken. Eén van zijn teamgenoten bij Sportclub Enschede werd in 1960 Helmut Rahn. Het was deze Helmut Rahn die in 1954, op het wereldkampioenschap voetbal in Bern de gedoodverfde, onoverwinnelijke Hongaren de das omdeed. Mijn helden verloren in de finale met 3 – 2 van West-Duitsland nadat ze daar eerder in het toernooi nog met 8 – 3 mee hadden afgerekend. West-Duitsland kwam met 2-0 achter, niets aan de hand, maar door onder andere een doelpunt van Rahn werd de stand voor de rust weer gelijk getrokken. In de 84e minuut scoorde Rahn de winnende 3-2, waarmee hij het wonder van Bern bewerkstelligde en zichzelf tot een voetballegende maakte. Welbeschouwd zou deze wedstrijd ook gepast hebben in het rijtje sensationele voetbalwedstrijden, maar daar kwam ik te laat achter. Ik heb gehuild, net zoals ik heb gehuild toen ik twee jaar later op de radio hoorde hoe in 1956 de Russische tanks Boedapest binnen denderden. Het betekende niet alleen het einde van een opstand maar ook van een wonderelftal (de Magische Magyaren).
Maar ook deze medaille bleek later twee zijden te hebben. Mijn helden hadden verloren, maar Duitsland hervond zijn zelfvertrouwen en kon beginnen aan het Wirtschaftswunder. Rond 1960 zag ik Abe en Helmut samen in de voorhoede van Sportclub Enschede opereren. Ik heb niet alles gezien want ik moest het doen met een gratis stangplaats: op de stang van mijn fiets in een hoek van de omheining, wat verlaagd, waardoor ongeveer de helft van het veld zichtbaar was.
Sensatie 3. Ajax – Liverpool, 5 – 1. 7 december 1966
Goed voor een staanplaats t.w.v. f 3,-, wat me een redelijke prijs lijkt. Daarbij moet worden aangetekend dat de beloning van de spelers niet uitbundig was en dat je ook moet bedenken dat een dergelijke plek geen garantie bood dat men iets van het feest meekreeg. De mist was allesverhullend en de score moest men afleiden van het gejuich dat enkele gelukkigen produceerden die ongetwijfeld meer hadden betaald. Het gevoel van sensatie was er niet minder om. Sensatie kent zijn eigen wetten.
Of hoe het grote Liverpool in het Olympisch Stadion de mist inging. De eerste wedstrijd in de tweede ronde van de Europacup tussen het nietige Ajax van (de beginnende Rinus Michels) en het formidabele Liverpool van Bill Shankly liep uit op een regelrechte sensatie. Ajax stuurde Liverpool met 5 – 1 naar huis. Doelpuntenmakers: Cees de Wolf (al na drie minuten), Johan Cruijff, Klaas Nuninga (2x) en Henk Groot. Voor Liverpool scoorde Chris Lawler. Het talrijke publiek zag van de doelpunten niet veel; uit het juichen van de spelers maakte men op dat er was gescoord.
Liverpool was in de jaren zestig een Europese topclub, die op dat moment regerend kampioen van Engeland was en net de League Cup had gewonnen. Hoe gek het ging:
Vlak voor rust dacht Sjaak Swart, na een fluitsignaal van de scheidsrechter, dat het al rust was. Hij was al bijna bij de kleedkamer toen hij bestuurslid Jaap Hordijk tegenkwam, die hem duidelijk maakte dat het nog geen rust was. Swart liep terug naar het veld, kreeg de bal, gaf een voorzet en na een kopbal van Nuninga was het 4-0.
Shankly zat in de ontkenningsfase. Hij rekende erop dat zijn team in Liverpool met een nulletje of zeven zou winnen. Het werd 2 – 2. Dag Liverpool, welkom sensatie.
Ik heb de wedstrijd meebeleefd, gezien is een te groot woord, bij een jaarclubvriendje in Utrecht dat nog thuis woonde. Een groot deel van de avond was zijn vader druk met het scherpstellen van het tv-toestel en het verplaatsen van de kamerantenne. Zijn moeder meende dat de mist een technische achtergrond had. Pure beleving. Zie hier de sensatie in bewegende beelden.
Mysterieuze krachten in de sport
In 1941 verscheen een opmerkelijk boek van de hand van de sportjournalist Joris van den Bergh. Hij beschreef nieuwe ideeën over het bereiken van topprestaties met een grote nadruk op de psychologie in de sport en van de sporter. Karel Lotsy, de man die het Nederlands Elftal in de jaren twinig en dertig uit het slop tilde, gebruikte een vergelijkbare aanpak ("mental training"). Karel was overigens na de oorlog niet onomstreden. Joris van den Bergh stak zijn bewondering voor de sportbevordering in het vooroorlogse Nazi-Duitsland niet onder stoelen of banken, maar hem ging het om de sport, niet meer en niet minder.
In de sport spelen mysterieuze krachten een belangrijke rol en daardoor is sport onvoorspelbaar en leuk. We hebben hiervoor een paar voorbeelden besproken met als aanleiding de onwaarschijnlijke prestatie van Ajax op 6 maart 2019 in Madrid. Iedereen die iets aan sport doet weet dat deze mysterieuze krachten bestaan. Hoe en wat? Mysterie! Maar er wordt in allerlei labs over de hele wereld hard gezocht naar oorzaken, mechanismen en manipulatie. Voor de wetenschap is nu eenmaal niets heilig. Of voor de machten en krachten die hier weer achter zitten. Ook mysterieuze krachten maar dan anders. Je zou er duizelig van worden.
We hebben het allemaal meegemaakt. Zo maak je bij het biljarten de mooiste caramboles, je hebt dan zogezegd ‘het jeu’, en zo mis je alles op fracties van millimeters. Tafeltennis, zelfde laken een pak. Op het ene moment komen de smashes onhoudbaar door, op het andere moment sla je alles net uit. Het verschil? Mysterie. De verspringer die net wel of net niet uitkomt met zijn passen, de bokser die even zijn dekking vergeet, en ga zo maar door. In iedere sport lukt het soms en soms niet. Waarom? Zeg het maar.
Als voetballer probeerde ik mijn medespelers altijd een bal in de loop mee te geven. Dat luistert nou. Abe was er goed in. Het geeft dynamiek en is lastig te verdedigen. Essentie is uiteraard dat de betreffende medespeler in beweging is. Ik moet nu toegeven dat ik te lang aan mijn eigen visie heb vastgehouden. Bij SV Nootdorp 7 was geen beweging. Dat was de enige manier om het tweemaal drie kwartier vol te houden. Mijn passes kwamen nooit aan en niemand geloofde dat dat niet aan mij lag. Desondanks heb ik mijn basisplaats nog jaren kunnen vasthouden omdat coach en trainer-pikeur W. iemand nodig had die na het douchen bereid was om de zaak even droog te trekken. En ik hield bij wie er aan de beurt was voor een rondje, laat ik dat niet vergeten.
De sportjournalist Joris van den Bergh maakte in 1943 naam met zijn boek “Mysterieuze krachten in de sport”. Het fenomeen is dus zeker niet nieuw. Joris besteedt een groot deel van zijn boek aan de wijze waarop Karel Lotsy het Nederlands elftal er weer bovenop helpt. Karel gaat aan de slag met de mysterieuze krachten en het helpt. In de periode van 15 maart 1925 tot 2 november 1930 speelde het Nederlands elftal 17 uitwedstrijden en won er niet een. Karel Lotsy nam de zaak over en begon de groep nu ook psychologisch te bewerken. Verbroedering (iedere week samenkomen bij het Haagse VUC dat toen al kunstlicht had) en concentratie. Breintraining meer dan werken aan de spieren. Lotsy die sprak en toesprak. En de resultaten kwamen. Van 10 juni 1931 tot 3 mei 1936 speelde het Nederlands elftal tien achtereenvolgende uitwedstrijden en won ze allemaal! En geloof me maar, trainer-pikeur W. kende het boek van Joris van de Bergh uit zijn hoofd. Het is een publiek geheim Luister naar zijn woorden, in Gouda uitgesproken op 18 mei 1993 (of in ieder geval de woorden die hij had kunnen uitspreken en waar hij volledig achterstond).
Sensatie 4. SV Nootdorp 7 bijeen in Gouda. 18 mei 1993
Gouda, 18 mei 1993. SV Nootdorp 7 met dames terugkijkend op een sensationele voetbalhistorie. De herinneringen daaraan waren overigens allerminst genderneutraal.
SV Nootdorp 7 (of 5) in grote vreugde bijeen voor het jaarlijkse uitje. Tweede van links wondercoach, mental trainer (pikeur) W. De foto is genomen door Espunt en hij ontbreekt dus op dit plaatje. Selfies waren nog niet in zwang. Zijn echtgenote Gemma, rechts naast de dame en blanche, vormt het indirecte bewijs voor zijn betrokkenheid bij dit sensationele team.
Hieronder de imponerende toespraak die ik ergens in mijn archief bij toeval terugvond en die me mede inspireerde tot het schrijven van dit Praatje.
Het is weer tijd voor onze jaarlijkse overdenking. Natuurlijk zijn we hier samengekomen om onder het genot van een hapje en een drankje even de zorgen van alledag te vergeten. Daar is niets verkeerds aan. Maar er is natuurlijk meer. Bijvoorbeeld die reeks heroïsche gevechten die we de afgelopen maanden hebben gestreden. En de nog aanzienlijk grotere reeks flesjes bier die nodig waren om onze wonden te likken. Kijk, dat gaat net even verder dan plat vermaak. Sterker nog, men mag het nauwelijks vermaak noemen. Het is eerder een innerlijke kracht die ons telkens weer dwingt de tas te pakken en de richting van 's Gravenhof (sportpark in Nootdorp waar SV Nootdorp zijn thuishaven heeft) te kiezen.
Onderweg kom ik wel eens iemand tegen die mij dan vraagt: 'zeg voetballer, wordt die kracht niet zwakker naarmate je ouder wordt?' Een voor de hand liggende vraag, want er zijn immers vele krachten die afnemen als we ouder worden. Ik zal ze niet noemen, ze zijn bekend. Maar in dit geval ligt het toch wat anders. Ik antwoord dan ook meestal: 'geenszins beste man, deze kracht vindt zijn oorsprong buiten de voetballer. Waar hij precies vandaan komt is nog niet opgehelderd. Maar men neemt aan dat het krachtcentrum in de buurt van de beroemde Orionnevel ligt. Dus dat zit voorlopig wel goed.'
Het is duidelijk dat voetbal zo in een geheel ander kader terechtkomt. Zoals bekend ligt de Orionnevel, een enorme ijle gaswolk, in het sterrenbeeld Orion. Voetbal heeft dan ook alles te maken met sterrenkunde. De voetballer voelt een sterke behoefte om zich te vereenzelvigen met een ster. Hij voelt zich ster. Hij is een ster. Het zal u dan ook niet verbazen dat SV Nootdorp 7 een sterrenteam is. Dat heeft niets met arrogantie te maken, maar alles met de kosmische symboliek van de voetballerij. Wij opereren dan ook bij voorkeur vanuit een tactisch astronomisch concept. De coach stelt daarbij voor de wedstrijd het sterrenbeeld vast.
Tegen zwakke ploegen is dat vaak de Boogschutter. Sterke teams vragen om een ander sterrenbeeld. Hij kiest dan meestal voor de Ram. Vragen om moeilijkheden is de keuze van het sterrenbeeld de Vissen. Vooral onze doelverdediger maakt daar terecht bezwaar tegen. Na de wedstrijd schakelen we meestal moeiteloos over op het sterrenbeeld de Waterman.
Ik wil graag nog een ander aspect van de ouder wordende voetballer belichten. De ouder wordende voetballer heeft herinneringen. Niet alleen aan zijn eigen heldendaden, maar ook aan die van hen die hem tot voorbeeld dienden. De helden uit het verleden, die nu stokoud zijn of overleden. Zo'n held uit de prehistorie van het voetbal was Beb Bakhuys. Ik heb al eerder geciteerd uit zijn boeiende boek 'Koning Voetbal' van uitgeverij De Combinatie uit Rotterdam. Het is van ver voor de oorlog. Deze Bakhuys heeft talrijke rake waarnemingen gedaan en opgeschreven. Ik wil daar graag nog maar weer eens een voorbeeld van geven. De spelers onder ons zal het hopelijk bekend voorkomen. Onze partners zullen ongetwijfeld opkijken van de rijkdom van het voetbalspel en van de hoge eisen die het aan de spelers stelt. Het betreft de taak van de voorhoede in het algemeen en van de middenvoor in het bijzonder.
Bakhuys, zelf een begenadigd middenvoor die al voor de oorlog Nederland verliet om in het buitenland furore te maken, schrijft daar onder meer het volgende over:
'Bovendien behoort het tot de taak van de middenvoor bij de aanvang van de wedstrijd of bij de hervatting na de rust de aftrap te doen. Doorgaans doet hij dat door een klein tikje schuin vooruit naar zijn binnenspeler om dan onmiddellijk met de drie andere voorhoedespelers naar voren te snellen. (Ook in ons spel is dit een karakteristiek element hoewel ook in het naar voren rennen beheersing tonen.) De binnenspeler speelt de bal enigszins achterwaarts naar de kanthalf om dan eveneens snel naar voren te rennen. Onmiddellijk daarop plaatst deze halfback de bal naar voren naar de inmiddels opgedrongen voorhoede. Doorgaans heeft de kanthalf tijd genoeg om te kijken hoe hij de bal plaatsen moet. (Ik was in SV Nootdorp 7 een van die kanthalves die tegenwoordig middenvelder worden genoemd.)
Ook gebeurt het wel dat de middenvoor het spel opent met een verre trap naar een van de buitenspelers. Zoiets moet men van tevoren afspreken, want de buitenspeler moet onmiddellijk na het fluitsignaal zo snel mogelijk langs de lijn naar voren rennen. Gelijktijdig met het fluitsignaal en direct na de aftrap rennen ook de andere voorhoedespelers naar voren, terwijl de buitenspeler de bal zo spoedig mogelijk moet voorzetten. Menigmaal heeft een dergelijk overrompelend optreden succes opgeleverd, (ook deze variant beheerste de voorhoede van SV Nootdorp 7 tot in de puntjes; ik kan me alleen niet herinneren dat hij ooit een doelpunt heeft opgeleverd.)'
Bakhuys, de geniale aanvaller, maakt dan even later terloops nog even de volgende opmerking:
'Ook dient er nog even de aandacht op gevestigd te worden dat de taak van de middenvoor evenals die van de vleugelspelers bijna uitsluitend aanvallend is.'
Een raad die door onze voorhoede ruimschoots ter harte is genomen. Zij houden zich uitsluitend met aanvallen bezig. Nieuwlichterij als meeverdedigen is aan hen niet besteed en als de achterhoede in nood is verwijzen ze zonder schroom naar de adviezen van Bep Bakhuys.
Nu ik het toch ook over de voorhoedespelers heb, hier nog een opmerking van Beb Bakhuys over de vleugelspelers:
'Tot de taak van de vleugelspeler behoort ook het nemen van hoekschoppen. Gebruik hierbij nooit de punt van de schoen, tenzij men hierin door oefening een zodanige routine heeft verkregen dat men met bijna wiskundige zekerheid bepalen kan, waar de bal terecht zal komen. Ik heb vleugelspelers gezien die na geweldige oefening het zover hadden gebracht dat zij bij een hoekschop de bal bijna loodrecht voor het doel konden laten neerkomen. Zij raken bij het nemen van de hoekschop de bal met de punt van de schoen onder het midden. Hierdoor gaat de bal de hoogte in en geeft men hem tevens een draaiende beweging. Men zou hier kunnen spreken van tegeneffect. Een dergelijke bal verliest zijn gang terwijl hij nog door de lucht vliegt. Is de gang aan de bal ontnomen dan doet de zwaartekracht de rest. De bal valt bijna loodrecht naar beneden hetgeen het inkoppen aanzienlijk vergemakkelijkt.'
Ik wijs u nog even op het hoge intellectuele niveau van deze teksten. Hier staat niet zomaar iemand wat te raaskallen over voetbal, zoals je tegenwoordig helaas zo vaak meemaakt, hier is een intellectueel aan het woord die ons uitlegt hoe het uiteindelijk de zwaartekracht is die ervoor zorgt dat de bal weer naar beneden komt. Zoals ook de zwaartekracht in de Orionnevel uiteindelijk weer nieuwe sterren zal laten ontbranden. Dat is ongetwijfeld een zorg minder voor de vleugelspelers die toch al zoveel aan hun hoofd hebben.
Een belangrijke vraag die hier dan ook niet onaangeroerd mag blijven, is de vraag hoe de ouder wordende voetballer er in slaagt om zijn partijtje mee te blijven blazen. Gezien het voorgaande zal het u niet verbazen dat we voor het antwoord op deze vraag het best bij een ster te rade kunnen gaan. Door een gelukkige samenloop van omstandigheden was er onlangs een gelegenheid om een oude ster van historisch formaat te benaderen. Stanley Matthews, Sir Stanley Matthews was even in Nederland. Sir Stanley is nu (1993) 78 jaar oud. Drie jaar geleden stopte hij met voetballen. Tot zijn vijftigste speelde hij in het eerste van Stoke City in de hoogste afdeling van het Engelse voetbal. Daarna nog enkele jaren op Malta. Een vleugelspeler van unieke klasse. Door geen enkele back te houden. Sir Stanley was mijn grote jeugdidool. Ik herinner me hoe ik met rode oren het verhaal las dat hij zijn fantastische techniek had verkregen door als klein jochie de hele dag met een tennisballetje door de kamer tussen het meubilair te dribbelen. Tot wanhoop van zijn moeder. Hoe heeft die man dat zo lang volgehouden? De Haagse Courant van 15 mei 1993 zegt daarover het volgende:
'De man die legendarisch werd door zijn onweerstaanbare dribbels die zijn doorgaans zo'n twintig minuten durende topoptreden per duel altijd kenmerkten. Steevast de laatste twintig minuten van de wedstrijd.'
Kijk, hier valt voor ons dunkt me nog wel wat te leren. Wij beperken ons immers ook tot een effectieve speelduur van zo'n twintig minuten. Gemiddeld. Maar die ligt voor de meesten van ons aan het begin van de wedstrijd. De grote vraag is dan telkens weer: wat doen we die andere zeventig minuten?
Sir Stanley deed het duidelijk anders. Misschien kunnen we volgend jaar eens proberen hoe het bevalt als we onze sterren de laatste twintig minuten laten fonkelen. Misschien kunnen we daar de komende maanden onze gedachten eens over laten gaan.
Tot zover het gedachtengoed van onze coach, de trainer-pikeur W., waaraan wij zoveel te danken hebben, en die nu al weer geruime tijd op de eeuwige jachtvelden actief is. Wat valt er nog aan toe te voegen? Dat de bal rond is. Maar dat wisten we al.
Nieuwsgierig geworden naar SV Nootdorp 7 (in sommige jaren ook 5, maar zo'n opwaardering was verder in het spel niet waarneembaar)? Hier tref je een kleurrijke beschrijving aan van een karakteristieke SV Nootdorp 7 wedstrijd aan: klik hier.
Espunt, 17 maart 2019