Gerard van de Schootbrugge & Espunt
Ordinaire voorvallen
Het waren twee ordinaire voorvallen die me op het spoor zetten van dit verhaal. Het begon met Aulapocket 748, ‘Geschiedenis na 1945”. De stevige bundel verscheen in 1985 onder redactie van J.L. Heldring, H. Renner en R.B. Soetendorp. Ik trof hem aan in het meeneembiebje van ons parkje in Speuld. Heldring (1917-2013) opgeleid tot jurist, trad in 1945 in dienst van de NRC en was van 1968-1972 hoofdredacteur. H. Renner en R.B. Soetendorp waren beiden verbonden aan de vakgroep Eigentijdse Geschiedenis van de Groningen Universiteit.
Thuis in Nootdorp struikelde ik, ook onvoorbereid, over een oude ordner van gewapend beton met kranten- en tijdschriftartikelen uit de periode zo rond 1985. Tja, wie wat bewaard, die heeft wat. En dan ben ik ook nog geboren in 1945 en belanden we zeer spoedig in 2025, een Heilig Jaar. Ik, we, ben dus twee keer veertig jaar verder sinds het einde van de Tweede Wereldoorlog. Wat ben ik, we, daar wijzer van geworden? De vraag is simpel, het antwoord onoverzienbaar. Beperking moet hier uitkomst brengen. Zo hier en daar een snufje herkenning zou mooi zijn.
Hoe moet het nu verder met onze jeugd?
Eén ding kan ik nu wel toegeven: ik kan erg genieten van de krant van eergisteren. Dat betekent dat ik bij voorbeeld nog steeds opgewonden kan raken van een kort berichtje, geknipt uit het Algemeen Dagblad van 23 januari 1985, met als kop: “Jeugd verslaafd aan roken en drank”. Op de avond van 22 januari bekend gemaakt in het actualiteitenprogramma van KRO’s Brandpunt. En het was dus niet alleen de alcohol. Ook het roken “heeft een grote vlucht genomen”. Volgens J. Sorber van de Nationale Commissie tegen het Alcoholisme “wordt het tijd voor harde maatregelen”. Geen reclame meer op tv en geen alcoholverstrekking meer onder de 18 jaar. Een jaar later ging de actie “Drank maakt meer kapot dan je lief is” van start. Men deed er vervolgens dertig jaar over om de leeftijdsgrens van 16 naar 18 te verhogen (2014). Zo’n bijna verloren berichtje leert me dat de strijd tegen verslavende genotmiddelen begint met een kegel en vraagt om een lange adem. Voorlopig wordt het aanbod nog altijd groter en gevarieerder, zoals met alle populaire producten in de schappen van de consumptiemaatschappij. Veilig is de jeugd in ieder geval nog lang niet. Sterker nog, de jeugd heeft niets met veiliger leven.
In 1945 wisten de Amerikanen de Europese harten te winnen met het uitdelen van kauwgom en sigaretten. De whisky bewaarden ze voor hun eigen bevrijdingsfeesten. Drank en sigaretten waren onmisbaar geweest tijdens de oorlog. Maar ook daarna. Onze bevrijders hadden overigens al voor de oorlog geleerd dat “het droogleggen” van een hele samenleving nogal wat consequenties heeft. Per 17 januari 1920 was de productie en consumptie van alcoholische dranken in de VS verboden. Aanvankelijk was er veel optimisme over de afname van de criminaliteit. Maar al snel werd duidelijk dat de handel en productie van alcohol naar de illegaliteit waren verplaatst. Ook bleek dat de elite nogal sneaky, de eigen consumptie had veilig gesteld. De Drooglegging eindigde dan ook met een enorme kater.
Het drama van de Drooglegging
Amerikaanse politieambtenaren legen vaten met illegaal gestookte alcohol tijdens de Drooglegging van 1920 -1933.
Meest dramatisch: de maffia was binnengelopen en had zich een machtsbasis verworven. Toen in 1933 de tappen weer open mochten, richtte het geboefte zich soepeltjes op andersoortige vormen van fout geld innen zoals gokken, afpersen en handel in drugs. Sindsdien heeft de tsunami aan drugsinkomsten ook buiten de VS de maffia uit hun duister holen verheven. Het monster is salonfähig geworden en bestuurt intussen gerespecteerd mee. Met het nu nagestreefde verbod op het gebruik van tabaksproducten lopen we vergelijkbare risico’s: illegale productie en handel. Beginnen is moeilijk om nog maar te zwijgen over beëindigen!
D'66 gaat het anders doen.
Ook in de VS is de opkomst van Hans van Mierlo niet onopgemerkt gebleven. New York Times, 7 februari 1967.
In 1966 verscheen er een nieuwe ster aan het politieke firmament: D’66, aangevoerd door Hans van Mierlo. Eindelijk politieke vernieuwing! Het had eigenlijk al in 1945 moeten gebeuren maar de tijd was toen nog niet rijp. De Nederlander had wel wat anders aan zijn hoofd dan democratische vernieuwing: de rommel opruimen, de zaak repareren, het land weer op de been helpen. De treinen laten rijden, de tractoren het land in en zo hier en daar ook nog wat drooglegging. Wederopbouw. Geen sociale en bestuurlijke experimenten, de opgave was zo al groot genoeg. Mouwen opstropen, geen woorden maar daden. Hooguit zorgen dat Frankrijk en Duitsland nooit meer ruzie zouden krijgen en zorgen dat de communisten uit de buurt bleven.
Het ging de goeie kant op, de welvaart groeide en in de jaren zestig kwam ons vooroorlogse wereldje dan toch in beweging. Wat eerder vast was, werd vloeibaar. D’66 betrad de politieke arena met de boodschap dat de nieuwe tijd nieuwe vormen van bestuur en staatsrecht noodzakelijk maakte. Of zoals Van Mierlo het verwoordde: “De maatschappij is radicaal veranderd. De elite-consumptie evolueerde tot massaconsumptie, de elite-informatie tot massa-informatie. De ontwikkeling van de techniek, de moraal, de onderlinge verhoudingen, nationaal en internationaal.” Opmerkelijk is wel dat hij deze woorden uitsprak in 1985 toen hij voor de tweede keer de leiding van D’66 op zich nam (na Jan Terlouw). Na die eerste keer in 1966 was er uiteindelijk toch weinig bereikt. Om het volk te tonen dat het nu echt menens was, werd de apostrophe uit de naam verwijderd. Alles zou anders worden met de Democraten als voorhoede: D’66 werd D66. Helaas bleef het ook na 1985 vooral een keurige partij van hoogstaande intellectuelen met een brede blik op de wereld en met veel aanhang in universitaire gemeenschappen. De gemiddelde Nederlander was nu eenmaal geen revolutionair en had genoeg aan zijn eigen kleine wereldje. Fanatisme en idealisme zorgden te vaak voor ellende.
Maar ja, die studenten, die wereldverbeteraars, denken daar natuurlijk anders over. Gelukkig waren er ook wat grensoverschrijdende neigingen die wel voor wederzijds begrip zorgden, zoals een borreltje op zijn tijd. Dat was toen nog sociaal acceptabel, net als het rokertje. Ook voor Hans van Mierlo. En het werd er op dat punt voor hem ook niet bepaald beter op toen hij nog weer later een verhouding kreeg met de drankzuchtige schrijfster Conny Palmen.
De veranderingsdrang zat blijkbaar in de lucht. De ludieke anarchisten van Provo (1965 – 1967) beleefden in 1966 hun hoogtepunt. Het artikel van Joke Smit Het onbehagen bij de vrouw uit 1967 wordt vaak genoemd als het beginpunt van de Tweede Feministische Golf in Nederland. Maar laten we vooral niet vergeten dat de grote roerganger Mao Zedong in 1966 zijn Culturele Revolutie lanceerde.
Onrustige tijden in China
n de Volksrepubliek China brak een zeer onrustige tijd aan met een hoofdrol voor de Chinese student die door Mao voor onbepaalde tijd vrijgesteld werd van onderwijs om toe te treden tot de voorhoede van de nieuwe revolutie, de zogenoemde Rode Gardes, fanatieke volgers van Mao. De revolutionaire campagne duurde van 1966 tot 1976. en was bedoeld om Mao’s tegenstanders hardhandig uit te schakelen. Volgens Mao was de overheid geïnfiltreerd door lieden die het kapitalisme wilden herstellen in China. Mao beweerde dat zij vermomd waren als revisionistische marxisten, die geëlimineerd moesten worden.
En het lukte. Hij kreeg de absolute macht, die hij had verloren na de eerdere, mislukte, Grote Sprong Voorwaarts, terug. Bij De Grote Sprong Voorwaarts (1958 – 1961, bedoeld om China in een geforceerd tempo te transformeren van een agrarische naar een industriële samenleving) stierven volgens verschillende schattingen 18 tot 45 miljoen mensen (velen door honger). Schattingen van het aantal doden ten gevolge van de gewelddadigheden tijdens de Culturele Revolutie variëren tussen de 1,7 miljoen en 8 miljoen mensen. In Cambodja hebben ze het kunstje nog een keer herhaald met als aandenken de Killing Fields. Het mislukte experiment van de Rode Khmer liep in Cambodja van 1975 - 1979 met 1,7 tot 3 miljoen doden tot gevolg op een bevolking van ruim 7 miljoen mensen.
Massale samenkomst van de Rode Gardisten op het Tia'amnen Plein in Peking. Zij vormden van 1966 - 1976 de voorhoede van Mao Zedong op pad gestuurd om Mao's potentiële vijanden uit te schakelen. Na de dood van Mao vielen ze in een heel diep gat.
De Rode Gardes waren herkenbaar aan hun revolutionaire outfit en aan Het Rode Boekje, waarmee ze op massamanifestaties, er waren miljoenen gardisten actief, uitzinnig naar Mao, de auteur van het boekje, zwaaiden. Dit zag er allemaal toch wat vrolijker uit dan de sombere gezichten in de Sovjet-Unie waar Chroesjtsjov in 1956 een boekje open had gedaan over het terreurbewind van zijn voorganger, Vadertje Stalin. Nee, dan Mao, daar kon je mee thuiskomen. En dus werd Het Rode Boekje in de jaren zestig en zeventig ook voor onze eigen revolutionaire voorhoede in Tilburg, Amsterdam, Nijmegen en andere studentensteden een gids voor betere tijden.
Het waren verwarrende tijden. Ik ging in 1963 in Utrecht studeren. Het duurde nog even maar vijf jaar later zaten we ook in Utrecht in het oog van de orkaan. Ik heb geluk gehad. De orkaan werd vooral gevoed vanuit de verlichte bronnen der sociologiestudies. Wij jongens van de wis- en natuurkunde braken ons het hoofd over heel andere problemen. Maar helemaal uit de wind blijven was nauwelijks mogelijk. Zo werd je geacht de colleges Algemene Didactiek te volgen als je ooit bevoegd voor de klas wilde staan (is nu geen enkel probleem meer). Welnu, die colleges werden al snel gekaapt door zelfverzekerde, revolutionaire krachten uit de gamma-hoek. De Sociale Faculteiten en Academies waar De Nieuwe Tijd werd gepredikt, waren in die jaren broeinesten van rabiate nieuwlichters die geen tegenspraak duldden en inspraak eisten. Reeds tijdens het eerste college in 1968 stond een deel van de zaal op en gebood de docent op autoritaire toon te vertrekken. Zij wisten waarachtig zelf wel wat goed was voor het onderwijs. Vooral niet autoritair. Ik zie de brave borst nog in shock de collegezaal verlaten. En vervolgens die euforie in de bevrijde collegezaal.
Het bevoegd gezag had een probleem, maar er was gelukkig ook altijd nog een BVD (Binnenlandse Veiligheidsdienst) om een oogje in het zeil te houden. Daar kreeg ik rond 1966 mee te maken. De ingrijpende ontwikkelingen in China baarden alom zorgen. Wat gebeurde daar allemaal? Het Rode Boekje, Het gele Gevaar, Vietnam niet te vergeten. En waar kwamen ineens al die shabby Chinese restaurants vandaan? Was dat wel zuivere koffie? Of was het een Vijfde Colonne die met geheime codes ingezet kon worden voor ontregeling, sabotage en spionage? Kwam daar wel eens iemand eten? Zo niet, waar werd die handel dan van betaald? Ja, zo dom waren ze niet bij de BVD. Na Pearl Harbour hadden de Amerikanen voor alle zekerheid toch ook al die Japanners in de VS geïnterneerd? Je weet maar nooit waar de loyaliteit van zo’n etnische groep ligt in geval van een groot conflict. In een sombere bui denk ik wel eens aan de stabiliteit van ons eigen landje waar we maar wat trots zijn op een diversiteit van zo’n 200 nationaliteiten.
Het gevolg van al die onrust en dat gesomber was dat er een oproep op het prikbord van de Studentenarbeidsbemiddeling verscheen waarin betrouwbare vaderlanders werden gezocht voor participerend onderzoek naar de economische basis van de lokale horeca, lees chinese restaurants. Tegen een redelijke vergoeding werd men geacht in een aangewezen restaurant te dineren, lang en degelijk, en tegelijk bij te houden hoeveel gasten er binnenkwamen. De dinerkosten konden uiteraard worden gedeclareerd. Het perfecte baantje voor een armlastige student. Ik kreeg Chinees restaurant Tong Au toegewezen. Een beetje jammer want onze vaste eetplek was Yong An in de Kalverstraat (Utrecht). Wij kwamen daar iedere maand met de jaarclub. Niet zozeer vanwege de bamisoep maar vooral vanwege Ling Ya. de betoverend mooie dochter van de eigenaar die ons daar bediende. Met Ling Ya in de bediening was iedere BVD-interventie bij voorbaat kansloos.
De BVD was in die jaren nogal actief in de studentenwereld. In het onafhankelijke Utrechtse studentenblad Trophonios (1964 – 1970) werd er in de editie van 15 december 1967 uitgebreid aandacht aan besteed. Even nog een aanvullende opmerking. Op 27 oktober 1967 was in Trophonios al eerder een Special uitgebracht, “Extra Rusland Nummer”. Vraagstelling: De Koude Oorlog. Wie is de werkelijke schuldige? Alle bijdragen waren ondertekend door een zekere M.v.R. De ingevoerde lezer zal hier onmiddellijk Maarten van Rossem voor willen invullen, en terecht. En Maarten zou Maarten niet geweest zijn als hij geen antwoord had gegeven op de vraag: Wie is de schuldige? Ondanks het historisch gezien soms wat ruwe optreden van de Russen, waren het natuurlijk de Amerikanen. Later werd Maarten ook onze nationale Noord-Amerikadeskundige en nog weer later had hij overal verstand van.
Op 9 januari 1985 verscheen er een interessant artikel in de Wallstreet Journal, getiteld: Mao’s Orphans (Mao’s Wezen). Mao overleed in 1976 en met hem werd ook de Culturele Revolutie ten grave gedragen. De veel geprezen voorhoede van de revolutie, de Rode Garde bleef verweesd achter. Zij hadden massaal hun jeugd en toekomst opgeofferd aan de revolutie, lees Mao. Ze waren voorbestemd de ruggengraat te vormen van het nieuwe China en stonden nu met lege handen, nou ja, op hun beduimelde Rode Boekje na. Voor hun idealisme was geen plaats meer in een meer pragmatisch China dat zich probeerde te bevrijden uit een periode van sociale waanzin. China ging op zoek naar harmonie en het gardistische fanatisme werd sterk veroordeeld. En toen zat China dus opgezadeld met een enorme bron van chagrijn. Mao had ze aangewezen om de oude wereld op zijn kop te zetten, te verpulveren, chaos te creëren en een zo groot mogelijke puinhoop te veroorzaken. De laatste resten van het feodale China moesten worden vernietigd. Boeken werden verbrand, cultuurschatten vernield, heiligdommen omver gehaald. Intellectuelen, leraren, winkeliers, iedereen met een beetje gezond verstand, ze werden afgeranseld zo niet erger. De Gardisten kregen vrij reizen om het hele land te kunnen zuiveren, sommigen nog maar net tieners. De helden werden losers.
Ook in ons deel van de wereld is een generatie idealisten door de loop van de geschiedenis vermorzeld. Als in 1985 de Aulapocket “Geschiedenis na 1945” verschijnt, is er van het elan van onze eigen wereldhervormers uit de jaren zestig en zeventig weinig meer over. Wat uiteraard niet wil zeggen dat er niets was veranderd. In tegendeel. Maar de mechanismen die voor echte veranderingen zorgen komen niet van wapperende Rode Boekjes. Die komen vaak sluipenderwijs. En als ze zich aandienen weet niemand wat ze te weeg zullen brengen.
Ook in eigen land ontstaat onrust
We keren tot slot even terug naar de gekte onder de vaderlandse revolutionairen. Op 21 april 1984 komt de Haagse Post met een special onder de omslagtitel “Wat gebeurde er met het linkse levensgevoel? (1964 – 1984). We beperken ons even tot Tilburg. In de nacht van 17 op 18 februari 1969, rond de klok van vier, sloop een groep van twaalf studenten met ladders, kwasten en rode verf naar de toegangspoort van de Katholieke Hogeschool Tilburg. Om vijf uur prijkte met grote letters op de wand boven de poort van het hoofdgebouw ‘Karl Marx Universiteit’. De hogeschool is bezet. De studenten eisen medebeslissingsrecht. Na zeven dagen vinden de meeste bezetters het welletjes. Enige tijd later verzamelen de echte activisten zich in een oude slagerij waar ze Tilburgs eerste, anti-kapitalistische leef- en werkgemeenschap , “De Angel in het Vlees” oprichten. Fiona, een van de bewoners:
“Ik heb het daar drie maanden volgehouden. De ene ruzie na de andere. Over boeken die in de gezamenlijke woonkamer dienden te staan. Over koken en poetsen. Over het zakgeld wat zeker voor de cafégangers onder ons bij lange na niet toereikend was: er verdween dus geld uit de huishoudpot. Er ontstonden problemen over het eten, over de vraag of Mon Chou-kaas al dan niet ideologisch verantwoord was. We hadden één badkamer, met wc en wastafel. En dan die gemeenschappelijke ruimte, helemaal betegeld (slagerij, GvdS), een koud , akelig en vies hok. Daar hadden we communevergaderingen. Heel geforceerd. Politiek vormden we een allegaartje: anarchisten, raden-communisten, dogmatisch marxisten-leninisten. Met zijn vieren zijn we daar gillend weggelopen en zijn samen een nieuwe leefgemeenschap begonnen. Dat liep ook stuk.”
Fiona’s ex Harry:
“Het was eigenlijk een vorm van jeugdprotest en het was zo eenvoudig hier de barbaar uit te hangen. Om met de rode vlag op recepties te verschijnen en alle port en sherry van de hoogleraren op te drinken. En wij dachten dat het opzuipen van dat spul een revolutionaire daad was. Alles wat je deed kreeg een politiek aureool en doordat niemand ons tegensprak geloofden we het na verloop van tijd zelf ook. Eigenlijk waren die gebeurtenissen in Tilburg een volmaakte illusie. Een soort truc met de hoed. Door die bezetting kwamen we even in het brandpunt van de publicitaire belangstelling te staan: uit het niets kwam iets wat bij nader inzien ook niets was. In Tilburg bestond geen politieke traditie. De politiek is hier altijd ontzettend plat gebleven. Daardoor heeft er zo’n grote groep studenten door kunnen stoten naar de superplatheid: de Stalin- en Mao-verheerlijking van de Kommunistische Eenheidsbeweging Nederland (KEN).”
Tot slot Guusje van Daelen. Zij gaat in 1969 mee naar de KEN. “Wij moesten de wijken in op zoek naar de arbeiders. Wat we van hen leerden moesten we aan de studenten doorgeven, want dat waren natuurlijk in onze ogen onbenullen. Ik richtte me meer op concrete acties: een douche en een fatsoenlijke plee voor de buurtbewoners. Dat praktisch bezig zijn naast mijn studie vond ik heerlijk, maar dat geleur met die stalinistische of maoïstische en met die krant van de Bond voor Huurders en Woningzoekenden was natuurlijk hopeloos. Er waren activisten die hun eigen krant opkochten. Hoefden ze die avond niet de wijk in.”
Na enkele jaren verhuist een harde kern van de KEN naar Rotterdam (arbeidersparadijs, GvdS). Aanvankelijk moest men als vrijgezel de buurt in. Een huwelijkse status was immers het tegendeel van de nieuwe tijd die werd gepreekt. Op een zeker moment veranderen de strategen van inzicht. Hun doelgroep is zonder uitzondering getrouwd. Te veel afstand tonen zou wel eens averechts kunnen uitpakken. En men besluit om tactische redenen het monogame arbeidershuwelijk te gaan uitdragen. Guusje, die zich intussen wat had verwijderd van haar radicale vriendjes zag verbaasd hoe haar vriendjes op bevel van hogerhand en bloc in het huwelijksbootje stapten. Guusje: “Dat hadden ze in Italië afgekeken. Toen moesten wij ook. Huppekee. Iedereen gehoorzaamde, er werden de meest vreemde keuzes gemaakt en het merendeel is nu al weer hoog en breed gescheiden. Maar uit al die geforceerde huwelijken zijn wel kinderen voortgekomen (die behoorlijk verwaarloosd werden, GvdS). Zo’n huwelijk, werd ons voorgehouden, was nodig om de afstand tot de arbeiders te overbruggen. Dan vielen we niet zo uit de toon. Ik wenste aan die trouwerij niet mee te doen maar dat werd niet geaccepteerd. Als ik thuis kwam van mijn werk stond er alweer iemand in de startblokken om me te overtuigen van het Grote Gelijk.”
Guusje hield stand en trouwde met iemand van haar eigen keuze. Maar toen was men in de KEN het monogame stadium al weer te boven. Men ging scheiden en voortaan moest iedereen met iedereen naar bed. Wat de arbeiders daar van vonden vertelt het verhaal niet. Guusje bekent nog wel dat haar KEN-periode haar als mens echt schade heeft berokkend.
Ook op Ouwejaarsavond 2024 blijkt de jeugd gevoelig voor kopieergedrag als het gaat om verzet tegen de gevestigde orde. De inslagen zijn angstaanjagend en hebben een hoog anti-autoritair karakter. Het vrolijke oorlogsgeweld is overigens ook een erfenis van de jaren zestig. Gemeentes verbieden nu het afsteken van vuurwerk en zeggen erbij dat ze niet zullen handhaven. Dat is natuurlijk niet echt spannend. De oplossing is de uitdaging verder opvoeren en kijken wanneer er een reactie komt. Vuurwerk is misschien nog een kwestie van verkeerd speelgoed, hoewel er de laatste tijd door jochies op scootertjes wel heel veel geveltjes worden weggeblazen, maar de wokewaanzin begint echt allergische reacties op te roepen. Het doet me erg denken aan de roaring sixtees. Gelukkig weten we ook dat dit soort massapsychoses na een beperkt aantal jaren vanzelf uitsterft. Wat helaas wat taaier blijkt zijn de anti-democratische tendensen die, gevoed door complottheorieën, bedenkelijke vormen beginnen aan te nemen. En we weten het: wie zijn historie niet kent, is gedoemd dezelfde fouten te maken.
Wordt vervolgd.
G. van de Schootbrugge
31 december 2024