Gerard van de Schootbrugge & Espunt
Kort verhaal, 7 maart 2017
Gele Drup
“Buurman, wat zie je bleek. Is er wat?”
De oude boer steunt tegen de deurpost en trekt, uit gewoonte, zijn pet recht.
“Ik weet ’t niet Alie, maar ik vertrouw het niet. Ik dacht, ik heb nu nog de kracht, straks lig ik daar en kom ik niet meer weg.”
“Kom maar gauw binnen,” zegt de vrouw die met Alie is aangesproken. Ze is flink uit de kluiten gewassen en ze draagt op haar konen een blos die je in de stad zelden aantreft. Haar buurman oogt een stuk ouder en kwetsbaarder. De welving van zijn rug en het zwaar doornerfde gelaat verraden een lang en hard landleven.
“Heb je trek in koffie? Dat wil nog wel eens helpen.”
“Is Geurt er ook?” vraagt de oude boer.
“Jawel, maar hij is even bij de biggen. Zal ik hem roepen?”
“Dan eerst maar koffie, Alie. Wie weet knap ik daar wat van op.”
“Ga maar even rustig zitten dan zal ik voor koffie zorgen. Koffie doet vaak wonderen.”
“Bonne…Bonne,’ roept de vrouw bij de trapopgang, ‘kom eens even naar beneden."
“Dat jong zit de laatste tijd de hele dag op zijn kamertje te gamen,” vertrouwt ze haar buurman toe. “We worden er gek van…….. Bonne!!!!!!”
Er klinkt gestommel van boven. “Is er wat, moeder?”
“Bonne, ga je vader eens halen. Hij is bij de biggen. De buurman voelt zich niet goed.”
De jongen haast zich naar beneden, schiet in zijn klompen en rent naar de schuur waar zijn vader bezig is. “Ik heb hem in maanden niet zo actief gezien,” zegt zijn moeder bijna onthutst. “Maar het is een goed joch, dat blijkt wel weer,” voegt ze er opgelucht aan toe.
“Hier Sake, koffie. Plak koek erbij?”
“Laat ik maar verstandig zijn, Alie. Die koek gaat onder mijn gebit zitten. Dat kan ik er nu even niet bij hebben.”
“Zo, Sake, wat is er aan de hand? …Drie dooie biggen, Alie. Niet goed.”
“Ik weet het niet Geurt. Ik kan het niet plaatsen.”
“Ben je ziek? Heb je pijn? Koorts? Is de fut eruit?”
“Moet de veearts niet even komen?” oppert Alie.
De oude boer kijkt haar verbijsterd aan.
“Sorry, Sake, ik bedoel voor de biggen,” voegt Alie er vlug aan toe als ze ziet wat haar woorden bij haar buurman voor effect hebben.
“Vertel Sake, waarom zit je hier?” vraagt Geurt opnieuw.
Sake schuift een schoteltje met een bloempot erop aan de kant, haalt zwijgend een grote witte zakdoek uit de zak van zijn bruine ribbroek en spreidt die op tafel uit. Er verschijnt een collage van vlekken en opgedroogde slijmresten in verschillende kleuren. Maar op het boerenbedrijf is men niet zo gauw ergens vies van. Geurt, Alie en Bonne buigen zich over het kunstwerk om meer inzicht te krijgen in de gezondheidstoestand van hun buurman. Veel chocola kunnen ze er niet van maken.
“Een unieke collectie, Sake. Helemaal eigen productie of ben je aan het verzamelen?”
Zoon Bonne schiet in de lach. Typisch zijn vader. Denkt altijd dat hij er met een geintje vanaf komt. Heeft niet door dat dit misschien wel de laatste volle zakdoek van buurman Sake is. Gelukkig wordt die zo door het onheil in beslag genomen dat hij de flauwiteit van zijn buurman niet opmerkt.
“Kijk,” zegt Sake met een onzekere stem, “hier gaat het om.” Hij wijst op een paar felgele, ronde vlekken aan.
“Ik zie het al,” zegt Geurt lachend, “je hebt op je zakdoek afgedruppeld. Ouderdom, Sake. Het verval begint met druppelen, dat weet jij natuurlijk ook. De vraag is waarom je je zakdoek eronder hebt gehouden. Dat is natuurlijk een beetje vreemd. Maak je je daar soms zorgen over? Dat er even ergens een kortsluitinkje is geweest. Dat je wist dat er iets fout ging, dat die zakdoek daar niet voor bedoeld was, maar dat je er toen al op gedruppeld had. Ik zou er niet wakker van liggen. Als het daar bij blijft. Voortaan even opletten dat je je zakdoek in je zak laat zitten. Misschien in je andere zak. Dat je mistast als je weer zo’n opwelling krijgt.” Geurt geeft zijn buurman een vriendschappelijke klap op zijn schouder.
“Hoeveel biggen zei je?” vraagt Alie nerveus aan haar man.
“Drie Alie. Met gisteren en eergisteren staat de teller nu op veertien.”
“Er moet iets gebeuren,” zegt Alie, “we moeten niet langer wachten. Ga maar bellen.”
“Geurt laat me niet uitpraten,” zegt de oude boer, terwijl zijn buurman de veearts probeert te bereiken. “Niks gedruppel. Niks kortsluiting. Het komt uit mijn neus.”
“O,” zegt Alie, “maar dat is toch niet zo erg. Gele druppels uit je neus. Ik maak me sterk dat je daar niet dood aan gaat. Wil je nog koffie?”
“Dat zou je zeggen, maar ik vertrouw het niet. Het komt zomaar, als sinaasappelsap, uit mijn neus druppen. Hartstikke geel. Heb jij dat wel eens meegemaakt? Kijk, als je verkouden bent heb je een loopneus. Dan druipt er water uit je neus. En als je een bloedneus hebt, druppelt er bloed uit. Maar geen geel sap. Het lijkt wel vloeibare zwavel. Ik droomde vannacht dat uit iedere druppel een aardgeest, een plaaggeest groeide.”
“Nou, Sake, dat heb je niet op de zondagschool geleerd,” zegt Alie op een vermanende toon.
“Bonne, jij bent nogal handig met de computer. Zoek eens even op: sinaasappelsap uit neus.”
“Waar slaat dat op?” zegt Bonne. “Daar ga ik echt niet op zoeken. Google onthoudt alles.”
“Wat maakt dat nou uit? Laat Google lekker. Doe nou maar, Sake is ongerust. Dat is ook niet leuk.”
“Ik kijk wel link uit. Over een paar jaar moet ik ergens solliciteren en dan zegt zo’n figuur: heb jij wel eens drugs gebuikt? Sinaasappelsap uit de neus, dat is natuurlijk hartstikke verdacht. Snuiven en dan druppelen. Een en een is twee. Bedenk maar wat beters.”
“Gut, ja, nu je het zegt Bonne, snuiven. Was jij niet aan de snuiftabak, Sake? Kan dat er iets mee te maken hebben?”
“Ik weet het niet, Alie. Ik snuif mijn hele leven al. Nooit last gehad van gele druppels. Vreemd toch?”
“Ja, dat is vreemd. Maar toch, misschien hebben ze er stofjes bijgedaan om je aan het snuiven te houden. Dat die moeilijk doen.”
Sake zwijgt en kijkt met een holle blik voor zich uit.
“Doe dan maar: geel vocht uit neus, Bonne. Dat is wat neutraler.”
“Oké, even geduld. Dan moet ik even naar boven.”
“Bartstra komt eraan. Er zijn meer gevallen. Er is iets goed mis in de buurt, Alie.”
“Heeft Bartstra dat gezegd?”
“Ja. Begin maar vast het erf af te grendelen, heeft ie gezegd.”
“Een uitbraak?”
“Het lijkt erop.”
“Kunnen we niet snel wat biggen wegmoffelen? Straks moeten ze allemaal geruimd worden.”
“Rustig blijven, Alie. Geen gekke dingen doen.”
“Dus Sake mag ook niet meer naar huis?”
“Nee. Sake blijft voorlopig hier. Dan kunnen we gelijk dat gele gevaar een beetje in de gaten houden. Wat dacht je daar van, Sake?”
“Als het niet kan zoals het moet, dan moet het maar zoals het kan,” zegt Sake zonder enige overtuiging.
“Ik heb wat gevonden.” Bonne komt dreunend de trap af. “Mag ik het zeggen?”
“Kom maar door. Sake moet ook weten wat hij onder de leden heeft. Wat jij Sake? En dan nog wat. Voorlopig gaat niemand van het erf af. Jij dus ook niet, Bonne. Er zit besmetting in de lucht.”
“Dus ik kan niet naar school?”
“Nee. Ik begrijp dat dit aankomt als een mokerslag. Wat heb je gevonden?”
“Het komt vaker voor. Niemand die het weet. Maar het kan uit je hersenen komen.”
“Uit je hersenen?” roept Alie ontdaan. “Dat is niet best.”
“Je hebt een geheugen als een vergiet, Sake, wat vind je daar van?” Geurt kan zich weer eens niet beheersen. “Moeten we die onzin geloven?”
“Ik zeg alleen maar wat ik gevonden heb. Je moet dan wel je kop flink gestoten hebben.”
Alle blikken gaan richting Sake.
“Heb jij onlangs je kop hard gestoten, Sake?” vraagt Geurt.
“Ik kan het me niet herinneren.”
“Dan zijn er twee mogelijkheden: of je hebt je kop niet gestoten, of je hebt hem zo hard gestoten dat je het niet meer weet. Black-out.”
“Daar heb je Bartstra,” onderbreekt Bonne.
“Met grote passen komt de veearts door de modder aangespettert. Laarzen, regenpak, koffertje.
“Ga jij maar even op de bank liggen, Sake,” zegt Geurt. “We moeten toch een beetje voorzichtig zijn anders staan straks je hersens droog.”
Sake verzet zich niet.
De anderen lopen met de veearts naar het biggenverblijf. Bartstra onderzoekt de gestorven biggetjes en trekt wat monsters. Als ze terugkomen is Sake verdwenen. Op de zakdoek ligt een briefje. Een kassabon van De Spar. Op de achterkant staat gekrabbeld: ‘Ik wil jullie niet tot last zijn.’
Even is het stil. Dan zegt veearts Bartstra: “Waar gaat dit over?”
Geurt legt uit. Bartstra stelt vast dat Sake de quarantaine heeft verbroken. Hij kijkt nog eens goed naar de zakdoek en zegt, wijzend op de gele vlekken: “Die zakdoek gaat ook mee naar het lab. Ik ben bang dat we een groot probleem hebben.” Bartstra duikt in zijn koffertje en zet een filterkap op.
“Wat bedoel je, Bartstra?” zegt Alie ongerust. "Moeten wij anders geen kapje op?"
“Dit lijkt op een gemuteerd virus dat van varkens naar mensen kan overspringen. Ik ga nu direct het bevoegd gezag informeren. Probeer geel neusvocht op te vangen, maar behandel het als een levensgevaarlijk goedje.”
"Volgens mij kun je in zo'n situatie het beste op je kamertje gaan zitten gamen." stelt Bonne vast. "Als jullie me nodig hebben weet je me te vinden."
Espunt, 7 maart 2017