Sprankelende Spruitjes

Praatje, 21 februari 2019

Sprankelende Spruitjes



Familie Doorsnee

De setting waarin veel spruitjes terechtkwamen.




Het spruitje is iets groens. In de jaren vijftig, mits in het goede jaargetijde, stond het minstens eenmaal per week op het menu van de familie Doorsnee. Om hem verteerbaar te maken dient de spruit verwarmd te worden. Niet te lang maar wel lang genoeg om het eenvoudige interieur van onze jeugd te vullen met dat o zo karakteristieke luchtje. Een geur die ons ertoe bracht om nog even buiten te blijven als moeder ons voor de maaltijd naar binnen riep. Als het even kon waren wij namelijk buiten en in geval van spruitjes wilden we dat graag zo houden. Tot ver in de herfst, die in de jaren vijftig zoals alles in die tijd behoorlijk streng was, gingen wij gekleed in korte broek. Een beetje zon en een blote huid leverde net genoeg extra vitamine D om de strenge winter zonder al te veelkleerscheuren door te komen.


Wij hadden het in het geheel niet op het spruitje. Meestal kwamen wij tijdens een spruitenmaal niet verder dan het wegslikken van een enkel spruitstukje. Eigenlijk was er maar één ding nog erger dan het spruitje: dat was de levertraan. Een tekort aan spruitjes kon je naar de inzichten van die tijd nog wel compenseren met andere koolsoorten. Chinese of savooien, dat kwam niet zo nauw. De Hongerwinter lag nog vers in het geheugen. Het kon altijd nog erger. ‘Wees blij dat je nog wat te eten krijgt,’ onderdrukte mijn moeder iedere vorm van weerzin. ‘We gooien niets weg. Als je het nu niet opeet, warm ik de prak morgen gewoon weer op.’


Levertraan

Jaren vijftig. De Wllem Barendsz wordt klaargemaakt voor vertrek. Jagen op walvissen in het Zuidpoolgebied. Wij wisten niet beter dan dat het ging om de levertraan die ons moest behoeden voor Engelse Ziekte.






Het weigeren van spruitjes was vooral ondankbaar, maar niet direct levensbedreigend. Zonder levertraan echter werd de toekomst al snel inktzwart. Zonder levertraan groeide alles krom. In de buurt liepen huiveringwekkende voorbeelden rond waar onze moeder graag op wees. Volgens haar levertraanweigeraars. Op alleen blote herfstbenen kwam je er niet. De mannen van de Willem Barendsz, onze nationale walvisvaarder, waren helden. Zij waagden hun leven voor ons. De levertraan moest van verre, onmenselijke ijswerelden komen. Jongens van Jan de Wit waren het. Stoere knapen, maar wat wil je met al die levertraan. Als ze weer uitvoeren werden ze steevast uitgewuifd bij de sluizen van IJmuiden waar ook het Polygoonjournaal zelden verstek liet gaan. Wie zouden er deze keer achterblijven in het pakijs?Levertraan kwam nog van de walvis (geloofde iedereen) en het vangen vereiste moed. Maar ook de slikkers (met dichtgeknepen neus) van de vette smurrie, mijn tijdgenoten en ik, hadden iets heldhaftigs. Moeder hield ons voor: 'Zij houden jullie recht van lijf en leden en vader houdt jullie recht door zee.' Het leven was nog overzichtelijk maar dat moest ook wel want de gezinnen waren omvangrijk. En dan nog zaten er altijd wel een paar bleekneusjes aan tafel waar zelfs Willem Barendsz geen oplossing voor had.

De spruitjeslucht mengde zich in die jaren van opbouw, blauwe overalls en opgerolde mouwen moeiteloos met de bimbam van de kerk en de fluit van de fabriek. Het resultaat was een geestvernauwend ritme dat het tempo en de regelmaat van het dagelijks leven bepaalde. Mannen rechts, vrouwen links, mannen buiten, vrouwen binnen, mannen borrel, vrouwen praat. Kinderen na het eten naar bed. Het klokje van zeven uur en het klokje van gehoorzaamheid. Vader moest het doen met zijn prikklok, moeder met haar Klokzeep. Op zaterdag de bel gepoetst en de ramen gezeemd zoals geleerd op de huishoudschool. Kortom, wie spruitje zegt, zegt Rust, Reinheid en Regelmaat. De vuile was werd niet buiten gehangen, de schone wel. Op maandag. Het eigen straatje werd vol overtuiging schoon geveegd. Er was gezag en dat liet zich gelden. De minister droeg op Prinsjesdag de steek die hem op oudejaarsavond door Wim Kan was aangereikt. Onder water wel te verstaan. Dat gezag straalde af naar beneden. Mijn vader moest het doen met de sprankjes autoriteit die restten na de grillige weg van het gezag door de instituties. Hij ging er met de wijsheid van de jaren vijftig mee om.


De grote jaren-vijftig-vraag voor ons was eigenlijk van een andere orde: waar komen de spruiten vandaan? Op straat vingen wij flarden van verklaringen op die onze ontvankelijke fantasie hogelijk prikkelden. Een verwijzing naar een antwoord meenden wij te ontdekken bij de kapper waar we vochten om het scabreuze tijdschrift De Lach (in het Frans La Rire, maar dat ontdekte ik pas zeer onlangs in onze kringloopwinkel). Het was een vruchtbare tijd. Het was ook een tijd van aanpakken. Bord leeg en de volgende dag nog een kliekje, zo’n tijd was het ook.



R,R&R, maar dan anders

In de jaren daarna verbraken we de ban, sprongen we uit de band, en kregen de drie R’s een nieuwe betekenis: Rock, Roll en Revolutie. En natuurlijk seks en drugs en niet te vergeten de pizza. Voor het bereiden van spruitjes was geen tijd meer. Het leven werd als een kinderhemdje: kort en bescheten. Het leven was niet langer meer de aanloop naar het eeuwige geluk. De zin van offeren, laat staan opofferen, viel weg. We wilden ineens alles en graag zonder uitstel. In zo’n sfeer gedijt het spruitje niet, dat is bekend. De pizza dook in het gat dat het spruitje liet vallen. Kant en klaar en per koerier. De kroon op de emancipatie, een woning zonder aanrecht, kwam binnen handbereik. Het duo Recht en Averecht sneuvelde evenzeer. Dat komt ervan als je stopt met levertraan. In 1964 verkocht ons land de Willem Barendsz aan Japan en werd donateur van Greenpeace. De walvis werd er niet beter van. En dan te bedenken dat rock’n roll eigenlijk iets uit de jaren vijftig is.


Van kort broekje tot kort lontje

Wie als jeugdige in de jaren vijftig over de schreef ging, weigerde met twee woorden te spreken of tijdens het bidden voor het eten zijn vader schielijk bespioneerde, die kreeg er van langs. En niet zo’n klein beetje. Wat dacht je wel. Bij een korte broek met wijde pijpen was het niet moeilijk een bil bloot te leggen om deze vervolgens met de blote hand of met een hard voorwerp te kastijden. In romans van latere datum lazen wij dat sommige pedagogen hier een zekere opwinding bij voelden. Dat is ons echter ontgaan. Wij wisten niet beter dan dat wij de tuchtiging hadden verdiend. Als de broekspijpen te nauw waren, ging de hele broek omlaag zodat de volle en blanke bips doelwit werd. Wij hebben de neiging om deze aanpak als kindermishandeling weg te zetten. De Vijftigers zagen dat anders. Zij spraken niet voor niets liefdevol van billekoek (om begrijpelijke redenen zonder tussen-n-). Het pak slaag en de corrigerende tik zorgden ervoor dat wij er gloeiend bij waren in de jaren van wederopbouw. De jaren van ‘Nederland Herrijst’. .


Meestal was een enkele tik voldoende voor het gezag om weer voor langere tijd met waarschuwingen en /of dreigingen te kunnen volstaan. Het verkeerde negeren en het goede belonen was pedagogisch nog niet geland. Het leven als een loterij zonder nieten, een spel met alleen maar winnaars, geen hel meer om de hemel betekenis te geven, geen gezeik allemaal rijk, de nieuwe economie, iedereen in de WAO of een basisloon, het moest allemaal nog worden uitgevonden door verlichte geesten of was volstrekt onbespreekbaar. Het was in die wat dreinerige jaren vijftig zeker niet zo dat er maar op los werd gerost. Dat neemt overigens niet weg dat het in de veelal grote gezinnen van die tijd niet ongebruikelijk was dat er altijd wel een deugniet over de knie van moeder hing te spartelen om zijn herprogrammering te incasseren. Moeder combineerde dit belangrijke onderdeel van de opvoeding vaak met het uitkloppen van matjes en kleedjes wat ook moest gebeuren en waar in die tijd duidelijk meer aandacht voor was dan in deze tijd.


Een die alles ziet

Het klinkt uit mijn mond misschien wat vreemd, maar deze ogenschijnlijk hardvochtige aanpak kwam voort uit liefde en zorg voor het opgroeiende grut dat immers in de problemen zou komen als het zich niet aan de regels hield, als het niet leerde inzien dat de meeste fietsen een ander toebehoorden, dat stoplichten niet zomaar op rood sprongen, gevonden voorwerpen aan het buro dienden te worden afgegeven (waar ze veilig waren…), als het niet leerde tot tien te tellen wanneer blinde woede opkwam, als het niet leerde zich te gedragen ook als er niemand keek (want Eén was er die alles zag). Kortom, het driftleven diende onder gezag te komen van de ratio. Het grootbrengen van kinderen toonde enige verwantschap met het africhten van een huisdier. Een slecht opgevoede hond krijgt na enige tijd terreurneigingen. Een slecht opgevoed kind gaat evenzo onaangename trekjes vertonen. In de jaren daarna was sprake van het omgekeerde: dan werd je voor zwakbegaafd uitgemaakt als je je aan de regels hield. De tijd van de anti-christ en de anti-autoriteit.


Na de jaren vijftig kwam er ook in opvoedkundige zin bevrijding. Onder aanvoering van Margareth Mead en Dr. Spock werd de kinderbil tot verboden gebied verklaard voor opvoeders en kreeg het kind, bil incluis, een autonome sterrenstatus. Kinderen werden ook nog eens schaars. Het gevolg: weerloze zieltjes die volgeprojecteerd werden met uitzinnige talenten en die, loyaal als ze zijn, alles in het werk stelden om aan de torenenhoge verwachtingen te voldoen. Ze kregen op jonge leeftijd bakken vol bewondering en respect over zich uitgestort en gingen zich daar al snel naar gedragen. Onuitstaanbaar dus. En als het dan later allemaal een beetje tegenviel, ging dat grappige jochie dat zo spontaan zijn zegje deed in het programma Praatjesmakers, respect eisen. Het werd een onbestuurbaar projectiel, zonder remmen, dat meende recht te hebben op succes en rijkdom. En zo werkt het natuurlijk niet. Dus, watskeburt: het lontje werd korter naarmate de frustratie groeide. Wat nou, ratio en drift. In het lontenhoofd is het kermis, een gekkenhuis. Extreme en extreem snel wisselende prikkels zorgen voor chaos. Rust is er nooit, want rust is een gemiste ervaring. We noemen het nu ADHD, over een tijdje heet het weer anders. Het is natuurlijk nooit helemaal zwart-wit. Zelfs het kortste lontje heeft nog wel een sociale functie. Al was het maar een stille tocht waar mensen toch behoefte aan blijken te hebben. Ik zou niet graag van cultuurpessimisme worden beticht.


Vadertje en moedertje

Er is een tijd geweest dat bij elk vadertje een moedertje hoorde en vaak ook omgekeerd. Alleen Moeder de Gans en Donald Duck waren single. Zonder dat iemand ons daartoe aanzette, kon het soms gebeuren dat wij ergens achter een schuurtje of in een struikje brem elkaars vader- en moederschap verkenden. Het hart klopte ons dan in de keel, ook al omdat wij ergens wel aanvoelden dat deze intimiteiten de openbaarheid niet konden verdragen. Ondergoed op maat bestond nog niet, meestal was het te ruim als gevolg van veelvuldig boenen en schrobben en omdat het, zoals alle kledingstukken, op de groei was gekocht of gebreid. Dat maakte ons veldwerk vrij eenvoudig. Een vluchtige blik op de grote schaamte was een kwestie van een simpele handbeweging. Alsof even maar het voorhangsel van de tempel opzij werd geschoven waardoor we zicht kregen op de grote belofte die het leven voor ons in petto had. Het Heilige der Heilige, dat van lieverlee minder heilig werd. Gewoner, ordinairder. Jammer? Tja.


In de jaren daarna werd het spelen van vadertje en moedertje steeds meer een doel op zich. Niet langer het voorspel maar het spel zelf. Het huwelijk kreeg een zeer benepen status en walmde naar spruitjes. Vrijheid, blijheid, leve de snelle pizza die overal en altijd beschikbaar is en zonder inspanning of verplichting geconsumeerd kan worden. De gevolgen van deze sociale revolutie zullen pas op langere termijn zichtbaar worden.We moeten in ieder geval rekening houden met verrassingen. Zo zijn er aanwijzingen dat meisjes die opgroeien in een vaderloze omgeving, een versnelde seksuele rijping doormaken. Zo’n 150 jaar geleden menstrueerde meisjes voor het eerst op hun zeventiende, nu op hun twaalfde (allemaal gemiddeld natuurlijk). Zorgelijk omdat het mogelijk de kans op depressiviteit en borstkanker vergroot. Een van de factoren: opgroeien in een gezin waarin veel stress heerst. Een andere: opgroeien in een gezin waarin de biologische vader ontbreekt. En een stiefvader lijkt het alleen maar erger te maken. Over verklaringen wordt nog gestoeid, maar het geeft te denken. De natuur laat zich niet zo makkelijk foppen. Wordt een oorlog tussen memen en genen? Waar blijft de nieuwe Tolkien?


Nieuwe kansen voor Turkije!

De biologische evolutie wordt gestuurd door de mate van succes bij de spruitvorming. De culturele door dat wat in breinen ontspruit. Een herbezinning op de spruit is dringend gewenst. Liever vandaag nog dan morgen. Want de spruit heeft het lastig. Ooit konden we terugvallen op de levertraan. Het Behouden Huys van Willem Barentsz was bestand tegen kou maar niet tegen opwarming. Het spruitje, meer is er niet. Ook voor de geplaagde EU kan het spruitje een laatste redmiddel zijn. Spruitjes heten niet voor niets Choux de Bruxelles. In plaats van sterren spruitjes in het logo van de EU? Zelfs voor de Turken biedt dat nieuwe openingen voor lidmaatschap. In het Turks heet het spruitje: Brüksel lahanası. De Turken kunnen wijzen op hun gemeenschappelijke spruitschap en daar ongetwijfeld rechten aan ontlenen. Ben ik nu echt de eerste die op dit idee komt?


Espunt, 21 februari 2019