Gerard van de Schootbrugge & Espunt
Kort verhaal, 13 oktober 2013
Drink Joy, gezond en razend lekker
1.
Ik heb in mijn leven vaak last van mijn rug gehad. Het is denkbaar dat de eerste barsten in mijn wervelkolom zijn ontstaan tijdens vakantiewerk bij de firma Koster in de zomer van 1961. De erven Koster hoeven overigens niet te vrezen voor claims. In denk met plezier en weemoed terug aan mijn eerste vakantiebaantje. En de laatste 25 jaar gaat het een stuk beter met mijn rug.
Veel minder goed is het afgelopen met de frisdrank waar de familie Koster ooit furore mee maakte. Die is al heel lang nergens meer verkrijgbaar. Soms probeer ik het nog wel eens. Dan vraag ik op een terras om een flesje Joy. Het is vermakelijk om te zien hoe jonge obers dan naar binnen rennen om te informeren of er ook Joy in huis is, en even later bedremmeld terugkeren met de vraag of het ook Sisi mag zijn. Oude rotten in het vak reageren anders. Die zie je even wegdromen en dan zuchten: ja, dat waren nog eens tijden. We hebben nu alleen nog Sisi. Als ik dan antwoord dat het toch bijna een belediging van de goede smaak is om Sisi als alternatief voor Joy naar voren te schuiven knikken deze oude rotten alleen maar. Ze weten dat er geen weerwoord is.
Misschien moet ik nu eerst even de aanleiding voor deze overpeinzing opbiechten. Op bezoek bij mijn zoon, die sinds kort in Bunnik woont, viel mijn oog op de editie van De Oud Utrechter van 1 oktober 2013. Op de voorpagina een artikel met de kop: Drink Joy, gezond en razend lekker. Het artikel beschrijft de opkomst en teloorgang van de firma Koster uit Hilversum. Vrumona, onderdeel van Heineken en gevestigd in Bunnik!, speelde daar een prikkelende rol in.
2.
Als ik in 1945 ter wereld kom, leven we nog in het Ranja-tijdperk dat zoals bekend aan het Cola-tijdperk voorafging. In mijn jonge jaren kregen wij kinderen bij speciale gelegenheden een glaasje Ranja voorgeschoteld. Aanlenglimonade. Een bodempje siroop aangevuld met kraanwater. En als je je glas niet helemaal leegdronk kon je het nog een keer bijvullen. Halve smaak, dubbele pret. Ik vermoed dat ook de homeopathie zich langs deze weg heeft ontwikkeld uit het Ranja-effect.
Coca-Cola was in die vroege naoorlogse jaren in ons gezin niet bekend. Mijn eerste Cola-ervaring deed ik ergens in het begin van de jaren vijftig op. Op een bepaald moment werden er massaal miniflesjes Coca-Cola uitgedeeld. Huis aan huis. De Cola-vrachtwagen reed brutaal het schoolplein op en stopte pal voor de ingang.
Niet iedereen kon deze overval waarderen. Een enkeling meende dat de Russen er achter zaten. Die zaten volgens Churchill nu eenmaal overal achter in die tijd. En schuin tegenover ons woonde een oudere man die een week lang de gordijnen dicht hield. Maar op ons van de Ranja-generatie maakte de nieuwe combinatie van smaak en prik een overweldigende indruk.
Deze eerste kennismaking met Coca-Cola heeft onuitwisbare sporen achtergelaten in het deel van mijn geheugen waar ook de beelden van de eerste Donald Duck (als brandweerman), de overstromingsramp in Zeeland en de kroning van Queen Elisabeth II, uitgezonden op tv via Eurovisie, zijn ingebrand. Begin jaren vijftig werd Coca Cola bij de familie Doorsnee op tafel gezet. Tot mijn verbazing leerde Google me dat er toen al geruime tijd Cola in ons land was.
Coca-Cola werd in Nederland geïntroduceerd bij gelegenheid van de Olympische Spelen van Amsterdam in 1928. Kort daarna werd in 1930 ‘De Nederlandsche Coca-Cola Maatschappij N.V.’ opgericht. Op 10 mei 1940 ging de bottelarij aan de Schiedamse Singel verloren bij het bombardement van Rotterdam. In 1945 hervatte Coca-Cola haar activiteiten in Nederland. Ditmaal vanuit de bottelarij te Sloterdijk als de Hollandse tak van ‘The Coca-Cola Export Corporation’.
3.
Het is 1961. Mijn vader acht mij nu povig genoeg voor een vakantiebaantje. Eigen geld verdienen. Bij de Hilversumsefirma Koster. Vijf-en-twintig gulden en nog iets per week, op vrijdagmiddag in een grauwgeel envelopje verstrekt door de chef van de vestiging. De verdienste is bestemd voor de overname van een Berini, de namaak-Puch voor de lagere, maar emanciperende middenklasse.
De firma Koster produceert frisdranken. De oude Koster ontwikkelde in 1946 een sinasfrisdrank die de strijd met Coca-Cola moest aanbinden. Eind jaren veertig introduceerde men het merk Joy. Eerst sinaasappel, later ook citron en cassis, in de befaamde groene kogelflesjes. In 1961 is Joy een populair drankje dat in ieder geval in mijn omgeving, Gooi- en Eemlanden, de competitie met Coca-Cola moeiteloos aankan.
Behalve de Joy-producten uit de eigen keuken distribueert Koster ook flessen en vaten gevuld met bier van de firma Heineken. De flessen in twee uitvoeringen: pijpjes en dikbuikjes, 24 in een houten krat. Vooral de kratten dikbuikjes zijn knap zwaar. Het Hilversumse distributiecentrum bevindt zich op de Koninginneweg langs de spoorlijn, direct naast de voetgangerstunnel bij de Kleine Spoorbomen. Een flinke loods vol kratten en vaten die wat het bier betreft wekelijks met een forse vrachtwagen worden aangevoerd vanuit de brouwerij aan de Stadhouderskade in Amsterdam. Dat het bier daar vandaan kwam leerde ik overigens pas veel later. Mijn studentenvereniging was een uitstekende klant van Heineken en het kostte dan ook meestal weinig moeite om, bij gelegenheid van wat dan ook, een ontvangst aan de Stadhouderskade te regelen.
4.
1961 is wat mij betreft een jaar van veel, vluchtige verliefdheden, net als de jaren ervoor en erna dus. Meisjes op school, meisjes in de kerk, meisjes in de straat, meisjes binnen, meisjes buiten, en meisjes op zaterdagavond in het jeugdgebouw naast de kerk waar mijn goede vriend C. zijn plaatjes draait. Zijn platenvoorraad is zo beperkt dat wij de hele avond dezelfde nummers langs horen komen.
Na een tijdje treedt gewenning op ookal vanwege de allergoedkoopste wijn. Die consumeren wij ongeremd met de meest verschrikkelijke gevolgen. De meisjes wachten, ongeduldig klapkauwgom kauwend, tot we onze schuchterheid hebben weggespoeld. Met die schuchterheid verdwijnt echter ook alle motoriek zodat de dansavondjes gewoonlijk weinig romantisch, zeg maar gerust treurig eindigen. De grote beloning, het meisje dat zich met gepaste reserve, en als het even kan samen met haar vriendin, naar huis laat brengen, is meestal al lang en breed vertrokken als C. zijn zelfgebouwde geluidsinstallatie uitschakelt en wij langzaam wakker worden. Als wij vervolgens alleen nog enkele muurbloempjes ontwaren waar zelfs onze zwaar benevelde breinen niets opwindends aan kunnen ontdekken, gaan wij met onzekere tred, met veel onbeantwoorde liefde en met lege handen naar huis. Onderweg moeten wij onbedaarlijk lachen als er weer iemand na een onverhoedse zet in de rug in een keurig aangeharkt tuintje tussen de viooltjes belandt. Eenmaal thuis krijgen wij de wind van voren, zeg maar gerust op ons sodemieter, omdat ma nog wakker is en vervolgens pa wakker maakt, en worden we de volgende morgen met een barstende koppijn ons bed uitgeschopt om ter kerke te gaan waar we al die schatten weer tegenkomen en daarom maar achterin gaan zitten, als het even kan achter een pilaar.
5.
Het magazijnleven kende zoals elk leven zijn ups en downs. Neem het uitladen van de Heinekentruck op maandagochtend. De ups waren in dit geval de kratten dikbuikjes die via een rollenbaan vanuit de truck werden aangevoerd en die tijdig van de baan moesten worden opgepakt om ze vervolgens in een vloeiende beweging op een voortdurend hoger wordende stapel te slingeren. Als je die buikslag niet heel snel onder de knie kreeg, werd het magazijnleven een hel en hield je het geen twee uur vol. I
k heb bomen van kerels zien staan worstelen. Die dachten dat ze het met tillen ook wel zouden redden. Binnen twee uur waren ze vertrokken. Ik had de buikslag op tijd te pakken. Net op tijd, want ik voelde mijn bovenarmen al lelijk trillen en schokken. Tot zover de ups.
Downs waren de kratten die aan het eind van de rollenbaan op de grond lazerden omdat er even niemand was om ze op te pakken. Dat gaf veel rommel. Veel glasscherven en veel goddelijk bier dat ongenoten op weg ging naar afvoerputjes en onderweg de ruimte voor langere tijd bezwangerde met de geur van mout en hop. En het gaf ook een magazijnchef die grommend en vloekend uit zijn hok kwam om een schuldige aan te wijzen.
De eerste keer dat ik zo’n down beleef, schrik ik me wezenloos, want de chef ziet mij als nieuwkomer blijkbaar als een voor de hand liggende schuldige. Maar dan merk ik ook wat de waarde van een maat is. Gelijk bij binnenkomst kreeg ik Huub als maat toegewezen. Ik ben maat van Huub. Ik ben Huubs bijrijder. Huub is als een vriend en een tweede vader voor me. Huubs vaste maat Willie, volgens Huub een debiele mongool maar verder geen verkeerde gozer, is met vakantie. Ik vervang twee weken Willie. Huub is de enige van de ploeg die twee kratten dikbuikjes tegelijk kan stapelen. Als de chef mijn richting uit wijst, grijpt Huub in. Simpel maar effectief. Hij laat de twee kratten dikbuikjes waar hij mee in zijn handen staat, los. De chef mompelt nog zacht dat hij het zo niet had bedoeld en schuifelt met gebogen hoofd richting zijn hok. Huub geeft mij een vette knipoog en roept naar de jongens op de truck: laat maar weer komen.
6.
Huub is ongeveer twee keer zo oud als ik en berijdt een middelgrote vrachtwagen waar de Joy-achtergrond trots vanaf straalt. Maar meer nog dan de Joy-varianten voorziet Huub de kroegen in Hilversum en omstreken van bier. Het is mijn taak hem daarbij te helpen. Inladen en uitladen. Inladen houdt in dat ik met een steekwagentje kratten en fusten uit het magazijn ophaal, naar de vrachtwagen breng en Huub aanreik. Die zorgt vervolgens dat ze niet alleen stevig verankerd worden maar ook dat ze bereikbaar zijn als we bij de horecagelegenheid arriveren die de betreffende bestelling heeft geplaatst.
Als we de orderlijst hebben afgewerkt stappen we in en gaan we op pad. De wijde wereld in. Vrij! Tenminste, dat gevoel bevangt me. Even eigen baas. Even geen gehijg in mijn nek. Of Huub het ook zo beleeft, weet ik niet. Hij vindt het wel leuk om, op die brede voorbank, wat met me te ouwehoeren. Uit wat voor nest ik kom. En hoe ik over allerlei dingen denk. Van Willie is hij nooit een cent wijzer geworden.
Ik vertel over mijn hobby’s. Sterrenkunde, scheikunde, het zegt hem niets maar hij vindt het wel verdomd interessant. Ik reken hem voor hoe lang we onderweg zouden zijn als we een klant op de maan hadden.
7.
Er zijn ook gemeenschappelijke interesses. Zoals voetbal. Hij gaat vaak naar ’t Gooi. Ik ook, maar ik moet me behelpen met een stangplaats. Fiets tegen de muur in de hoek van het veld en dan op de stang net over de muur een stuk van het veld bekijken totdat een suppoost je tegelijk met die andere gluurders wegstuurt of kramp in je kuiten van het op je tenen staan verder gluren onmogelijk maakt. Huub knikt. Zo is hij zelf ook begonnen. Die mongool van een Willie is een fan van Hilversum.
Twee keer per jaar spelen ’t Gooi en Hilversum tegen elkaar, maar Willie is er het hele jaar mee bezig. Op zijn mongolenmanier. Om gek van te worden. Als we niet over voetbal kletsen, hebben we het vaak over muziek. Huub is een grote fan van de Shadows. Net als ik. Ik vertel hem over een goeie schoolvriend die in een gitaarbandje zit. Die gasten spelen Apache laat ik niet zonder trots weten. Huub zet Apache in en ik swing mee. Dadamderdedam, Dadamderdedam, Dadamderdedam, Damdam. Jippyjajee, jippyjajo.
Huub rookt halfzware Samson. Als we bij een van de klanten even zitten bij te komen, leert hij me hoe ik een sjekkie moet draaien. Handig voor onderweg. Dat doet Willie ook voor hem. De eerste pogingen lijken nergens op. Huub leert me dat het begint met een goeie pluk tabak. Niet teveel, niet te weinig. Rustig uit elkaar trekken en netjes in de lengte over het vloeitje verdelen. En dan met twee handen, vanuit de duimen voorzichtig rollen. Niet te strak. Niet forceren. Klein beetje helpen. En dan… Hij doet het voor. Na een paar rolbewegingen schiet het vloeitje ineens mee met de rol. Even een likje en klaar is kees. Maar voordat ik mijn eerste afrondende lik kan plaatsen is een flink deel van de inhoud van het Mascottedoosje verfrommeld afgevloeid. Huub kan het woordgrapje waarderen.
1964, juni, Blokker, Hilversumse band de Torero's (vriendjes) in het voorprogramma van de Beatles voor de reclame van Joy. Ik weet niet of Huub dit heeft meegekregen.
Ik heb nog jarenlang plezier gehad van deze mannelijke handvaardigheid. Maar het niveau van Willie heb ik nooit bereikt. Die mongool kon volgens Huub met één hand een perfecte peuk draaien.
Toen de firma Koster in 1969 de strijd opgaf, had ik mijn studie bijna afgerond, was ik bijna getrouwd en draaide ik onbezorgd het ene sjekkie na het andere. En had ik intussen op de meest onmogelijke plekken zo nu en dan een centje bijverdiend. Maar dat originele Joy-gevoel heb ik daarbij nooit meer mogen ervaren. Das war einmal, net als de smaak van Joy.
Wie wil weten waarom de firma Koster met zijn goddelijke Joy het uiteindelijk toch niet redde verwijs ik graag naar de volgende webpagina. Daar wordt uitgelegd hoe de firma Heineken Koster opofferde voor zijn eigen prikambities: http://fotovanhilversum.punt.nl/content/2008/04/koster-koninginneweg-joy-limonade.
Espunt, 13 oktober 2013