Gerard van de Schootbrugge & Espunt
Praatje, 1 juni 2018
Pygmeeën in Puglia en op de Pool
Na Puglia de Pool
Om op adem te komen na een korte rondreis door Puglia, trokken we ons na thuiskomst even terug in ons hutje in het Speulderbos. Het eerste wat ik daar doe is even kijken of er nog wat leuks in het meemeembiebje (uitspraak volgens kleinzoon Jan en geheel in lijn met de naam van mijn bedrijfje) ligt. Mijn oog viel op een zo te zien niet erg courant boekje getiteld: Bij Noord Om. Auteur Marijke Spies, hoogleraar in de geschiedenis van de rethorica aan de Universiteit van Amsterdam. Ondertitel: Olivier Brunel en de doorvaart naar China en Cathay in de zestiende eeuw.
Ik nam het mee nadat mijn oog al bladerend was gevallen op een oude tekening waaronder stond: De Pygmaeis Gruntlandiae, & rupe Huitsark. Vooral het eerste woord was aanleiding het boekje mee te nemen en thuis wat aandachtiger door te nemen.
Olivier Brunel, uit Antwerpen, later Enkhuizen, was een van de pioniers die in de zestiende eeuw probeerden een noordelijke route te vinden naar het Verre Oosten, waarvan niemand wist hoe ver echt was. Sterker nog, dat hele Noorden was terra incognita, op kaarten uit die tijd ingekleurd met mythen en legenden. Je kon rechtsom boven Siberië langs of linksom (richting Amerika). Tussen Groenland en het noorden van de nieuwe wereld zou een doorgang zijn waardoor men de Straat van de Drie Gebroeders kon bereiken. Nergens was de zee zo gevaarlijk als ten noordwesten van Noorwegen.
Op weg naar de nieuwe wereld moest je daar de maalstroom passeren. Boven het Noorden van Noorwegen zou, nog achter de Zuigende Zee, het land van Obscur liggen en nog drie andere poollanden. Rond de pool zelf was open water en precies in het midden een glanzend zwarte rots van 33 mijl in omtrek (de Magneetberg). Op het oostelijk pooleiland waren mensen gezien, niet meer dan 23, waarvan 16 vrouwen, en allemaal heel klein, hooguit vier voet. Pygmeeën.
Pygmeeën? Jazeker, pygmeeën. Leven die niet in de oerwouden van Kongo? Zeker, maar volgens deze oude bronnen dus ook in de noordelijke poolstreken. Op pagina 101 van het boekje van Marijke Spies trof ik een slechte afdruk aan van een kaart van Gerard Mercator uit 1569, getiteld Het Noordpoolgebied. Rond de Zwarte Rots op de Pool vier Pooleilanden. In het oostelijke eiland stond, moeilijk leesbaar, een tekst die begon met Pygmei hic habitant (hier wonen Pygmeeën). Mijn interesse was gewekt, niet in het minst omdat het thema pygmeeën toevallig uitgebreid aan de orde was geweest tijdens onze reis door Puglia.
Puglia
Puglia is beroemd om zijn olijfolie en zijn wonderlijke dwerghuisjes, de zogenoemde Trulli, met hun kegeldak van los gestapelde
Afbeelding uit het boekje Bij Noord Om. van Marijke Spies, waarin Pygmeeën worden afgebeeld in noordelijke poolgebieden.
Puglia is beroemd om zijn olijfolie en zijn wonderlijke dwerghuisjes, de zogenoemde Trulli, met hun kegeldak van los gestapelde stenen. Hier een scene uit Alberobello.
1920. Alberobello, het beroemde trullistadje. Toen werden de trulli nog bewoond door grote, arme gezinnen van mensen met vaak een beperkte lengte. Nu is het een poel van toeristen en memorabilia. Maar daar zat toch ook deze ansichtkaart tussen, dus ook in dit geval moeten we onze zegeningen tellen.
De rondreis door Puglia was interessant en vermoeiend. Onze reisleidster hield van vroeg in de bus en doorpakken. Op zich een goede instelling want je krijgt waar voor je geld. Ze bracht ons onder meer op plekken waar lange tijd kleine mensen in grotten en in benauwde, kleine huisjes (trulli’s) hadden gewoond, zich verbergend voor agressieve Saracenen en hebberige landheren. Op een avond kwam ik bij het diner te zitten naast H., een tengere man met een wat sombere uitstraling. Er ontstond contact toen bleek dat hij bij ECN en ik bij TNO had gewerkt en dat ECN sinds kort was opgegaan in TNO. Er kwamen wat namen op tafel van collega’s die we beiden hadden gekend. Het gesprek werd allengs wat openhartiger zodat het kon gebeuren dat H. mij op zeker moment toevertrouwde dat hij in zijn ECN-periode nauw betrokken was geraakt bij een project in Kongo om daar het lot van de Pygmeeën te verbeteren. Heel erg nodig want ze worden volgens H. door de Bantoes als derderangsburgers behandeld en hebben de facto een slavenstatus. Het werd geen optimistisch relaas. Hij had gedaan wat hij kon en ook persoonlijk grote offers gebracht. Na een aantal jaren had hij het onmogelijke van zijn opdracht ingezien en was ermee gestopt. En nu, na al die jaren, sliep hij er nog steeds slecht van. Ik had grote bewondering voor hem en ik had met hem te doen.
Sint Nicolaas naar het beeld dat in Bari staat. Met minder haar en zonder mijter. Zijn beenderen werden in 1087 uit Myra ontvreemd en overgebracht naar Bari nadat de islamitische Seltsjoeken in Mra de baas waren geworden.
Op de laatste dag van onze rondreis bezochten wij Bari en daar heeft, zoals wij allen weten, Sint Nicolaas zijn meest recente rustplaats gevonden. Wie mij wat beter kent, begrijpt dat het bezoek aan de basiliek een enerverende ervaring was. Bari is Sint Nicolaas. In de kerk opvallend veel vrouwen met een Russisch uiterlijk en een hoofddoek. Nicolaas is de beschermheilige van moedertje Rusland en daar hebben ze waarschijnlijk nog altijd meer vertrouwen in dan in leiders van eigen bodem. Al met al een mooie afsluiting van een mooie reis. Ik realiseer me dat onze versie van de Goede Sint er vooral is voor de kleinen. Maar ik vraag me wel af of hij niet wat meer aandacht moet geven aan de kleinen in de oerwouden van Kongo.
Pygmeeën in de buurt van de Noordpool. Het liet me niet los. Wikipedia bracht, zoals vaker, helderheid. Het woord "pygmee" bleek afgeleid van het Oudgriekse πυγμαῖος (spreek uit pugmaios) wat zoveel betekent als "zo groot als een vuist". De oudste vermeldingen van pygmeeën komen voor bij de Egyptenaren rond 2500 v.Chr. Ze waren er bekend om hun dansen. Interessant omdat we heel veel later hebben ontdekt dat in ieder geval Afrikaanse pygmeeën opvallend muzikaal zijn. Pygmee is dus niet de naam van een Afrikaans volk maar eerder de aanduiding van kleine mensenrassen, die bijvoorbeeld ook in Azië voorkomen. Dan blijft de stap naar de Noordpool natuurlijk groot maar niet langer onbegrijpelijk. De Deense geograaf Claudius Clavus heeft eind 15de eeuw voor het eerst de aanduiding Pygmeeën gebruikt voor de kleine mensen die in het hoge noorden leefden. Het is duidelijk dat hij het over eskimo’s had.
Dr. Paul Julien, zelf 1,64 m, in Kongo, tussen zijn Pygmeeën van de Basua-stam . Hier stond een fraaie foto uit zijn boek Pygmeeën uit 1953.
Toen H. tijdens het diner met mij over zijn Pygmeeën begon, kreeg ik ineens een beeld voor ogen van een kleine, bejaarde man, voor de serredeur van zijn oude, statige villa in Wassenaar. De foto stond in de krant bij een bericht van het overlijden van Paul Frédéric Joseph Alphonse (Paul) Julien (Utrecht, 28 maart 1901 - Wassenaar, 17 februari 2001). Een Nederlands ontdekkingsreiziger ('woudloper', zoals zijn uitgever hem noemde) en antropoloog die rond de Tweede Wereldoorlog maar vooral in de jaren daarna grote bekendheid kreeg door zijn Afrikaanse reisverslagen. Paul Julien publiceerde een paar opmerkelijke boeken over wat toen nog ‘donker Afrika’ heette. Het meest bekende ‘Kampvuren langs de evenaar’. Ondertitel: Herinneringen aan tien jaar anthropologisch onderzoek in West- en Centraal Afrika. Amsterdam: Scheltens & Giltay, 1940. Rijk geïllusteerd met prachtig, eigen fotomateriaal. De boeken van Paul Julien stonden bij ons op de plank. En het was deze Paul Julien die vooral onder de Pymeeën in Kongo veel onderzoek heeft gedaan en hij stond bekend als ‘De vriend van de Pygmeeën’. In mijn historische Afrika-beleving had je Schweitzer, Stanley en dan toch wel Paul Julien. Als je leest wat deze man, die niet eens veel groter was dan zijn geliefde Pygmeeën, allemaal aan ontberingen moest trotseren, dan besluipt je toch de verbazing dat hij op een maand na honderd is geworden. En hij woonde, zonder dat ik het wist, bijna om de hoek.
Ik maakte H. deelachtig van het beeld van Paul Julien dat bij me op was gekomen. Hij keek me vermoeid maar dankbaar aan. Eindelijk weer eens iemand die oprechte interesse toonde in zijn verhaal en in het lot van zijn kleine vrienden. En zo was het ook.
Espunt, 1 juni 2018.
In de Vrij Nederland van 29 januari 1994 verscheen een uitgebreid artikel over de toen 92-jarige dr. Paul Julien. Hij was een devoot rooms-katholiek. Hier stond hij afgebeeld in zijn huis in Wassenaar met een Borfimah, een medicijnbuidel gevuld met menselijke botten, bloed, vet, nagels en haren.