Gerard van de Schootbrugge & Espunt
Kort verhaal, 15 mei 2016
Een zondag in 1952
Hol jij maar vooruit, had mijn vader gezegd, dan kun je misschien helpen met de koffie. Dus zit ik nu aan de keukentafel in de grote keuken van opa en oma. Elke keer als ik een schep bonen heb gemalen komt mijn tante Roos even kijken hoe ver we zijn. Ik voel mijn arm zwaar worden en probeer het met links. Maar dan draai ik de verkeerde kant op en begint alles te piepen.
Een belangrijk werkje want zonder gemalen bonen geen koffie. En ze willen allemaal koffie.
Ik moet doorwerken want de rest van de familie kan ieder ogenblik binnenkomen. Mijn neefje kijkt toe, klaar om het van me over te nemen als ik vermoeid raak. Dat nooit! Er staan sudderlapjes te sudderen. De koffiegeur kan er niet tegenop. Mijn tante zet al vast een serie kopjes op het dienblad. Op de potkachel kookt een steelpannetje met melk over. Tante Roos heft haar handen ten hemel.
De mis van tien uur is afgelopen en nu druppelt in het statige huis van opa en oma aan de Huygensstraat de familie binnen. Ooms, tantes, neefjes en nichtjes. Ik ben het op een na oudste kleinkind. Iedereen komt achterlangs, door de keuken. Ik heb nog nooit meegemaakt dat er iemand door de voordeur kwam. Gek eigenlijk want het is echt een mooie deur. Maar misschien wel juist daarom. Iedereen moedigt me aan om flink door te malen. Heb je het heilige boontje al gevonden, vraagt oom Leo. Iedereen roept dat het naar aangebrande melk stinkt. Tante Roos krijgt een uitbrander van oma en een rood hoofd.
Koffie. En dan straks nog een rondje. Allemaal om de grote tafel. Tantes die opscheppen over hun kinderen, ooms die sterke verhalen vertellen over vissen en duiven, opa in de hoek, in zijn rookstoel, die geniet van een Elisabeth Bas. Ik krijg het sigarenbandje. Oma met de rozenkrans op schoot. Ze bidt onhoorbaar, maar ze hoort alles. Ze bidt voor iedereen die er vandaag niet bij kan zijn door ziekte of een ongeluk. Als je goed oplet zie je haar dunne lippen bewegen.
Mijn neefje krijgt een hoestbui van de rook. We mogen in de voorkamer vlooien. Daar ligt een lekker dik tafelkleed waar de vlooien grote sprongen kunnen maken. Een beetje te groot voor het kleine potje. We passen de regels aan. Een laat de vlooien springen, een ander moet ze in het potje proberen op te vangen.
Opa en oma zijn naar de hoogmis van tien uur geweest. De meeste ooms en tantes ook. Oma weet precies wie. Opa zal het een zorg zijn. Ik ben met mijn vader geweest. Mijn moeder is naar de laatste mis om half twaalf. Die duurt maar de helft van de hoogmis. Daar komt geen eind aan. Alleen al dat zingen. Het Credo! Het is vast heel belangrijk maar volgens mij kan het wel wat korter. En als dan ook nog kapelaan Koch preekbeurt heeft dan is het bijna niet vol te houden. Er vallen gewoon mensen flauw. Meestal vrouwen. Volgens mijn vader omdat die een te lage bloeddruk hebben. Wat is die kapelaan Koch saai. Nee, dan kapelaan Hagdorn. Die maakt er tenminste nog een show van. Die galmt door de kerk. Dan weer bijna fluisterend zodat iedereen zijn adem inhoudt en dan ineens weer bulderend, alsof er een onweer is losgebroken. Dan kan je snel even hoesten of snuiten. Kapelaan Hagdorn is niet van dat halfzachte zoals kapelaan Koch. Hij geeft de mensen op hun donder omdat ze weer te weinig voor hun naaste hebben gezorgd. Altijd het zelfde. Ja, denk ik dan, maar die dikke man naast me, die naar tabak en zure haring meurt, dat is wel toevallig mijn naaste. Hoe moet dat? Op zijn rug kloppen als ie weer een hoestbui heeft?
Hilversum, Oude Amersfoortseweg, iets voor half drie. EMM betreedt het veld. Deze afbeelding stamt van voor de oorlog (ca 1938). Ze hadden toen een andere levensgevaarlijke middenvoor: mijn vader. Jan van Berkel kwam pas later in actie.
Maar alles beter dan dat eindeloze gemummel van kapelaan Koch.
Ik ga ook nooit bij hem biechten. O god nee, slapeloze nachten. Hagdorn doet niet zo moeilijk. Het is toch altijd het zelfde rijtje en hij vraagt gelukkig nooit door. Drie Onzevaders en drie Weesgegroetjes en dan is de zaak weer in orde. Dan kan je Jezus weer ontvangen bij de communie. En dat is belangrijk want dan kan je ook wat dingetjes met Hem regelen. Zoals vanochtend. Ik heb na de communie Onze Lieve Heer voor alle zekerheid nog een keer verteld dat EMM vanmiddag tegen SDO uit Bussum moet. Dat weet Hij natuurlijk wel, maar misschien let Hij even niet op en dan kan het zo maar misgaan.
Ik heb een kleine tip gegeven. Regen. Als het flink gaat regenen dan is EMM op zijn best. En dat komt door Jan van Berkel. Jan van Berkel is de middenvoor van EMM en hij is mijn grote held. Jan van Berkel is een wondervoetballer. Zo’n goeie hebben we volgens mijn vader, die ook bij EMM heeft gevoetbald, nooit gehad. Hij zou zo in het Nederlands elftal kunnen. Met Abe Lenstra en Faas Wilkes. Hij is razendsnel en lenig, hij springt boven iedereen uit en het allerbelangrijkste, hij schiet zowel links als rechts knoerend hard. Zonder aanloop.
Ik probeer het ook, maar links gaat nog niet lekker. Soms knallen ze de bal in de bosjes en dan mag ik hem ophalen. Daarom weet ik hoe zwaar die bal is. Het is natuurlijk ook wel een vijffie. Als ie nat is, nou dan is ie echt loodzwaar. Voor Jan van Berkel maakt dat niks uit. Links of rechts, snoeihard. Als een streep. Ik heb de Lieve Heer gevraagd of Hij ervoor kan zorgen dat die schoten van Jan niet naast gaan. Anders heb je aan snoeihard natuurlijk ook niks.
Ik heb gezegd: als U helpt met mikken dan doet Jan de rest. Ik zei het binnensmonds, maar volgens mij zat die stinkende buurman mee te luisteren. En pas op, de Lieve Heer is natuurlijk niet gek. Je moet wel wat beloven. Als Jan vanmiddag meer dan twee goals maakt, zal de Lieve Heer de komende week trots op me kunnen zijn. Volgende week tegen LVV, dat kunnen we zelf wel. SDO staat op de tweede plaats, dat is andere koek. Maar met een beetje hulp van boven kan EMM thuis van iedereen winnen. O ja, dat was ik bijna vergeten: of Onze Lieve Heer ervoor kan zorgen dat ze Jan niet verrot schoppen. Dat proberen ze allemaal, die boeren.
Opa heeft zijn borreltje op en begint op zijn klokje te kijken. Dat hangt aan een zilveren ketting en zit in een klein zakje van zijn vest. Opa is zondags in het zwart. Hij moet geld ophalen in de kerk. Hij is collectant. En hij is er goed in. Met zijn zwarte handschoenen aan houdt hij een lange, glanzende steel vast waar een zwart zakje aan hangt. Dat schuift hij met korte schokjes langs de mensen in de banken. Kaarsrecht. Geen gezwabber. Even stoppen, voor hun neus. Soms hangt een hoofd te ver naar voren. Dat zijn volgens opa slapers. Die geeft ie even een klein stootje met het zakje. Muntjes erin en hup naar de volgende. En dan het moeilijkste: het zakje weer binnenhalen. Dat moet in een glijdende beweging. En altijd even uitkijken dat je bij het binnenhalen niet aan de overkant van het pad iemand voor zijn kop stoot. Want het past maar net.
Volgens mij deed die haringfiguur naast me een stuiver in het zakje. Nou, daar zal Onze Lieve Heer blij mee zijn zeg. Daar kan Hij net een pakje klapkauwgum van kopen. Opa heeft al twee keer op zijn klokje gekeken. Oma geeft tante Roos een seintje dat het tijd wordt om de tafel te dekken voor het middagmaal. We moeten uiterlijk halftwee weg anders redden we het niet. Het is een uurtje lopen naar de Oude Amersfoortseweg waar de velden van EMM zijn. Elf Makke Muizen. Als ik een Bussumer dat hoor zeggen, dan weet ik niet meer wat ik zal doen.
Als de visvormen met bitterkoekjespudding op tafel komen, zegt oma: 'o nee hè, kijk nou, het begint te regenen. Zou je wel gaan, Gerrit?'.
'Alle zegen komt van boven,' zegt opa.
Ik zeg niks.
Espunt, 15 mei 2016