Gerard van de Schootbrugge & Espunt
Kort verhaal, 11 november 2013, nieuwe visie 2018
These are words that go together well
1964, Beatles treden op in Vancouver en treffen daar Sgt. Pepper.
1
"Als je toch naar zolder gaat, neem dan gelijk die stapel moeilijke boeken mee."
"Doe ik, schat."
Herman is een bewaarder. Tilly zijn vrouw houdt van opgeruimd. Tilly voert een gedoogbeleid. Ja mits. Ouwe troep alleen op Hermans zolderkamer. En dus wankelt Herman nu met een te hoge stapel ‘moeilijke boeken’ de onhandige zoldertrap op. Zijn kin rust op Die Traumdeutung. Hij moet het zonder hulp van de trapleuning doen. Een goeie test voor zijn dijen. Herman voelt hoe de jaren met hem mee klimmen.
De lichtschakelaar ontvangt een elleboogstoot. Er sneakt een spaarpeertje aan. De stapel moeilijke boeken landt in een wolk van opwervelend stof naast een andere stapel moeilijke boeken.
Herman richt zich voorzichtig op. Met gemengde gevoelens overziet hij de toestand van zijn werkplek. Vol, rommelig, stoffig. Tussen de boekenkasten hangen oude prenten uit zijn jaren des onderscheids. Een zwart/wit foto van Tilly, zelf gemaakt en afgedrukt. Lang geleden. Herman kijkt er nog altijd graag naar. Ze was aantrekkelijk en fotogeniek. Een affiche van de diës van zijn studentenvereniging uit 1966. In pop-artstijl. Een poster van het Nederlands elftal uit 1974. Daarnaast een poster van de Beatles in toneeluniform. Uit de dagen van Sgt. Pepper's Lonely Hearts Club Band. 1967.
Waar kwam die Sgt. Pepper vandaan? Wie bedenkt zo'n naam voor een meesterwerk? Lang had hij het zich afgevraagd. Totdat de verwondering een verworvenheid was geworden. Een wonder zonder verwondering. Een wonder van vanzelfsprekendheid. Maar dan verschijnt er vijftig jaar later zomaar een Canadese dame op het toneel die vertelt dat zij de kleindochter is van Sgt. Pepper! Haar grootvader Randall Pepper van de OPP, de Ontario Province Police, moest zorgen voor de veiligheid van de Beatles tijdens de twee concerten die ze in september 1964 in Toronto gaven. En op de hoes draagt Paul volgens haar de badge van de Ontario Province Police: OPP. Terwijl Paul McCartney nota bene zelf altijd had volgehouden dat hij op het idee gekomen was nadat hij ergens "salt and pepper" verkeerd had verstaan.
Herman besluit dat er voor beide opties, juist door hun hoge gehalte aan onwaarschijnlijke alledaagsheid, wat valt te zeggen. À la recherche du temps perdu. Proust moest het met zijn geheugen doen, Herman bedenkt dat er door internet nu miljoenen geheugens beschikbaar zijn. Is dat een zegen? Herman twijfelt.
De zolderruimte ademt ragfijne, in schemer gehulde nostalgie. Herman koestert zijn relieken. Staande in de deuropening laat hij zijn blik nog even door de kamer dwalen. Tilly heeft wel een beetje gelijk. Het is stoffig en vol. Dan doet hij het licht uit.
Op het zelfde moment dat hij het licht uitschakelt, valt hem iets op aan de poster van de Beatles. In een flits. Aarzeling. Goed gezien? Toch maar even het licht weer aan. Goed gezien. Het hoofd van Paul. Daar is wat mee. Het gezicht is asgrauw. De rest van de groep oogt normaal. Herman weet bijna zeker dat die akelige gelaatskleur er niet altijd is geweest. Ziet hij het echt goed? Het is toch niet dat armoedige peertje dat hem een illusoir kunstje flikt? Hij probeert wat dichterbij te komen. Misschien heeft iets of iemand op zijn Beatle-poster zitten kliederen.
Het valt nog niet mee om in de buurt van de poster te komen. De obstakels zijn talrijk. Maar de constatering is duidelijk. Er is niet gekrast met een viltstift of zo. De kleur van Pauls gezicht is grauwgrijs. Hij haalt voorzichtig een vinger over Pauls hoofd. Het zou schimmel kunnen zijn. Of aangekoekt spinrag. Maar dat is niet het geval. Het ziet eruit alsof het, lang geleden, allemaal zo van de drukker is gekomen. Herman begint te twijfelen. Zou die nare kleur er altijd geweest zijn zonder dat hem dat eerder is opgevallen? Hij kan het zich bijna niet voorstellen. Hij huivert.
Hij doet het licht uit, wacht een paar tellen en doet het weer aan. Tegen beter weten in had hij gehoopt dat er misschien sprake was geweest van een storing. Een kortsluiting in het bestaan, in zijn bestaan, in zijn brein. Maar de vreemde waas is er nog. Als er sprake is van een storing dan is die hardnekkig, zoveel is wel duidelijk.“Herman, waar blijf je?” Het is Tilly en ze klinkt kortaf. Geagiteerd. Iets van de laatste tijd. Er zit haar duidelijk iets dwars, maar wat? Herman doet voor de tweede keer het licht uit en sluit, zorgvuldiger dan anders, de deur van de zolderkamer.
“Waar bleef je nou?” Tilly klinkt nog steeds een beetje opgefokt.
Herman haalt nauwelijks zichtbaar zijn schouders op.
“Wat zie je trouwens bleek? Is er wat?”
“Wat zou er moeten zijn?” zegt Herman met een vermoeide glimlach omdat hij bedenkt dat bleek zien onder de gegeven omstandigheden nogal komisch klinkt.
2
Herman is leraar Frans op het Gemeentelijk Gymnasium. Een weinig opzienbarend baantje sinds Frans geen verplicht vak meer is. Hij heeft zijn mooie vak zien wegkwijnen en dat deed pijn. Dat doet nog steeds pijn. Dit jaar heeft hij precies vijf examenklanten, nou ja, jonge meiden, in de klas. Op de vingers van een hand te tellen dus. Een schijntje vergeleken met de klassen waar hij ooit mee begon; quatre mains plus. Nu moet hij jaarlijks, nomdedieu, als de eerste de beste standwerker zijn pakketklantjes binnenhengelen. De trom roeren met een verhaal waar hij zelf nauwelijks nog in gelooft. Het is gebeurd met de Franse grandeur op het wereldtoneel. En de jeugd heeft al lang geen boodschap meer aan Piaf en Brel. Sartre en De Beauvoir zijn te moeilijk. Franse films, wie heeft het daar nog over? Hij had zich al weer vele jaren geleden bij het onvermijdelijke neergelegd door in het bijzijn van Tilly afstand te doen van het kledingstuk waar hij zich als jonge, bevlogen leraar bijna letterlijk een cultuurdrager in had gevoeld: de zwarte coltrui. Hij had alle zes de exemplaren in de Zak van Max gedumpt. Bonjour tristesse.
Vijf meisjes bereidt hij dit jaar voor op hun eindexamen Frans. Van vier heeft hij van nabij de metamorfose meegemaakt van spichtige brugsmurf naar jonge vrouw die heilig gelooft in het hiernamaals: het leven na de school. Het echte leven.
Michelle daarentegen was er zo maar ineens. Compleet. Onaangekondigd. Ook om die reden is zij bijzonder. Extra-ordinair. Gek genoeg valt ze nauwelijks op. Een vluchtige passant zal door haar verschijning niet verrast worden. Pas als je de gelegenheid hebt om haar wat langer te observeren, het voorrecht van een docent Frans, zie je hoe mooi ze is. Ze is op een geraffineerde manier gewoon. Zo gebruikt ze, in tegenstelling tot de meeste meiden, nauwelijks make-up om haar jeugdige schoonheid te accentueren. Het raffinement komt zeker niet uit haarzelf. Herman vraagt zich regelmatig af of ze wel beseft wat ze in haar omgeving aanricht. Het is de natuur, of misschien wel de schepper, die haar heeft uitgekozen voor een hoofdrol in zijn bijna wrede passiespel. Michelle is elegantie, is stijl. Michelle is ster in haar eigen voorstelling. Nederlandse vader, Franse moeder. Heel veel leren kan hij haar niet. Andersom misschien?
Michelle heeft hem overrompeld. Hij is geen macho-type, maar temperament is er wel. Of misschien beter: is er weer. Er is iets teruggekeerd in zijn lijf dat al lang geleden begraven leek. Onder deze omstandigheden les geven, het sloopt hem op een manier die hij voor geen goud had willen missen. Zijn leven heeft iets paradoxaals gekregen. Hij hoeft zichzelf niets te verwijten. Hij bedriegt Tilly niet. Dat heeft hij nog nooit gedaan en dat zal hij ook nooit doen. Toch voelt hij zich ongemakkelijk. En hij heeft het gevoel dat Tilly dat merkt. Het maakt hem onnodig angstig. Er woekert onbewust iets dat de verkeerde dingen versterkt. Zoals ongegronde angst.
3
Hermans sterk gereduceerde aanstelling zorgde voor veel vrije tijd die aanvankelijk in grote somberheid werd verlummeld. Somberheid die nog versterkt werd door een scherpe daling van het gezinsinkomen. Gelukkig zat Tilly niet bij de pakken neer. Zij stapte uit wat lees- en wandelclubjes en pakte haar oude beroep van verpleegkundige weer op. Daarmee kon het inkomensgat aardig worden gedicht.
Uit het andere gat klom Herman zelf, geholpen door de man waar hij in zijn studententijd door gefascineerd was geraakt en die beschikbaar was voor een hernieuwde kennismaking: Sigmund Freud. De geleerde die ooit een met Einstein vergelijkbare heldenstatus kende en die samen met Darwin een bom onder het Christendom had gelegd.
Via Freud werd Herman de wondere wereld van de worstelende mensengeest binnengezogen. Stapje voor stapje veranderde zijn blik op de medemens. In de tram, op school, bij zijn vrienden, zelfs bij Tilly, overal ziet Herman nu aanwijzingen voor verdringing, ontwikkelingsstoornissen, jeugdtrauma’s, onvervulde wensen, frustraties, angsten en driften. Vooral veel driften. Dierlijke driften. Ook bij hemzelf.
Herman is lid van een vereniging van amateurpsychiaters. Zijn regelmatige en zeer gewaardeerde bijdragen aan het clubblad Oedipus ondertekent hij met Siegfried Mund. Een aantal bijdragen betroffen de relatie tussen prinses Marie Bonaparte en haar behandelaar en latere leermeester Sigmund Freud. Met zijn Franstalige vaardigheid was hij in staat geweest door te dringen tot originele bronnen, zoals briefwisselingen, die een nieuw licht wierpen op de rol die Marie Bonaparte had gespeeld bij de bevrijding van Freud en zijn gezin uit de handen van de Nazi’s in Wenen en het vertrek naar Groot-Brittannië in 1938. Het was aan haar dat Freud ooit zijn beroemdste vraag stelde: ‘Wat wil een vrouw?’
Volgens Freud kende de mooie en elegante Marie Bonaparte geen enkele preutsheid. En, liet hij haar ooit weten: ‘Niemand begrijpt u beter dan ik. Maar in mijn privéleven ben ik een kleinburger.’
In een van zijn bijdragen aan Oedipus had Herman deze uitspraak van zijn held geplaatst tegen de achtergrond van het vermoeden dat Freud en zijn vrouw Martha na de geboorte van hun dochter Anna geen geslachtsverkeer meer met elkaar hadden gehad. Herman had wat tegen dat ordinaire woordje neuken. Te veel drift, te weinig beschaving. Tilly had de column gelezen en was minder enthousiast dan bij de meeste andere stukjes van haar Siegfried.
4
Het is nu drie dagen geleden dat Herman de vreemde gelaatskleur van Paul McCartney ontdekte. Hij is nog een keer naar de zolder geweest om er zeker van te zijn dat hij het allemaal goed had gezien. Intussen heeft hij koortsachtig gezocht naar een mogelijke verklaring. Zonder resultaat.
Natuurlijk kwam het verhaal over Pauls dood bovendrijven. Het doet nu al meer dan vijftig jaar de ronde. Zelfs de politiebadge van Randall Pepper die Paul zou dragen op de hoes van Sgt. Pepper, speelt een rol. Daar staat immers ook een van de talrijke verborgen boodschappen op: OPD wat zou staan voor "Officially Pronounced Dead".
Met de komst van internet is de legende waarschijnlijk onsterfelijk geworden. In 1966 zou Paul McCartney bij een auto-ongeluk zijn omgekomen. Een dubbelganger met de naam William Campbell zou zijn plaats hebben ingenomen. Herman kent het verhaal en hij kent de verborgen boodschappen die de drie achtergebleven Beatles op allerlei plekken zouden hebben verstopt. Zoals John die op Sgt. Pepper zingt: I read the news today, oh boy. Maar een weldenkend mens moet toch toegeven dat het verhaal aan alle kanten rammelt, vindt Herman.
En zouden John en George, nu ze ook in hogere sferen verkeren, echt via een oude poster postuum nog wat extra aanwijzingen hebben willengeven? En of hij dat dan maar even aan de grote internetklok wil hangen! Alsof er ergens weer een Mariabeeld is gaan wenen. Herman ziet het helemaal voor zich: hordes fans en sensatiezoekers die zijn huis binnendringen om bij het licht van het spaarpeertje het wonder te consumeren. Maar wacht eens even. Als het verhaal van Randall Pepper klopt staat er op de badge niet OPD maar OPP. Het is breinsoep voor verwarde geesten.
5
Het is nu drie dagen geleden en het zolderraadsel is geen stap dichter bij een oplossing gekomen. Maar diep in het vooronder van Hermans brein is volop activiteit. Waarom pak je er niet eens een boek over de Beatles bij, borrelt het. Herman besluit om er eens een boek over de Beatles bij te pakken. Waarom ook niet? Hij bezit een paar kloeke werken met veel beeldmateriaal. Als hij het eerste boek op een willekeurige pagina openslaat, is het alsof de bliksem voor zijn voeten inslaat. Op de opengeslagen pagina’s staan enkele fraaie foto’s van de groep. Er is geen twijfel mogelijk, ook op deze prenten wijkt de gelaatskleur van Paul duidelijk af van die van de andere drie Beatles. Net zo grauw als op de poster. Herman heeft even nodig om bij te komen. Dan begint hij koortsachtig te bladeren. Niet te geloven! Alle afbeeldingen van Paul vertonen hetzelfde beeld. Dit is bizar. Hij slaat het boek dicht. Voor het eerst voelt hij angst. Tilly is aan het werk. Hij doet zijn ogen dicht en haalt een paar keer diep adem. Wat nu? Toch nog een extra check? Hij pakt een ander fraai geïllustreerd boek van de Beatles. Zijn hartslag krijgt een nieuwe versnelling. Dezelfde, geheimzinnige verkleuring.
Zijn brein schakelt naar een hogere versnelling. Wat zijn de mogelijkheden? Negeren? Niets doen en vergeten? Verdringen dus? Verder zoeken? Boeken in de bibliotheek? Zouden die hetzelfde tonen? Het zou waanzinnig zijn. Wahnsinn. Waan. Hallucinatie. Hallucinatie? Het begint te spoken in Hermans hoofd. Nu wordt hij echt bang. Hallucineert hij? Is dat de oplossing? Dat moet de oplossing zijn. Het kan niet anders. Er is iets veranderd, maar niet in de buitenwereld. In de binnenwereld. In zijn binnenwereld. Hij wordt geplaagd door een vreemde hallucinatie. Dat is het. Om een of andere duistere reden doet zijn brein iets met het gezicht van Paul McCartney! Het legt er een grauwfilter overheen. God mag weten waarom. Misschien is er iets in mijn hoofd gebeurd, bedenkt hij, toen ik drie dagen geleden op zolder was en het licht uit deed. Een kleine kortsluiting tussen twee hersengebieden die tot dat moment niets met elkaar te maken hadden. Gevolg: een eigenaardige, maar volstrekt onschuldige handicap. Ik lijd sinds drie dagen aan selectieve blikvergrauwing, bedenkt Herman glimlachend. Er zakt zowaar een last van zijn schouders. Hier kan Siegfried Mund een spectaculaire column over schrijven. Even rust in zijn hoofd. Betrekkelijke rust. Het beeld van Paul Mc Cartney maakt plaats voor dat van Michelle.
6
Ze was vanochtend ruim twintig minuten te laat. Geheel tegen haar gewoonte. Een beetje schuchter had ze haar mooie Franse koppie om de hoek van de deur gestoken. Of ze er nog in mocht? Ze bleef in de deuropening staan en verontschuldigde zich. Lekke band. Haar konen hadden een kleurtje. Van de opwinding? Van het lopen met haar onwillige fiets? Herman had gelachen en Michelle had wat onhandig teruggelachen. Hij had haar gevraagd of het probleem intussen was opgelost. Michelle had van nee geschud. ‘Weet je wat,’ had hij toen gezegd, ‘ik help je in de pauze wel even met plakken.’ Toen de tweede bel ging, was de klus geklaard. Michelle bedankte hem, een beetje onhandig, en haastte zich terug naar haar lokaal. Herman kon naar huis. Zijn twee uren zaten er op.
7
Herman loopt naar zijn platenverzameling en pakt er een LP van de Beatles uit. Heerlijk, dat vinyl. Natuurlijk is het geluid veel beter dan van de cd, maar meer nog waardeert hij het ritueel. Dat vereist discipline en een goede motoriek. Een vorm van jongleren. Nog voor het eerste geluid klinkt, is er al een begin van een beleving, een verwachting. Een uiting van liefde. Voor boeken geldt eigenlijk hetzelfde. Ook een boek is meer dan een verzameling bits. Sterker nog, als het alleen om de bits gaat, bestaat er geen wezenlijk verschil tussen boeken en platen. Hoe plat wil je het bestaan hebben?
Hij laat zijn oog over de fraaie hoes van Rubber Soul glijden. De Beatles en face gefotografeerd met een fishey-objectief. Ook op de hoes is Paul verkleurd. Het zou vreemd zijn als het niet zo was. Opmerkelijk hoe snel je ook aan het meest ongewone went. Hoe snel het ongewone gewoon wordt. Over een half uurtje komt Tilly thuis. Misschien toch maar eens alle kaarten op tafel leggen.
Hij legt de plaat met veel liefde op de draaitafel en laat de naald in de begingroef zakken. Kijk, dat is echte vooruitgang, de gedempte beweging waarmee de naald langzaam neerdaalt. Daar ging het vroeger, toen de Beatles jong en hot waren, en hijzelf ook, vaak mis. Dan stuiterde de naald over de plaat en kon je gaan sparen voor een nieuwe. Maar eerlijk gezegd stuiterde hij zelf in die tijd ook wat minder gecontroleerd over de groef. Hij sluit zijn ogen om beter van de muziek te kunnen genieten. De creativiteit en klasse van de groep zijn nog altijd verbluffend. De Fransen hadden in de Sixties geen antwoord op de nieuwe muzikaliteit van het Verenigd Koninkrijk. Zelfs Herman moet dat toegeven.
Kort na het begin van Nowhere man gaat de bel. Herman schrikt op, loopt naar de deur, opent deze en staat oog-in-oog met Michelle. Stralend, met een fles wijn.
'Mijn moeder heeft me gestuurd,' zegt Michelle verontschuldigend.
'Wat een goed idee van je moeder,' zegt Herman en realiseert zich onmiddellijk dat dit een heel vreemde reactie is.
'Vindt u?' zegt Michelle enigszins verbaasd.
'Je moet me alleen in de les serieus nemen, Michelle,' lacht Herman. 'Maar nu even serieus, wat is dit voor actie?'
'Mijn moeder vond dat ik u toch even moest bedanken voor het plakken van mijn band.'
Het plakken van mijn band. Hoe ze dat zegt!
'Kom even binnen,' zegt Herman terwijl hij de deur verder opent en een stap opzij doet.
Michelle aarzelt, maar overwint dan haar schroom.
'Doe je je jas even uit?' vraagt Herman.
Michelle schudt van nee. Ze komt niet op bezoek. Alleen even wat afgeven.
Eenmaal binnen neemt Herman de fles van haar aan. Hij waarschuwt haar voor de laatste keer. Als dit nog een keer gebeurt zullen de gevolgen dramatisch zijn. Iedere Hollandse jongen leert dat hij een meisje in nood, een meisje met een lekke band, dient te helpen. Zoals hij ook de deur voor haar openhoudt en haar jas aanpakt. Michelle begrijpt Hermans toneelstukje en speelt knikkend mee. Ze moet nog veel leren over de Nederlandse gewoonten, maar dit zal ze zeker niet meer vergeten.
'Toe, ga heel even zitten,' vraagt Herman vriendelijk. 'Kan ik je een kopje thee aanbieden?'
Als Michelle gaat zitten, zingen de Beatles Think for yourself .
'Wie zijn dit?' vraagt Michelle terwijl Herman met de thee bezig is.
Herman schenkt de thee in, vraagt of ze suiker gebruikt, zet het kopje voor haar op tafel en pakt de hoes van Rubber Soul. Zonder commentaar houdt hij de hoes voor haar omhoog. Michelle werpt er een snelle blik op en zegt dan: 'Geen idee. Ik zie nergens een naam.'
Klopt. Deze jongens waren zo beroemd, dat de hele wereld ze aan hun uiterlijk herkende. Als je het nu nog niet weet, kan ik je niet laten slagen.
De Beatles zingen Say the word and you’ll be free. Say the word and be like me.
'De Beatles zeker?' oppert Michelle.
'Geslaagd. De Beatles. Uit 1965.'
"Ik ken een paar liedjes. Ze zijn echt goed. Dit nummer kende ik niet."
Herman staat nog steeds met de hoes omhoog. Hij wacht op het moment dat ze een opmerking maakt over de gelaatskleur van Paul.
'Toen ik klein was, wist ik precies welke naam bij welk hoofd hoorde. Van mijn moeder geleerd. Ze was helemaal gek van de Beatles. Nog steeds trouwens. Dit moet ik straks vertellen. Zal ze helemaal geweldig vinden. Even kijken. Hoe heet deze plaat?'
Met enige moeite ontcijfert Michelle de titel.
'Rubber Soul. Ik ga direct kijken of we hem thuis ook hebben. Moet haast wel. Die tweede van rechts is volgens mij Ringo. Dan had je nog John, George en Paul. Wie wie is op de hoes zou ik echt niet weten.'
Geen woord over de gelaatskleur van Paul. Hij kan er moeilijk zelf over beginnen. Ze zou zo maar kunnen gaan twijfelen aan zijn geestelijke vermogens. En waarschijnlijk terecht. Hij durft nu zelf ook niet meer te kijken en zet de hoes omgekeerd tegen het platenrek.
Terwijl ze haar thee opdrinkt, neuriet ze wat mee met de muziek. Dan staat ze op om te vertrekken.
'Ik ga weer,' zegt ze terwijl ze haar jack dichtknoopt.
'Nog heel even,' zegt Herman. 'Luister maar eens welk nummer er nu komt.'
Herman draait het volume wat omhoog en hoort niet dat Tilly is thuisgekomen. Hij merkt het aan de reactie van Michelle. De Beatles zingen Michelle, ma belle, these are words that go together well. Tilly loopt naar Michelle en geeft haar een hand. 'Michelle,’ zegt het meisje en klinkt alsof ze aanvoelt dat de situatie wat uitleg nodig heeft. Tilly draait zich om naar haar man. 'Michelle is een eindexamenleerling,' schuttert Herman. Michelle, ma belle, sont des mots qui vont tres bien ensemble, gaan de Beatles in het Frans verder.
'Heb je een nieuwe bijlesmethode ontdekt?' schampert Tilly.
'Ik laat Michelle even uit en dan wil ik even met je praten, liefste.'
'Ja, dat zal wel.'
'Niet over wat jij misschien denkt,' zegt Herman terwijl hij Michelle de kamer uit leidt. 'Kalm maar.'
'Waar wil je het dan over hebben?' zegt Tilly op een toon waaruit alle kalmte is verdwenen. 'Ik ben benieuwd.'
'Een momentje, ik ben zo terug.'
'Wat nou, ik ben zo terug. Ik wil het nu weten. Dat kind komt zonder jou ook wel thuis, hè Michelle?'
Herman loopt terug de kamer in en pakt de hoes van Rubber Soul.
'Kijk, Tilly, hier gaat het om. Zie je dat hoofd van Paul McCartney? Hier, deze, op de hoek.'
Op hetzelfde moment dat hij Tilly attendeert op het gelaat van Paul ziet hij dat de vreemde kleur is verdwenen. Heel even blijft het stil. Dan zucht Herman:
'Ach, weet je, laat ook maar. Het is niks. Ik geloof dat ik een beetje in de war ben.'
'Kom je eruit, Michelle?' roept hij bij wijze van afleidingsmanoeuvre naar de gang. Er komt geen antwoord. Michelle is al weg.
'Zij wel, maar de vraag is of jij er nog uitkomt,' sist Tilly.
'Dit had ik nooit achter jou gezocht, Herman van Lokeren.'
Espunt, 11 november, 2013.