Gerard van de Schootbrugge & Espunt
Praatje van 15 augustus 2021
Eddy Christiani bijvoorbeeld
De jaren vijftig
De jaren vijftig waren inmiddels ruim voorbij toen wij ons in 1978 in Nootdorp vestigden. Wie had kunnen bedenken dat ik nog weer vele jaren later oog in oog zou komen te staan met de stokoude, en ook door mij reeds lang dood gewaande, gitaarheld Eddy Christiani. De jaren vijftig beleefde ik in Hilversum. Het waren de jaren waarin er door de meeste landgenoten nog flink gesappeld werd. ’s Ochtends havermoutpap, ’s middags warm eten en ’s avonds brood met een lepel levertraan als schrikwekkende toegift. Kolenkit, ijsbloem, doorloper, gebreide onderbroek, laars en klapkauwgum met Doris Day, Laurel met Hardy, ijs van Jamin, groene zeep, putjesschepper en buurtwinkel. Processie, kantoorbediende, verloofde, hoepel, schoolkrijt, gekaft boek, inktlap, vullesbakkenras, bermtoerist, Tante Hannie, Wim Kan, Tom Poes, Eric de Noorman, Bartels, De Boertjes van Buuten, Hilversum 1 en 2, Korea, Koude Oorlog, Coca Cola, in de teil, op het wasbord, door de wringer, Chief Whip op ieders lip, Kom van dat dak af, Kleine Greetje uit de Polder. Voor een Hilversums jochie met een gezonde portie inlevingsvermogen waren ze zo beroerd nog niet, die Fifties,. En ze waren zeker niet slecht voor Eddy Christiani. Met zijn onschuldige liefdesliedjes, zijn swingende gitaar en zijn zeer verzorgde dictie werd hij in de jaren vijftig een protopopster. “Every inch a gentleman.” Voor een moderne popster, een echte, was hij ongetwijfeld te beminnelijk.
Nootdorp
Onze keuze voor het bescheiden en vriendelijke Nootdorp als nieuwe woonplaats was vooral gebaseerd op de acceptabele fietsafstand tot mijn nieuwe werkplek in Den Haag. Samen met de overigens snel verdwijnende landelijkheid maakte het Nootdorp voor ons onweerstaanbaar. Wij lieten ons niet afschrikken door de beperkte dynamiek van het bestaan op het veen en ook het matige historische belang van deze nederzetting tussen Den Haag en Delft hield ons niet tegen.
Een echt dorp was het, met veel verenigingen, twee kerken en zevenduizend inwoners waarvan velen in diverse graden familie van elkaar waren en veelal lid van één kerk maar wel van meer dan één vereniging. En zoals elk dorp kon ook Nootdorp bogen op enkele coryfeeën en trofeeën. Het vervulde het niet veeleisende hart van de Nootdorper met een dosis gezonde trots. Wij kwamen over uit De Bilt. Qua dorp niet indrukwekkend maar het kon wel pronken met een KNMI dat dagelijks een paar keer in het nieuws was. Nieuws dat vanuit Hilversum de wereld in werd gestuurd. Hilversum, ook een dorp. Maar toevallig wel het dorp waar ik in 1945 was geboren. En dat qualitate qua de hele dag op allerlei frequenties door de aether suisde: “Hallo hier Hilversum”. Samen met het raadhuis van Dudok en de Vituskerk met de hoogste neogotische kerktoren van het land, had dit geboortedorp waarachtig ook wel wat in huis.
Maar ook Nootdorp stond niet met lege handen. Zo had het zich door hard werken een zekere landelijke bekendheid verworven door de fileberichten waarin de naburige A12 zelden ontbrak. Op weg naar Den Haag kwam en kom je ter hoogte van Nootdorp in de file. Je maakt je daar als dorp misschien niet geliefd mee. Je wordt al snel als veroorzaker van al het fileleed gebrandmerkt. Maar ook negatieve publiciteit is in dit informatietijdperk waardevol. Negatief nieuws is ook nieuws. Sterker nog, de media leven ervan. Voor de mentale balans van de Nootdorper zelf was, en is, positieve bekendheid natuurlijk ook belangrijk. Gelukkig was die er eveneens. Zo was gewichtheffer Piet van de Kruk een bekende Nootdorper. Hij was in 1968 in Mexico de laatste Nederlandse gewichtheffer die aan de Olympische Spelen deelnam. Hij eindigde als negende bij de zwaargewichten met een totaal van 487,5 kilogram. Beroemder nog was Jan Janssen die in 1968 de Tour de France won en vol overtuiging de wielerbijnaam “De gebrilde Nootdorper” droeg. Nadat Jan zijn geboortedorp had verlaten nam zijn moeder zijn rol als bekende Nootdorper moeiteloos over. Er is een Jan Janssenpad, een Jan Janssen Sporthal en een van de winnende fietsen van Jan hangt aan het plafond van ons dorpstheater (waar onze buren uit Pijnacker al heel lang stinkend jaloers op zijn). Verder kunnen we nog Rita Verdonk en Geert Wilders noemen. De laatste woont weliswaar niet in Nootdorp maar het had zo maar gekund als Den Haag Ypenburg niet van ons had afgepikt.
8 juli 2007. Nootdorp zwaait Eddy Christiani uit
Zo bezien is het dus ook weer niet helemaal verwonderlijk dat Eddy Christiani besloot om zijn zeventigjarige artiestecarrière af te sluiten met een voorstelling in CulturA, ons dorpstheater. Op zondag 8 juli 2007 trad de 89 jaar oude bard voor het laatst op voor een volle zaal leeftijdgenoten die de liedjes uit de jaren veertig en vijftig moeiteloos meezongen. Het is bekend dat er door de overvloedige consumptie van zelfgekweekte komkommers en tomaten onder oudere Nootdorpers weinig geheugenproblemen voorkomen. En als die er al zijn dan treffen ze niet de muziekherinneringen. Die zijn namelijk opgeslagen in een dementievrij deel van het brein (geleerd van prof. Erik Scherder). Op de woelige baren, Spring maar achterop, Diep in mijn hart, Kom weer naar huis, Ay-ay-ay Maria, Madelein, Jouw blauwe ogen, Zomernachtfeest, Daar bij de waterkant, Een boeketje rode rozen, Meisje aan de kassa, Kleine Greetje uit de polder, het dak ging eraf.
En wie er ook was? Inderdaad, zangeres Annie de Reuver! Eddy’s collega uit de tijd van “Nederland Herrijst”. Het was weer even: “Hallo hier Hilversum”, maar dan vanuit Nootdorp. En het was ook voor mij weer even terug in de tijd. Mijn vader bij de politie. Een feestavond van de personeelsvereniging van de Hilversumse gemeentepolitie in Theater Gooiland, ergens in de jaren vijftig. Toen ik iets ouder was mocht ik wel eens mee met mijn vader naar zo’n feestavond. Mijn moeder sloeg graag een beurt over vanwege het “bal na”. Mijn vader was een goeie voetballer maar een gebrekkige danseur waar mijn moeder op de dansvloer weinig leiding van kon verwachten.
Feest in de Fifties
En daar in de grote zaal van Gooiland zag je ze dan allemaal in levende lijve: de helden van de radio. Van Eddie ben ik niet helemaal zeker maar in ieder geval Annie. En ook die andere Annie, Annie Palmen, vaak samen optredend met Max van Praag en begeleid door een showorkest zoals The Ramblers o.l.v. Theo Uden Masman. Max was de broer van Ajaxman Jaap van Praag. Hij runde later een bekende platenzaak in Utrecht waar ik in mijn studententijd, na lang sparen, wel eens een LP kocht. En dan natuurlijk de grote grappenmakers en aanelkaarpraters die zich in die tijd conferencier lieten noemen: mannen als Cees de Lange en ook wel Kees Schilperoort. Kunstfluiter (op de vingers) en imitator Jan Zijdel niet te vergeten, nota bene zoon van een collega van mijn vader, goochelaars, acrobaten, duo’s op de accordeon of de mondharmonica. Het kon niet op. Na afloop duizelde het me. Wat een feest (der herkenning). Misschien nog aardig om te vermelden dat mijn vader ook in Excelsior, het fanfarecorps van de politie, tamboereerde. In die hoedanigheid moest hij soms de genodigden van het AVRO-programma “De Bonte Dinsdagavondtrein” (waarin al die sterren ook optraden) op het station Hilversum afhalen en in optocht begeleiden naar de AVRO-studio op de ’s Gravelandseweg. Excelsior verving dan de Philipsfanfare als die om een of andere reden verhinderd was.
Hoe zag zo’n feestavond eruit? Ik prijs me gelukkig dat ik op internet op de naam Jan Hof stuitte. Jan Hof schetst in zijn boek “En dan nu uw aandacht voor….” uit 2001 een mooi en waarheidsgetrouw plaatje van zo’n jaren-vijftig personeelsfeest met helden van de radio en de varieté-wereld. Hieronder zijn tekst in cursief.
Geroezemoes. Een zaal die volloopt. Leden van de feestcommissie die druk met elkaar overleggen. Een gesloten toneelgordijn, waarachter de artiesten schuilgaan die het die avond moeten maken en van wie een enkeling probeert ongezien een taxerende blik in de zaal te werpen.
Volle bak? Inspirerend.
Voor het toneel staan met witte lakens bedekte schragen of aan elkaar geschoven tafels, waarop een feestelijke uitstalling van de prijzen voor de tombola.
Aanvangstijd. Meestal wat later dan op het programma vermeld vanwege het streekgebonden ‘kwartiertje’ doven de zaallichten en verlicht de centrale spot het middenstuk van het toneelgordijn, waarvoor de microfoon staat opgesteld die de openingswoorden van de voorzitter, die vanuit de zaal of vanachter het doek tevoorschijn komt, moet versterken. Na een paar tikken tegen de microfoon of met een ‘ hallooo’ testend of-ie het doet, heet de voorzitter iedereen hartelijk welkom, in het bijzonder de speciale genodigden en de artiesten die het programma zullen verzorgen. En allen, die zich het vuur uit de sloffen hebben gelopen om deze avond te organiseren, alvast bedankend voor hun harde werken. Ook wijst hij nog op de door de plaatselijke middenstand gul geschonken prijzen, en vraagt aandacht voor de tombola, waarvan de lootjesverkoop mede dient om de kosten van het straks te genieten dure programma te dekken. Na de toespraak laat de voorzitter de algehele leiding over aan de conferencier van de avond en verdwijnt van het toneel.
Er klinkt pianomuziek achter het doek, dat langzaam wordt opengetrokken en het toneel vrijgeeft, waarop de conferencier zijn entree kan maken.
Een paar toepasselijke inleidende woorden, wat goed geplaatste moppen en dan: ‘om even lekker in de stemming te komen, dames en heren, uw zeer gewaardeerde aandacht voor het tweetal met de rappe vingers, het van de radio bekende accordeonduo …! Ontvangt u hen met een hartelijk applaus!’
De standaardopening van een feestavond met een standaardverloop: het accordeonduo als openbreker en dan een aantal andere nummers, de jongleur, de acrobaten, de ster-vocalist(e), de imitator, de muzikale clown, een schets, een zangduo, een Hawaii- of cowboyensemble en ter afsluiting van het programma voor de pauze de humorist-conferencier met een praatje en een liedje.
En dan na de pauze met hier en daar een kleine wijziging de blauwdruk van het programma ervoor, want de artiesten kwamen meestal twee keer op.
Dat was het waar het voor de Nederlandse variété-artiesten jarenlang met de nodige variaties om draaide.
(Einde citaat)
Eddies in soorten
Er waren in de hoogtijdagen van Eddy Christiani een paar andere Eddy’s die publieke bekendheid genoten. Zo was daar Mister Ed, een paard dat kon praten maar niet kon zingen. Een andere grootheid was Eddie Constantine die eerder geschnabbeld had als zanger in nachtclubs maar uiteindelijk bekend werd als de harde, koele, detective Lemmy Caution in films naar de boeken van Peter Cheyney. Maar geen van beiden kon in de schaduw staan van onze Hollandse held. Ook latere Eddies zoals Ed van Thijn, Ed Nijpels en Ed van Westerlo verbleken bij zijn stralende verschijning. Alleen Eddie PG komt in de buurt. Maar zij allen misten het zangtalent en vooral het gitaartalent.
Op de bejaardenzender Radio 5 staat een korte, ongedateerde biografie van Eddy Christiani die afsluit met: De ondertussen 89-jarige Christiani treedt nog altijd op. “Ik voel me meer gitarist dan zanger,” zegt Eddy, die net is gestart met een nieuwe theatertournee. Dat was dus zijn afscheidstournee. Met dergelijke internetberichten moet je altijd goed opletten. Het onderhavige bericht stamt blijkbaar uit 2007 en is nooit meer geupdate. Eddy stopte in 2007 en overleed op 24 oktober 2016. Hij werd 98 jaar.
De voorspelling komt uit
2017. Nootdorp. Eddy bedankt zijn fans.
Eddy Christiani was Nederlands eerste echte ‘popidool’. Hij werd op 21 april 1918 geboren in Den Haag. Op jonge leeftijd leerde hij zichzelf, met de ukelele als opstap, gitaarspelen. Maar niet dan nadat zijn moeder hem met een gulden naar de helderziende, mijnheer Spee in de Derde Helmersstraat (hij woont dan in Amsterdam) had gestuurd. Die voorspelt hem: Je zult een instrument met snaren gaan bespelen. Dan gaat het balletje natuurlijk wel rollen. Twee jaar later heeft hij zijn eerste gitaar in handen. Een geschenk van oom Matthieu. In de jaren dertig wordt Django Reinhardt zijn grote idool. Met de Spaanse gitaar van oom Mathieu loopt het slecht af. Tijdens een kanovaart op de Prinsengracht neemt hij zijn gitaar mee om de meisjes te imponeren. Als zijn peddel in het water valt probeert hij met behulp van zijn gitaar aan de kant te komen. Na de peddel verdwijnt even later ook de gitaar in de Prinsengracht.
In 1936 treedt Eddy toe tot het orkest van accordeonist John de Mol (vader van John de Mol Sr., grootvader van John de Mol en overgrootvader van Johnny de Mol). De familie De Mol woonde in die tijd in Hilversum, in de schaduw van de Vitustoren. Herman Pieter de Boer schreef een biografie van Eddy Christiani. Daarin komt de volgende vermakelijke scene voor:
“Mevrouw Christiani”, zei hij, “ik ben de bandleader John de Mol. En dit is mijn trouwe echtgenote en dit is mijn nazaat, John de Mol junior. Ik heb gelezen dat uw zoon gitaar speelt en zich aanbiedt voor een engagement. Daar kom ik voor.” “Gaat u zitten”, zei de moeder van Eddy, “een kopje koffie?” “Volgaarne”, zei de bandleader. “Thuis drink je altijd bier”, zei het jongetje. “Hou je mond, Johnny!” zei de moeder. En tegen ons: “Hij zegt maar wat.” Terwijl de koffie werd ingeschonken, zei de heer De Mol: “Eddy – ik zal maar Eddy zeggen, nietwaar? – hoe oud ben je?” “Ik word zeventien, meneer.” “Prima. Wat ik je aan te bieden heb, is een engagement in Zwitserland.” De Mol was een dromer en practicus tegelijk, een zeldzame combinatie, die erg ontwapenend werkte. Einde citaat.
Een jaar later koopt Eddy als eerste Nederlandse muzikant (volgens sommigen zelfs als eerste Europese muzikant) een elektrische gitaar (een Amerikaanse Gibson Kalamazoo Jumbo). Het unieke gitaargeluid dat Eddy daarmee opwekt, bezorgt hem in 1941 zijn eerste grote hit 'The Windmill'. Zijn volgende hit 'Ouwe Taaie' wordt door alle Nederlanders meegezongen maar door de Duitse bezetter verboden vanwege het té Amerikaans klinkende yippie, yippie, yee. De eerste elektrische gitarist ter wereld was Charlie Christian die in het orkest van Benny Goodman speelde. Eind jaren dertig, dus niet zo heel veel eerder dan Eddy Christiani, die zich ook verwant voelde met een andere vroege gitaarheld: Chet Atkins.
Bewondering en erkenning
Wanneer Eddy weigert lid te worden van de Kultuurkamer, moet hij onderduiken in België. Na de oorlog start hij zijn eigen ensemble met als leider de door hem bewonderde jazzviolist Frans Poptie. Bekende hits van Eddy uit die tijd zijn 'Kleine Greetje Uit De Polder', 'Spring Maar Achterop', 'Daar Bij De Waterkant' en 'Rosemarie Polka'. In 1953 is Eddy de eerste Nederlander die een gouden plaat ontvangt. Die krijgt hij voor zijn op 78-toeren uitgebrachte liedje 'Zeemanshart' met een tekst van Johnny Hoes.
In datzelfde jaar wordt Eddy door de lezers van Tuney Tunes gekozen tot populairste zanger van Nederland. Dat gebeurt vijf jaar achter elkaar. Ook in de jaren zestig blijft Eddy succesvol. Hij wordt verkozen tot beste Nederlandse gitarist, treedt regelmatig op met pianist Tonny Eyk in Willem Duys’ Voor De Vuist Weg en ontvangt een Gouden Harp voor zijn gehele oeuvre. Hij was zo populair dat hij op weg naar de Electrola studio’s in Keulen, in 1954, op de autobaan werd overvallen door fans.
In 2005 wordt hem de Edison Oeuvreprijs lichte muziek uitgereikt vanwege zijn enorme verdiensten voor de Nederlandse muziek.
Eddy Christiani, een fenomeen. Nootdorp heeft “de ouwe taaie” in 2007 uitgezwaaid. Ik vond recent een verslag van dat evenement terug. Het was het laatste zetje om toch weer eens stil te staan bij een man die op zijn geheel eigen wijze, en ongetwijfeld onbedoeld, een monument is geworden in de recente geschiedenis van ons land. In alle ophef van de laatste tijd zou je hem zo maar uit het oog kunnen verliezen. Vergeten dat er voor de laatste tijd ook nog een een-na-laatste tijd is geweest.
Wat we van Eddy Christiani kunnen leren? Ik zou zeggen: dat het ook anders kan.
En zo herdacht Hilversum Eddy Christiani: klik hier.
Herman Pier de Boer, oude vriend: klik hier.
En hier een biografie met oude beelden, klik hier.
En hieronder het verslag van zijn optreden in 2007 in Nootdorp:
Espunt, 15 augustus 2021