Gerard van de Schootbrugge & Espunt
Praatje, 11 juni 2018
Pad der Verschrikking
Gesteund door de rust van een zomerse zondagavond en van de vitale aanblik van ons intussen weer uitbundig opgegroende achtertuintje probeerde ik de laatste hand te leggen aan het Scryptogram uit de NRC.
Mijn aanvankelijk nogal opgewekte stemming, die onder meer te maken had met mijn vorderingen bij het oplossen van deze wekelijkse breinbreker, begon stukje bij beetje om te slaan in ergernis. Ik had nog twee woorden te gaan. Niet ongebruikelijk, ik krijg steevast te maken met een paar lastpakken die zich heftig verzetten. Ik zeg het maar zoals het is: dan moet soms de lange lat eraan te pas komen. Lees: Dikke van Dale.
Van het woord dat me het meeste dwarszat had ik nota bene drie van de vijf letters: A..A..E. Op de puntjes nog twee letters, waarbij de volgende omschrijving gold: langzaam groeiend toptalent. Hoe moeilijk kan het zijn? En hoezeer kan een mens van mijn leeftijd blokkeren? De DvD bracht geen nieuwe inzichten. ABA..E, ACA..E, ADA..E, ik heb ze allemaal bekeken. Op zich nog wel te doen, maar ik werd er niet veel wijzer van.
Al zinloos turend naar de paar lege vakjes verscheen er in de hoek van mijn gezichtsveld iets dat me even afleidde, mijn aandacht trok. Ik keek op en stelde vast dat het brein me niet had begoocheld. Daar was over de tegels waarachtig een imposant beest onderweg dat me in veel opzichten aan de president van de Verenigde Staten deed denken. Ik ben geen Trump-basher al is het maar omdat het zo goedkoop en gemakzuchtig is. Maar daar was ie dan toch, een mooie, zelfverzekerde pad die, zonder bodyguards maar waarschijnlijk wel met bepantsering, het stoepje achter ons huis overstak op weg naar een doorgang tussen twee bloembakken.
Vooral die manier van lopen: de onverzettelijke mannelijkheid, misschien wel toxische masculiniteit, droop er vanaf. Dat ongeneerde meebewegen van het imposante bovenlijf bij iedere stap die hij verzette. Nu ik het, een dag later, van me af probeer te schrijven, realiseer ik me pas dat ik op geen enkel moment op de gedachte ben gekomen dat het misschien wel een vrouwtjespad zou kunnen zijn. Ondenkbaar. Als vrouwtjes ook zo gaan lopen adn is De Laatste Dag aanstaande. Nee, dit was een mannetje dat het zeer met zichzelf had getroffen, waarschijnlijk omdat hij intuïtief aanvoelde dat deze manier van lopen indruk maakte op de vrouwtjes. Het was duidelijk, deze jongen leefde in de overtuiging dat hij in de omgang met een meisje in alle gevallen het recht van overpad had.
Garrincha in actie. De befaamde rechtsbuiten van Brazilië uit de tijd van Pele.
Hoe het zo kwam weet ik niet meer, maar met dat mijn bezoeker tussen de twee plantenbakken verdween, kwam bij mij het beeld op van Evert Wingelaar, de in zijn goeie jaren gevreesde rechtsbuiten van EMM, de Hilversumse voetbalvereniging voor de katholieke arbeider waar ook mijn vader in had gespeeld, en ook nog enkele jaren samen met Evert Wingelaar. Zijn bijnaam kunt u bijna zelf verzinnen. In het Engels noemt men een buitenspeler, ook wel vleugelspeler, een winger! Dat zegt genoeg, lijkt me.
Evert Wingelaar was een buitenspeler van de oude stempel. Jaren veertig en vijftig. De tijd dat een buitenspeler ook echt buiten speelde, stijf aan de lijn. Drie slopers achter, twee zwoegers op het middelveld en vijf, ja u leest het goed, vijf raspaarden in de voorhoede. Want behalve de middenvoor, mijn vader, en zijn twee buitenspelers die hem van goede voorzetten moesten voorzien, waren er ook nog twee binnenspelers (al lang geleden uitgestorven), die mijn vader met geraffineerde steekpasses in stelling moesten brengen. En niet omdat het mijn vader is, maar als hij eenmaal in stelling was gebracht, lag de uitkomst van zo’n aanval vrijwel vast.
Wat ik daarmee maar wil zeggen is dat deze Evert Wingelaar ongeveer dezelfde motoriek had als de pad, maar dan veel sneller. Vooral bij thuiswedstrijden, als er langs de lijn veel steun was voor zijn acties, was Evert moeilijk af te stoppen. Misschien nog aardig om te vermelden dat die vijfmansvoorhoede, het halve elftal dus, geacht werd aan te vallen. Het fenomeen meeverdedigen stamt uit de jaren tachtig. Die mannen deden voorin geen stap te veel, maar dat betekende niet dat ze kalm aan konden doen. Voetbal in die tijd had toch een wat ander karakter. Zo werd het middenveld, dat overigens tamelijk uitgestorven was, zoveel mogelijk overgeslagen. De bal moest naar voren, zo snel mogelijk, daar was immers de goal waar hij in moest. Het meest direct was ‘de lange haal over de hele’. Meestal was er in de achterhoede een spil met een lange trap die de ballen op goed geluk naar voren jensde, in de hoop dat hij even op adem kon komen. En dan kon de voorhoede aan de bak. Maar meeverdedigen? Ik heb het nooit meegemaakt.
Terug naar de aanleiding voor in dit stukje: welke twee letters pasten er in die lege vakjes? Al schrijvende begon de overtuiging te groeien dat het misschien toch wel eens een G en een V zouden kunnen zijn: AGAVE. Groeit langzaam, dat is bekend, en de puzzelmaker kennende heeft hij, waarschijnlijk ook omdat hij was vastgelopen met zijn compositie, er maar een slinger aan gegeven. Een GAVE is een talent en een AGAVE een toptalent. Matige vondst, laat ik het daar maar op houden.
Evert Wingelaar had een onmatige OGAVE, d.w.z. dat hij, waarschijnlijk vanwege inferieure voeding, O-benen had. Zo erg dat je daar eigenlijk nergens mee aan de bak kwam. Behalve als buitenspeler. Er zijn in de historie van het voetbal nogal wat van die kleine, taaie rakkers geweest die van hun gebrek hun sterkte wisten te maken. Ik denk aan de Braziliaan Garrincha die geen levertraan lustte, en aan de Spanjaard Francisco Gento, die de niet alledaagse bijnaam: El Supersonico kreeg. En wat te denken van onze Coentje Moelijn en Markje Overmars. En al die toppers begonnen allemaal, zonder uitzondering, te glimmen als iemand de naam Evert Wingelaar liet vallen.
1961, FC Hilversum tegen de achtergrond van de door Dudok ontworpen houten tribune. Gehurkt, tweede van links Jozef Siahaya ('Pijpie Drop'), naast hem in het midden de gevreesde goalgetter Evert Pluim, die net als Hans Akkerman (staande vierde van rechts) werkzaam was bij de Hilversumse Schroevenfabriek. Ik weet dat omdat ik er dat jaar zelf actief was als vakantiewerker.
Gento is sinds 2016 erevoorzitter van Real Madrid. En de botten van Garrincha zijn zoek. Tien jaar geleden moest het familiegraf op het kerkhof Raiz da Serra in zijn geboortedorp Pau Grande open voor het begraven van een neef. Vermoedelijk heeft iemand toen de overblijfselen van de beroemde Braziliaanse buitenspeler meegenomen. Zo ging het (denk maar eens aan Sint Nicolaas waarvan het gebeente nu in Bari ligt) en zo gaat het nog steeds met de botten van heiligen. In de tijd van Evert Wingelaar liep er in Hilversum nog zo’n linedancer rond. Het was Jozef Siahaya, van Molukse afkomst, die furore maakte als linsbuiten van FC Hilversum. Jozef was mateloos populair bij de fans die hem liefkozend ‘pijpie drop’ noemden. Jozef had één probleempje. Het gebeurde met enige regelmaat dat hij voor langere tijd onvindbaar was. De acclimatisering liep niet helemaal vlekkeloos. Heel vervelend, want Jozef bracht nu net dat beetje extra dat deze stoere Hilversumse voetbalclub nodig had. Positief aan Jozef was wel dat hij dan ineens weer, volstrekt onverwacht, met zijn voetbalkoffertje in de kleedkamer opdook.
In de jaren van Evert Wingelaar was ik een grote bewonderaar van Eric de Noorman, het geesteskind van Hans G. Kresse. Een van de indrukwekkendste verhalen was: Het Pad der Verschrikking. Een enge man van de steppen had het machtige Zwaard Tyrr te pakken gekregen. Eric stond er alleen voor. Hij ging de confrontatie aan. In het ijskoude verre oosten. En met succes. Hoe kom ik daar nu weer op?
Espunt, 11 juni 2018
Het Pad der Verschrikking, een van de meest aangrijpende verhalen uit de Eric de Noorman reeks van Hans G. Kresse.