Gerard van de Schootbrugge & Espunt
Kort verhaal, 22 maart 2017
Deja Vu
Landgoed Westerlee in Westerlee.
‘Weet je zeker dat we nu toch die Oude Rijksweg op moeten, Hans?’
‘Als de dingen onvermijdelijk zijn, heeft het geen zin om bang te zijn, liefste. Daar ben ik zeker van, maar dat is helaas maar een stukje van het hele verhaal. Over een kwartiertje zijn we terug in ons hotel.’
Laat ik het maar niet cryptischer maken dan nodig is. Daarom eerst een stapje terug. Om te voorkomen dat ons wereldje langzaam verschrompelt en wegkwijnt in voorspelbaarheid, snuffel ik nog wel eens rond op sites met voordeelaanbiedingen van hotels die ook aan het eind van de winter de zaak draaiend willen houden.
Zo viel mijn oog onlangs op een leuk driedaags arrangement, inclusief één gratis diner, in een hotel in Westerlee, in de buurt van Winschoten. Nu kan het nog. We zijn nog mobiel. Over een paar jaar hebben we misschien niks meer te kiezen.
Ik weet dat Hans gelukkig wordt van zo’n plattelandsomgeving. Als hij mocht kiezen zou hij het liefst een boerderij bewonen. Desnoods een kleintje. De vrijheid van het buitenleven, de verbondenheid met de natuur, de elementen en de seizoenen.
Maar die valse romantiek gaat mij net wat te ver. Vrijheid, verbondenheid. Voor Hans een ideale combinatie, voor mij een bron van tegenstellingen. Zo nu en dan een uitstapje, heerlijk. Een gezond tegenwicht tegen ons rimpelloze vinexbestaan. Maar wonen, en liever nog leven, in zo’n omgeving? Nou nee. Deprimerend.
Hans was gelijk enthousiast toen ik hem mijn vondst liet zien. Westerlee ligt tegen Heiligerlee aan en het leek hem de moeite waard om eens wat dieper in de aanloop naar de Tachtigjarige Oorlog te duiken.
Nooit te oud nog weer wat leren. Hij komt in beweging als hij een intellectuele uitdaging voor zich ziet. Eens een leraar altijd een leraar. En daar in Heiligerlee was het in 1568 toevallig wel allemaal begonnen. De eerste stap op weg naar de Nederlandse natie. Wat was er in die jaren nou echt gebeurd? Een oorlog komt toch niet zo maar uit de lucht vallen! Daar kwam nog bij dat ook de beschrijving van het hotel, van oorsprong een honderdjarige villaboerderij, hem aansprak. Zijn enthousiasme maakte me blij. ‘En die unieke expositie van Auguste Rodin in het Groninger Museum moeten we zeker gaan bezoeken.’
Omdat we geen zin hadden om langer dan nodig was door een kil en nat Groningen, waar we de weg niet kennen, te dwalen op zoek naar een aantrekkelijk restaurantje, zitten we nu in een klein Indonesisch tokootje waar je zelf je menu kunt samenstellen. Even bijkomen van een imposante maar ook vermoeiende Rodin-expositie.
‘Wat vond jij van de expositie?’ vraag ik Hans die zo te zien zeer tevreden is over de kwaliteit van zijn nasi ramesh. Het Indonesisch omaatje achter de vitrine met bakken vol oosterse lekkernij heeft er ongetwijfeld een kleine hand in gehad.
‘Interessant, maar vooral ook verrassend,’ zegt Hans.
‘Die man was natuurlijk een genie. Maar ik heb nooit geweten dat hij zo’n beetje zijn hele leven bezig is geweest met zijn eerste opdracht, die uiteindelijk ook nog werd afgeblazen.
‘Je bedoelt die “De Poort van de Hel”?
‘Ja. De Hel van Dante, Inferno, dat was zijn inspiratiebron. Het moet een verpletterende indruk op hem hebben gemaakt.’
‘Florence, Hans. Ik zie je nog voor die deur van het Baptisterium staan. Tot ergernis van al die wachtende toeristen omdat je er niet was weg te slaan.’
‘God ja. Je wil zeggen dat ik ook nogal overdonderd was door die gruwelijke, apocalyptische taferelen. Moet je je eens voorstellen wat dit voor indruk heeft gemaakt op de middeleeuwse mens Het Einde der Tijden. Het Laatste Oordeel. Het heeft zijn bestaan beheerst, van de wieg tot het graf.’
‘Het zou me niet verbazen als een groot deel van de mensheid dit nog steeds gelooft,’ zeg ik. ‘Niet alleen christenen, hè, maar net zo goed een paar miljard moslims.’
‘Dat zou zo maar kunnen. Ons ontkerstende landje is al lang niet meer de maat aller dingen,’ knikt Hans. ‘En het lijkt erop dat Rodin zich er ook nooit los van heeft gemaakt.’
‘Een compleet gesloten wereldbeeld,’ mompel ik. ‘Hoe beklemmend moet dat geweest zijn.’
‘Maar er was aan het slot niet alleen een Poort naar de Hel, liefste,’ nuanceert Hans. ‘Er was niet alleen een Poort naar de Hel, maar ook een Poort naar de Hemel. En wat dacht je van de eersten die de laatsten zouden zijn. Gerechtigheid. Kom daar tegenwoordig nog eens om. Met een paar jaar deugdzaam leven het eeuwige geluk verdienen. Zo’n slechte deal was dat niet.’
‘Maar dat was het natuurlijk wel,’ zeg ik. ‘Rodin heeft zijn hele leven op die Poort naar de Hel staan beuken.’
‘Weet je wat misschien nog wel opmerkelijker is?’ zegt Hans.
Mijn wenkbrauwen verraden mijn nieuwsgierigheid.
‘Het is nog maar de vraag of die eeuwen zoveel duisterder waren dan de onze. Iedere periode heeft zijn eigen waarheid. Die middeleeuwer geloofde dat hij niet volledig aan zijn lot werd overgelaten. Er viel wel degelijk iets te kiezen, hoe moeilijk dat vaak ook was. Er was een vrije wil. En er was genade.’
‘En wat wil je daar nu mee zeggen?’ zeg ik, een beetje teleurgesteld.
‘Nou, onze verlichte wetenschap heeft nog niet zo lang geleden de vrije wil afgeschaft. Hoe vind je die? Het is misschien nog niet overal doorgedrongen, maar de vrije wil is volgens onze eigen Illuminati niet meer dan een illusie. Ons lot is onafwendbaar, liefste. There is nothing you can do. Er valt voor ons niks meer te kiezen. Wij zijn allemaal figuranten in een tekenfilm. Alle plaatjes op een rij. Als je de film afdraait, lijkt het alsof de Boze Wolf achter de drie kleine biggetjes aan jaagt. Maar het is een stripverhaal en het ligt al sinds de Eerste Dag in het Grote Archief.’
Ik laat de woorden van Hans langs me heen vloeien. Dit thema houdt hem al langer bezig. Hij heeft het er vaker over. Ik kan me er niet bij neerleggen. De consequenties zijn te bizar. Ze maken alles betekenisloos. Als dit waar is, heeft niets nog waarde.
Ik staar half verdoofd naar buiten. Rond de straatverlichting hangt de zweem van een opkomende mist. Mensen haasten zich naar huis, weggedoken in hun winterse kleding. De lente laat duidelijk nog even op zich wachten. Dan zie ik aan de overkant van de straat een vrouw lopen die een winkel binnengaat. Op het moment dat ze naar binnen stapt, kijkt ze even om. Het is alsof ze onze kant op kijkt. Maar het zicht is al zo slecht dat ik me dat waarschijnlijk verbeeld. Wat ik me echter niet verbeeld is de identiteit van de vrouw.
‘Hans,’ roep ik bijna ontdaan.
Verschrikt kijkt hij op van zijn bord nasi ramesh dat een aanzienlijke kaalslag vertoont.
‘Hans, daar, aan de overkant ging ze naar binnen.’
Hans kijkt naar buiten en zegt: ‘Wie ze? Waar heb je het in hemelsnaam over? Waarom zo opgewonden?’
‘De serveerster uit ons hotel.’
‘Je ziet helemaal wit. Een jonge vrouw die in Westerlee in een hotel werkt, die kan toch wel in Groningen winkelen? Misschien woont ze wel in Groningen. Wat is daar mis mee?’
Ik weet zelf ook niet precies waarom ik ineens zo emotioneel ben. Ik voel een vaag soort angst. Tegelijk besef ik dat daar maar heel weinig aanleiding voor is.
‘Hans, er is iets met die vrouw. Ik weet het nu zeker.’
‘Hoe bedoel je, liefste?’
Hans kijkt mij aan met een onderzoekende blik. Je zou haast zeggen dat hij lijkt te twijfelen aan mijn mentale stabiliteit. Ik moet hem proberen mee te krijgen ook al zijn de aanwijzingen weinig overtuigend.
‘Laten we in ieder geval maar even in de gaten houden of onze kennis uit Westerlee ook weer naar buiten komt,’ stelt Hans voor. ‘Dat is op dit moment het minste wat we kunnen doen. O, kijk, de winkel gaat sluiten. Dan moet ze toch ieder moment naar buiten komen zou je zeggen.’
Ons serveerstertje laat zich echter niet meer zien. Hans wil een punt achter dit vreemde intermezzo zetten, ik voel de onrust toenemen.
Wij zijn net gearriveerd in ons hotel. Omdat er niemand bij de receptie is, drukt Hans op de bel. Na enige ogenblikken verschijnt er een jonge vrouw die gekleed gaat als een serveerster. Ze ziet er bepaald aantrekkelijk uit. Ze neemt een bijna uitdagende pose aan en zegt dan, tot mijn grote verrassing: ‘Goh, wat leuk dat u er al weer bent. En nog wel allebei.’ Ze heeft een Oost-Europees accent.
Wij kijken elkaar verbaasd aan.
‘Tja,’ zegt Hans lachend, ‘een dubbelganger komt wel eens voor. Maar een dubbele dubbelganger is inderdaad nogal zeldzaam. Maar ik kan u verzekeren dat wij hier nooit eerder zijn geweest.’
De jonge vrouw strijkt haar witte schortje recht, kijkt mij indringend aan en zegt dan: ‘Ik weet het zeker. Jullie zijn terug omdat jullie de vorige keer geen tijd hadden om de Rodin-expositie te bezoeken.’
‘Daar willen we inderdaad morgen heen,’ zegt Hans. ‘Dat klopt wel.’
‘Als ik jullie een goede raad mag geven? Vermijd in de mist de Oude Rijksweg langs het Winschoterdiep.’
‘Is die zo gevaarlijk?’ wil Hans weten.
De jonge vrouw wijst op een prikbord met krantenknipsels. Wij komen wat dichterbij.
‘Hier, bij Scheemda,’ wijst ze.
Hans leest de kop hardop: “In dichte mist auto te water. Echtpaar komt om.” Bij het artikel een foto van een auto die uit het kanaal wordt getakeld.
‘Een Toyota Yaris,’ zegt Hans. ‘Net zo’n ouwe barrel als die van ons, zo te zien. Vreselijk. Wanneer is dat gebeurd? Er staat geen datum op het knipsel.’
Als we opkijken blijkt de jonge vrouw onopgemerkt verdwenen. Uit een kamertje komt een jonge man die ons van harte welkom heet en ons naar onze kamer brengt.
Als we weer in de auto zitten, zeg ik: ‘Waarom kan ik die serveerster niet uit mijn hoofd krijgen, Hans? Ik realiseer me nu pas dat ze wist dat we naar Rodin wilden. We hebben het gisteren een beetje genegeerd allemaal, maar het begint bij mij nu echt op te spelen. Wat maak jij van het hele verhaal, Hans? Dat zou ik toch wel eens willen weten?’
‘Tja, als ik er nog eens goed over nadenk, dan kan ik maar twee dingen verzinnen: of het is iemand die totaal in de war is, want anders ontvang je je gasten toch niet zo, of er is sprake van wat men in bepaalde kringen een deja-vu-ervaring noemt. Men heeft iets gezien, mogelijk in een heldere droom, met een zekere voorspellende betekenis. Maar dan zitten we natuurlijk al diep in de wereld van de pseudowetenschap. We hadden eigenlijk aan die receptionist moeten vragen wie die dame was. Maar je gaat bij binnenkomst iemand toch ook niet bestoken met allerlei warrige verhalen.’
‘Beloof me dat je voorzichtig rijdt, Hans. Het is helemaal dichtgetrokken.’
‘Dat beloof ik, liefste.’
‘Zet de radio eens aan, Hans? Even horen wat de toestand op de weg is….’
‘Nee, hè. Hoor je dat? De A7 is bij Scheemda afgesloten vanwege een zwaar ongeval.’
‘Wat betekent dat Hans?’
‘Dat we toch een stukje langs het Winschoterdiep moeten. Het is niet anders. We komen anders niet thuis. Maak je maar niet ongerust, liefste, de dingen gaan nu eenmaal zoals ze gaan. In onze wereld is geen plek meer voor bijgeloof.’
‘Je bedoelt: over de Oude Rijksweg?’
‘Zeker.’
Espunt, 22 maart 2017
Reacties op Literair werk
13-04-2017 13:38
Vooral naar het einde toe wordt het echt spannend. In aanvulling op de eerdere reacties – waar ik het mee eens ben – vallen me de vele verkleinwoorden op. Die zou ik vermijden. Verder ga ik nog even nagenieten van mijn favoriete zin: “Wij zijn allemaal figuranten in een tekenfilm.” Mooi en bovendien functioneel in dit verhaal.
08-04-2017 15:58
Dag Pieter,
Dank voor je reactie.
Dante is erin gekomen via de Poort van de Hel van Rodin. Rodin heeft veel beelden aan de Hel van Dante ontleend. En de Hel als een van de bestemmingen van het menselijk bestaan was voor onze voorouders nog een lot dat ze konden ontlopen. Voor ons niet meer (als we de laatste inzichten van de wetenschap mogen geloven, zoals Hans doet). De confrontatie met en de discussie over Rodin creëren een onvermoede, toeval?, aanloop naar iets wat bijna letterlijk op hun weg ligt.
08-04-2017 12:41
Mooie verbinding tussen verleden, heden en onontkoombare alternatieve werkelijkheid. Misschien nog wat "loose ends". Zo is de functie van Dante mij niet helemaal duidelijk, terwijl die toch in ieder geval een massieve aanwezigheid zal zijn.
28-03-2017 21:44
Dat bedoelde ik inderdaad, George.
Dank voor je reactie. Het is inderdaad allemaal nog erg vers dus het meedenken is meerdan welkom!
28-03-2017 21:29
Gerard, mooi verhaal maar volgens mij ontbreekt er wat structuur. Soms is de beschrijving onlogisch. Bijvoorbeeld: 'Als we opkijken blijkt de jonge vrouw onopgemerkt verdwenen.': hoe kan je opmerken dat iemand onopgemerkt verdwijnt? Je bedoelt wellicht dat ze haar verdwijning niet meteen hadden opgemerkt.
23-03-2017 16:24
Ik begrijp het: echtpaar, geheimzinnige vrouw. Maar dat was Winterswijk en Shakespeare. En Winterswijk en Winschoten hebben natuurlijk ook wel wat gemeen.
23-03-2017 16:20
Ik dacht aan een midzomernachtdroom.
23-03-2017 16:06
Niet dat ik weet. Maar dat zegt in het verlengde van dit verhaal misschien ook niet alles....
23-03-2017 15:57
Beste Gerard,
m.i. heb jij dit al eerder geplaats. Klopt dat?
23-03-2017 13:13
@Jan P
Dank voor de terechte opmerkingen. De balk in het eigen oog...
Ik heb intussen al een wat aangepaste versie geplaatst uitgaande van de leerzame opmerkingen van Tom.
23-03-2017 11:29
Werk aan de winkel! En terecht.
Opnieuw bedankt
23-03-2017 11:28
Espunt,
Je gebruikt overbodige (bij)woorden, dat bevordert geen leesbaarheid.
de 1e alinea:
'Als ik niet zo nu en dan het voortouw neem, wordt ons wereldje wel erg klein. Hans heeft zo zijn dingetjes, maar dat zijn toch vooral beeldschermdingetjes zal ik maar zeggen. Een beetje voorspelbaar ook. Daarom wil ik nog wel eens rondsnuffelen op sites met voordeelaanbiedingen van hotels die ook aan het eind van de winter de zaak draaiend willen houden. Zo viel mijn oog onlangs op een leuk driedaags arrangement, inclusief één gratis diner, in een hotel in Westerlee, in de buurt van Winschoten. Nu kan het nog. We zijn nog mobiel. Over een paar jaar hebben we misschien niks meer te kiezen.'
Hetzelfde in minder woorden:
Als ik niet het voortouw neem, wordt ons wereldje erg klein. Hans heeft zijn beeldschermdingetjes, nogal voorspelbaar. Daarom snuffel ik op sites met voordeelaanbiedingen van hotels die ‘s winters de zaak draaiend willen houden. Mijn oog viel op een driedaags arrangement, inclusief gratis diner, in een hotel in Westerlee bij Winschoten. Het kan nog, we zijn mobiel. Over een paar jaar misschien niet meer.
groet,
23-03-2017 11:02
Goeie ideeën Tom. Dit zijn steeds de nulversies van verhalen die op de eerste plaats op hun 'potentie' moeten worden getest. Strenge, meevoelende 'redacteuren' zijn dan essentieel. Die rol vervul jij met veel inzet en ik zou hopen dat zich wat meer mensen door jouw voorbeeld laten inspireren.
De vrijheid van het platteland en tegelijk de onverstoorbare loop der dingen op datzelfde platteland. Het zou voor dit verhaal een boeiende metafoor kunnen opleveren. Ik ga dit zeker meenemen. Nogmaals dank!
23-03-2017 01:15
De ik-persoon is inderdaad een vrouw, daar hoef ik niet geheimzinnig over te doen. De aanloop moet inderdaad wat bondiger, ik denk dat je daar gelijk in hebt. Het idee was om een alledaagse sfeer op een zeker moment te laten kantelen met in het tussenstuk een brug waarin n.a.v. Rodin vrijheid en determinisme aan de orde komen.
Met grote dank voor je eerlijke en verstandige commentaar!