In Memoriam

Willem de Vries (1942-2019)

Als ik aan Willem de Vries denk .......Een In Memoriam
W.F.M. de Vries 20 augustus 1942 - 4 oktober 2019



Willem de Vries, 2009




Proloog

Het leven van een medemens is een wonderlijk mengsel van herinneringen, beelden, ervaringen, emoties, verrassingen en geheimen. Op 21 oktober 2019 waren wij bijeen in crematorium De Nieuwe Noorder aan de Buikslotermeerdijk Amsterdam-Noord om afscheid te nemen van Willem de Vries. Voor mij een bijzondere medereünist van onze studentenvereniging C.S. Veritas.


Alles bij elkaar was er een uurtje beschikbaar om de mens Willem de Vries een gezicht te geven. En hoewel ik hem al kende sinds 1963, hoorde ik in dat uur al weer zoveel nieuwe dingen over Willem dat ik me zorgen maakte over het In Memoriam dat we twee dagen eerder in korte tijd hadden gecomponeerd. In dat ene uur kreeg Willem een nieuw gezicht. Ik hoorde dingen waarover we het in Utrecht, als we elkaar weer eens troffen bij een of andere gelegenheid, in een halve eeuw nooit hadden gehad. Wij hadden het over Veritas en over de rest van de wereld die aan ijver en verrotting ten onder dreigde te gaan. Voeding genoeg voor een vriendschappelijke verstandhouding waarin we alles kwijt konden wat onder die omstandigheden bij ons opkwam. En waarin we elkaar onbewust naderbij kwamen als het om onze lol in schrijven ging. We proefden iets gemeenschappelijks zonder dat het ooit expliciet werd.


Gemma heeft zich altijd verbaasd over dit aspect van het mannelijke sociale gedrag, la condition masculine. Ik was het met haar eens dat hier toch wel een verschilletje lag met de manier waarop vrouwen hun relaties (ik bedoel uiteraard met andere vrouwen) onderhouden. Ik zei het met een zekere terughoudendheid omdat ik intussen door schade en schande geleerd heb dat de moderne vrouw allergisch is voor genderverschillen, en als die er al zijn dan moet de man gewoon beter worden gesocialiseerd. Soms had ik dan de neiging om te antwoorden dat de moeder daar toch altijd een belangrijke rol in had gehad. Maar ook een dergelijke reactie was niet geheel ongevaarlijk, waarbij ik graag aanteken dat Gemma over dit thema een zeer gematigde, ja bijna liefderijke posities innam. In de tijd dat ik nog bij TNO werkte, vroeg ze wel eens of een bepaalde collega kinderen had. Zij kon zich niet voorstellen dat ik dan het antwoord schuldig moest blijven. Ik wist het niet, daar hadden we het nooit over ook al zaten we al 25 jaar aan dezelfde tafel te lunchen. Dan schudde ze vol ongeloof, maar uiteindelijk toch berustend haar hoofd.


Tienduizenden oud-Veritijnen. Duizenden reünisten. Een man torst dit roomse vruchtensap op zijn schouders. Willem de Vries, praeses, abactis en fiscus van de Reünistenvereniging Veritas. Onder het motto: "when the going get tough, the tough get going".





Bij de afscheidsdienst vertegenwoordigden wij de groep oud-Veritijnen die proberen de Veritas-reünisten minimaal twee keer per jaar een aantrekkelijk reünistenmagazine te bezorgen. Zeg maar de redactie. Willem was al vele jaren een sfeer- en inhoudsbepalende factor binnen deze groep. Meer nog, hij had zich ook als bestuurslid vele jaren ingezet voor de Veritijnse reünistengemeenschapen op een zeker moment, noodgedwongen, zelfs alle bestuursfuncties in een persoon verenigend: praeses, abactis en fiscus. Voor katholieke jochies was zo'n stapeling overigens geen onbekend fenomeen. Wij hadden er alle vertrouwen in dat Willem geen misbruik zou maken van zijn machtspositie. En er was nu eenmaal wel eens een bestuurscrisis. Kortom, Willem de Vries was een oer-Veritijn, in persoon bijna het Veritijnse erfgoed symboliserend.


Het was volstrekt duidelijk dat we bij zijn overlijden aan Willem de Vries de aandacht moesten besteden die hem toekwam. Maar zijn afscheid van het aardse was wel heel erg onverwacht en de kopij voor het najaarsnummer lag al bij de drukker. Het was bijna letterlijk: stop de persen. Links en rechts werden oud-Veritijnen uit Willems kennissenkring aan het schrijven gezet. De drukker gaf ons een week extra. Het verhaal dat volgt is een combinatie van mijn artikel en de informatie die daar later nog aan kon worden toegevoegd. Een belangrijk deel van het artikel verscheen dus eerder in de ReünistenVox van C.S. Veritas en wel in nummer 79, november 2019.




In Memoriam W.F.M. (Willem) de Vries (1942 – 2019)

Willem de Vries, HBS-er aan het Joriscollege in Eindhoven. Tijdgenoten zullen in deze pose het grote voorbeeld van Willem herkennen: Godfried Bomans. Volgens Broer Herman was Willem in die tijd nogal teruggetrokken. Een boekenjongen. En nogal gehecht aan Studio Sport. Een van zijn lievelingsliedjes was in die jonge jaren: What a wonderful world van Louis Armstrong. Dit beeld vraagt om een beetje Bomans.








Godfried Bomans (1913 - 1971) hiernaast vol aandacht achter een schaakbord. Hij was een verdienstelijk schaker die onder meer jaarlijks van de partij was op het Hoogovens Schaaktoernooi in Wijk aan Zee. Hij werd bekend als schrijver van sprookjes, geestige cursiefjes en beschouwingen over katholicisme en cultuur in het algemeen en Charles Dickens in het bijzonder. Bomans maakte geen geheim van zijn warme gevoelens voor de tijd waarin Dickens leefde. In de jaren vijftig en zestig werd hij extreem populair op radio en tv met zijn onnavolgbare humor. Toen hij in de jaren zestig een keer zou optreden in Het Eigen Huis van Veritas puilde de zaal uit. Godfried moest zich letterlijk naar voren worstelen. Dat nam veel tijd in beslag. Op zich misschien niet zo erg maar hij had als voorwaarde om op te treden geëist dat zijn jeneverglaasje vol moest blijven. Dat droeg hij in zijn pochetzakje. Eenmaal aangekomen bij het spreekgestoelte was het zo vaak bijgevuld dat Bomans geen verstandig woord meer kon uitbrengen. Er was niemand die dit als een teleurstelling ervoer. Zijn aanwezigheid was voldoende. Willem de Vries gaf zijn zoon de naam Godfried. Ik noemde mijn zoon Bas, waar in retrospect misschien toch ook een zekere Bomansinvloed uit spreekt.

1959, Willem wordt Veritijn

Willem de Vries moest nog zeventien worden toen hij zich in 1959 bij Veritas aanmeldde. Je zou kunnen zeggen dat hij nooit meer weg is gegaan. Hooguit een enkel intermezzo samenhangend met bepaalde sociale verplichtingen. Zijn eerste biertje, van sociëtsgerant meneer Van de Pavert (Paaf), nuttigde hij tijdens de verbroedering na zijn ontgroening. Het gerstenat werd hem snel vertrouwd en dierbaar. Zo jong ondergedompeld worden in een nieuwe wereld, dat is vragen om sterke hechting. Willem hechtte sterk, aan Veritas, aan Het Eigen Huis en aan het bier. Een vrije geest die zich gewillig liet ketenen omdat Het Eigen Huis hem paste als een goudgestikte schuimkraag. Teleurgesteld moest hij onlangs vaststellen dat juist zijn stukje Veritas, en dat van zovele anderen, ontbrak in Aeterna Veritas, de onlangs verschenen geschiedschrijving van Veritas, waar de vereniging 125 jaar naar had gesmakt. In zijn laatste ReünistenVox schreef hij met zijn bekende openhartigheid:

Willem de Vries, op zijn eigen manier feestend op Veritas. Zijn wereld.





“Voor mij was Veritas de sociëteit Eigen Huis. Andere aspecten van Veritas interesseerden me, met permissie, geen bal. Polypous (verwaande ventjes) en Kadmos (geen idee wat in hun kabouterhol werd uitgespookt) vond ik Fremdkörper. Van feesten hield ik niet erg, al ging ik soms ‘omdat het moest’, aan sport deed ik niet en op cultureel, filosofisch en wetenschappelijk vlak was ik een barbaar.” En dan gaat hij verder: “Als een van de honderden doodgewone EH-leden heb ik een grief over Aeterna Veritas: wij, de kroegtijgers, de boerenlullen van het Eigen Huis, zijn vergeten of worden genegeerd (in Aeterna Veritas, de recent verschenen geschiedschrijving van 125 jaar Veritas, GvdS).”

Willem koos voor de Utrechtse studie Sociale Geografie. Let wel, iets heel anders dan het Amsterdamse vak Sociografie. Van zijn professor De Vooys leerde hij: “dat sociografie een waardeloos vak was. Ze bestudeerden daar in Amsterdam zowat alles, van schapenschurft tot Christian Science.” Willems grote idool, Karel van het Reve, studeerde sociografie en hield het snel voor gezien. Willem volbracht zijn studie en bouwde een mooie carrière op bij het CBS, met een interessante break bij de VN in New York. Zie hieronder zijn curriculum.


Curriculum

1959-1966 Studie Sociale Geografie

1966-1968 Militaire dienst

1968-1973 CBS (Hoofd Afdeling Statistieken R&D)

1973-1977 Spectrum Encyclopedie

(Senior Editor; Willem: ik had nooit weg moeten gaan bij het CBS!)

1977-1981 Nuffic (Hoofd Centrale Diensten)

1981-1988 CBS (Hoofd Afdeling Ontwikkeling; terug op het vertrouwde honk)

1988-1993 CBS (Directeur Economische Statistieken)

1991-1999 CBS (Deputy Directeur Generaal)

1999-2004 VN (Deputy Director Statistics)

2003-2004 VN (Acting Director Statistics)

2005- 2019 Con ultant Statistieken


Serveerster nummer 11


Willem de Vries was nog uit de tijd dat de Sociëteit Eigen Huis niet alleen zijn eigen gerant had, meneer van de Pavert, maar ook zijn eigen suikerzakjes. Willem bouwde een hartelijke relatie op met het gezin Van de Pavert, meer in het bijzonder met mevrouw Van de Pavert waar hij met scrabbelen maar moeilijk van kon winnen.




Willem woonde in zijn studententijd aanvankelijk in Zuilen, vervolgens in de Lange Viestraat en landde uiteindelijk in het vooraanstaande Veritashuis aan het Domplein 8bis, waar hij van 1963 tot 1967 verbleef. In de RVox van december 2006 gunt Willem ons een blik in de Lange Viestraat, of eigenlijk eroverheen. Zijn kamer bevond zich boven de winkel van Hunkemöller en bood uitzicht op het restaurant van het aan de overzijde liggende V&D-filiaal, meer in het bijzonder op de serveerster met nummer 11 waar Willem smoorverliefd op werd. “Ik heb eens moed verzameld, een kopje koffie bij juffrouw 11 besteld, en geprobeerd een conversatie aan te knopen. Dat lukte niet. Rare student zag je haar denken. Daarna was het snel uit, terwijl het nooit aan was geweest.” Willem bleef tot op hoge leeftijd licht ontvlambaar. Hij gaf zijn zwakte ook toe. De spectaculaire feminisering van Veritas had zijn volledige instemming.

Een jonge Willem de Vries tijdens een van de talrijke feesten op Veritas bedoeld om even onder de studiedruk uit te komen. Willem danste graag met een glas bier. In deze houding mag worden aangenomen dat Willem het zeer naar zijn zin had. Rechts zijn jarenlange compaan Leo van Grunsven met diens Tettie Lindner.


Domplein 8bis

Over zijn laatste adres meldde Jan Veldhuis (praeses Veritas 1962 - 1963) mij het volgende:

“In het 'Veritas-huis' Domplein 8bis (eigendom van de toenmalige KVP-wethouder Derks, als ik me niet vergis) woonden vooral studenten rechten e/o notariaat: Leonard (Lé nu..) van Woensel, Maarten Kramers (overleden), Stef Hoonhout, en Ben Mulderink, alsmede 'vreemde gasten' als ik (geschiedenis) en vervolgens ook Willem de Vries (sociale geografie). De 'juristen' poogden regelmatig hun dominantie uit te drukken, juist ten opzichte van de niet-juristen. Ik poneerde mij en later ook Willem, nogal eens als 'de echte intellectuelen' ... Je kent dat wel.

De genoemde juristen waren ook nogal dominant op de kroeg Eigen Huis, m.u.v. Ben Mulderink, die als lid van het dispuut De BOM ook een ander 'trefpunt' in de stad had. Leonard van Woensel was min of meer de major domus (patriarch) op het huis...Zijn karakter verschilde nogal van dat van Willem.

Onderstaand rijm is door Leonard, die via mij en Stef is geïnformeerd over het overlijden van Willem, gemaakt n.a.v. dit overlijden.”


Domplein 8bis

Willem was er

je kon het horen aan de trap;

ruiken aan zijn braadpan in de keuken;

zien aan de lichte slinger van

de porseleinen trekker.

Tussen de vier allesbepalers, de

juristen in hun holen met

eigen haard, is hij

eigen volledigheid.

Op straat schreeuwt Vredenburg

(de heer) voor zijn garage zijn

godverdommes rond de Dom.

Blasfemie, zeggen de juristen.

Mwa, zegt Willem, wat hol is,

klinkt harder.

Leonard van Woensel, oktober 2019


Dispuut Kikker en de familie Van de Pavert

Meneer Van de Pavert (Paaf) vele jaren 24-uurs gérant van Eigen Huis. Hier tussen twee andere befaamde eigenhuizers, de gebroeders Dick (links) en Piet Donker. Circa 1960. Willem de Vries werd als lid van het bestuur van de sociëteit Eigen Huis een huisvriend van de familie van de Pavert. Hij vond er rust en warmte na ruwe sociëteitsnachten.



In het jaar dat ik aankwam, om precies te zijn op 30 mei 1963, kwamen Piet van den Bosch, Rien Broeren, Lex Drosten en Willem de Vries, allen van 1959 samen op de Lange Viestraat 8bis alwaar zij overgingen tot oprichting van het dispuut Kikker. Van de Bosch en De Vries hadden in het Sociëteitsbestuur van Eigen Huis gezeten wat de meer dan warme band verklaart die het dispuut met de heer Van de Pavert. gérant der Sociëteit, had. Het leverde Paaf, die met zijn gezin de bovenste etage van het Eigen Huis bewoonde, een stenen kikker en, met twee coupletten in het Eigen-Huislied, ook nog eeuwige roem op. Paaf werd benoemd tot Stimulator van het dispuut, wat een nogal krom nieuw couplet opleverde:


En niet zoveel later

Werd paaf Stimulator

Hebben wij een kater

Dan schenkt hij ons water

Maar meestal schenkt hij pils

Dus elck wat wils….


Het vaderschap van Paaf kreeg de volgende, veel betere, poëtische invulling:


Als Van de Pavert Pa wordt

Dan steekt hij een sigaar op

In ’t Eigen Huis

Dan zeggen wij tegen mevrouw:

Waar blijft die kleine nou?

Er is nog bier genoeg

Op onze kroeg.


Kikker was actief van 1963 – 1970, maar is nooit echt opgeheven.


Vanuit zijn SB-bestuursfunctie ontwikkelde Willem een warme band met de familie van de Pavert. Mooie herinneringen die hij later in zijn geheel eigen stijl in de RVox ophaalde. Een kort citaat uit de editie van juni 2014:


“Toen ik lid was van het SB heb ik menig weekend de gastvrijheid van de familie Van de Pavert genoten. (…) Ik speelde doorgaans Scrabble (in vier talen) met Mevrouw en verloor bijna altijd. Het scrabblevermogen van Mevrouw Van de Pavert was en is legendarisch. Misschien kwamen mijn smadelijke nederlagen ook een heel klein beetje op rekening van de cocktails die Paaf serveerde. Zijn ‘Kardinaal’ was berucht; het was een drankje dat zowel rood als rooms was, maar tevens duivels. Wat erin ging, is een goed bewaard geheim.’

Op 16 april 2014 vond op Veritas een bijzondere plechtigheid plaats. Na meer dan 50 jaar werden de belangrijkste paraphernalia van Dispuut Kikker (Rana Esculenta L.) overgedragen aan het bestuur van CS Veritas. Dit in aanwezigheid van mevrouw Van de Pavert, die het kikkerbeeld inbracht dat ooit in 1963 aan haar man was geschonken. Willem de Vries tekende namens zijn al heel lang slapende dispuut. De gedenkwaardigheden werden door Myrte Bootsma, op dat moment praeses van Veritas, in ontvangst genomen.



Wat minder bekend is het huiveringwekkende verhaal dat Willem mij een keer, laat op de avond, toevertrouwde met in de hoofdrol Gyula Hegyi, een veterinair die in 1956 als vluchteling naar ons land was uitgeweken. Een kroegtijger en tamelijk agressief. Willem:


“Eens heeft hij me meegenomen naar zijn kamer in dat straatje met die huisjes tussen de singel en de Biltstraat (ben de naam vergeten), alwaar ik bier heb gedronken tot het licht werd. Hij had me min of meer gegijzeld omdat hij wakker wilde blijven tot negen uur als zijn rijles zou beginnen. Het gijzelen werd verwezenlijkt door zijn valse herdershond die instructies kreeg om mij, als ik mij naar de uitgang zou begeven, in de kuiten te bijten. Telkens als Gyula in slaap sukkelde en ik er op kousenvoeten tussenuit wilde knijpen, begon het monster zeer dreigend te grommen. Een vermoeiende nacht.”


Een Veritasmeisje

Willem luisterde graag naar de muziek van Randy Newman.




Willem maakte in 1964 deel uit van de Introductie Commissie. Tijdens de groentijd ontmoette hij Melanie van Vucht. Zij werd zijn echtgenote. De relatie bleek al spoedig niet erg bestendig. Hun karakters verschilden te veel. Willem immer vol initiatieven en gekke invallen, Melanie extreem voorzichtig. Zij kregen samen twee kinderen. Melanie sprak open en eerlijk over Willem tijdens de afscheidsplechtigheid. In haar ogen was Willem meer een man van woorden dan van emoties. Maar ondanks alles was hij altijd de liefde van haar leven gebleven. Een bekentenis die diep ontroerde. Ze sloot af met het gedicht "Weggaan" van Rutger Kopland. Daarna klonk Birmingham van Randy Newman. Willem trouwde later opnieuw met de Russische Olga.


Knuvelder en de principes

De neerlandicus dr. Gerard Knuvelder, rector van Willems middelbare school, het Sint Joriscollege in Eindhoven. Schrik der leerlingen en nachtmerrie van generaties studenten Nederlands die worstelden met zijn almaar uitdijende Handboek tot de Geschiedenis van de Nederlandse Letterkunde.




Willem stond voor zijn principes. Dom achter vernieuwers aanlopen, was hem vreemd. Hij wond zich niet alleen op over de heksenjacht op de roker, hij had ook grote moeite met de destructieve nieuwlichterij in het onderwijs. Zo had hij weinig waardering voor de visie van oud-Veritijn Paul Schnabel en zijn Platform Onderwijs 2032 op het ‘nieuwe leren’. Om een beetje tegengas te geven, ging hij vol overgave terug naar zijn eigen middelbareschooltijd.


“Ik ben oud en dus opgegroeid met het ‘oude leren’. Dat besefte ik weer eens toen ik enige tijd geleden het boekje ‘Onachterhaalbre tijd’ in handen kreeg. De curieuze titel verwijst naar een sonnet van Hooft, vandaar de ontbrekende a. Het zijn de memoires van Dr. Gerard Knuvelder, rector van mijn middelbare school, het Sint Joris College in Eindhoven. Hij was niet alleen de schrik der leerlingen, maar ook die van generaties studenten Nederlands, door zijn Handboek tot de geschiedenis der Nederlandse letterkunde van de aanvang tot heden (4 vuistdikke delen, later gevolgd door een vijfde deel over moderne literatuur). Ik bezit alleen de beknopte versie (800 bladzijden). Knuvelder was overduidelijk een voorstander van het ‘oude leren’.”


Willem woonde in die tijd in Best, een bijzonder dorp dat ten onrechte ontbreekt in Aeterna Veritas. Het leverde vier bestuurders van de sociëteit Eigen Huis: Willem de Vries (62/63), Paul Maas, Theo Reijnders (64/65) en Peter van Doren (70/71).


Schrijven en schrijvers

Willem had lol in schrijven en ontwikkelde van daaruit een duidelijke voorkeur voor bepaalde schrijvers. Op de school van Knuvelder ging er nog niets boven Antoon Coolen. Interessant is de link die hij met de rookgewoonten van zijn literaire helden legt. Willem was een roker en daarom ook een onruststoker van het vriendelijke soort. Veel minder een pestkop dan de door hem zeer bewonderde Reve-broers (vooral Karel) en W.F. Hermans. Hij bleef klagen over het rookverbod op Veritas. Met Mulisch had hij niets (onverdraaglijk ijdel) evenmin als met Wolkers. Die had volgens Gerard Reve een zuurstokpiemel en dat moest volgens Willem wel kloppen want Reve beschouwde hij in dezen als expert. Waar hij daarentegen zeer veel genoegen aan beleefde was de in zijn ogen zwaar miskende Godfried Bomans (Bill Clifford). Topper voor Willem was naamgenoot Elsschot.

In de RVox van april 2004 moesten de redacteuren antwoord geven op de vraag: Waarom schrijf ik voor de Vox? Willem, kort maar krachtig:


1.Voor Leo van Grunsven.

2.Voor mezelf.

3.Betalende bladen zitten niet op mijn stukjes te wachten.

4.Het is de navelstreng met Veritas, de mooiste jaren van mijn leven.


Willem keerde in 2006 terug uit New York, waar hij vanaf 1999 deputy en later acting director Statistics was geweest bij de VN, en werd weer RVox-redacteur. Hij schreef verder drie boeken die door zijn voormalige kameraad Leo van Grunsven nog eens uit de kast zijn gehaald: Uit Amerika (2007), Travels through the Russian Empire (2010) en Statistiek en zo (2012). We citeren Leo:


Geen opwindende titels, maar wie zich waagt aan het lezen, ervaart een heel bijzondere auteur. geen Groenhuijsen, geen Westerman, ook geen Van Rossum of mak, vooral tv-coryfeeën. Willem neemt waar. Alsof een 19de-eeuwse wereldreiziger zich ongehaast van continent naar continent verplaatst en daar goed rondkijkt. En leest. En dan thuis aan het schrijven slaat. (einde citaat)


Behalve schrijven voor de RVox raakte Willem nauw betrokken bij de fusie tussen de RVV en Veritas. Henri van Heugten heeft daar zijn bijdrage aan gewijd. Toen de fusie eenmaal was gerealiseerd begon de nieuwe reünistentijd pas echt. We zitten nog steeds in een overgangsfase. Willem had graag gezien dat het allemaal wat vlotter was gegaan. Maar hij bleef tot het laatste moment betrokken en hielp waar dat mogelijk was. Vaak liep ik na afloop van de een of andere vergadering op KNG54 met hem naar het station. Zijn tred was nog altijd krachtig. En er was nog lucht om samen stevig na te mopperen. Maar de volgende bijeenkomst was hij weer van de partij. De navelstreng doorstond alle stormen. Ik zal nog vaak aan hem denken als ik straks alleen naar het station loop.

15 juni 2019. Tijdens het reünistendiner. V.r.n.l. Peter van Doren, Willem de Vries, Hannie de Wilde, Gerard van de Schootbrugge. Op de achtergrond de immer aanwezige eerste praeses van veritas, Jonkheer Jan Willem Marie van Bosch van Oud-Amelisweerd.



De Sassenheimconnectie

Tijdens de afscheidsplechtigheid voerden niet alleen zoon Godfried en dochter Daphne uit zijn tweede huwelijk met Olga het woord maar ook zijn oud CBS-collega en sociaal-geograaf Bert Erwich het woord. In de tijd dat Willem bij het CBS werkte was er sprake van een groep Sassenheim (CBS en inwoner van Sassenheim) die al poolend samen naar kantoor reden. Bert hield een mooi verhaal waarin een voor ons geheel onbekende kant van Willem de Vries aan het licht kwam. Zie hierna.j


Zoon Godfried, cameraman, memoreerde de verdenkingen tegen zijn vader toen deze met een Russische partner aankwam. Spionage? James Bond. Hij omschreef zijn vader als genuanceerd, mild, tolerant en voor niemand bang. Een beetje excentriek, dat ook. Bewonderaar van John Cleese, Koot en Bie, Gerard Reve: 'Je gaat dood of je blijft leven.'


Dochter Daphne studeerde rechten in Leiden. Zij vertelde met veel gevoel voor humor hoe Willem tijdens een Ouderdag op Minerva bewust alle mores aan zijn laars lapte. En hoe hij er op een zeker moment veel plezier in schiep om in een oude Ford Lincoln Continental, met een Russische bontmuts op en een dikke winterjas aan, als een kruising van Jacobse en Van Es over de de boulevard van Noordwijk te cruisen. Daphne heeft aan dit machtsvertoon persoonlijk een einde weten te maken.


Willem was geen knuffelopa. Hij probeerde zo snel mogelijk met de hummels tot inhoudelijke discussies te komen. Alle sprekers omschreven Willem als zeer belezen. Daarnaast schreef hij als een bezetene. Naar buiten toe had hij ontegenzeggelijk een zekere dandy-allure.


Hieronder de bijdrage van Sassenheimconnectielid Bert Erwich.


Familie, vrienden, collega’s,

Willem was de drijvende kracht van een groepje van vijf vrienden in Sassenheim. We zijn nu nog met zijn drieën en alleen Nico en ik zijn hier om afscheid van hem te nemen. Wiebe is bij familie in Amerika en Gijs is in 2016 overleden. Ik spreek niet alleen voor mezelf maar ook namens Nico en Wiebe en hun echtgenotes. En ik spreek alleen als vriend. Hoewel hij bij Het Spectrum mijn chef was en bij het CBS mijn hoofd, spraken we buiten het werk nooit over het werk.


Collega’s van Willem – Willem noemde heel aardig iedereen van hoog tot laag “collega” -zullen zich zeker wel eens hebben afgevraagd of we tijdens al dat poolen over het werk spraken en ik meer wist van de hoogste etage dan anders het geval zou zijn. Ik kan u verzekeren, dat gebeurde nooit. Willem was aardig en ook integer. Ik kon één keer de verleiding niet weerstaan om zijn mening als directeur ergens over te vragen, maar hij hield zich op de vlakte.


Vriend voor altijd.
Maar hadden we in al die jaren poolen dan nooit eens ruzie? Nee, Willem was niet kwaad te krijgen. Hooguit “kwaadjes”. We hadden met twee gezinnen een gezamenlijke auto die ik aan gort reed. Merietje was zwanger, stond op het punt van bevallen en ik was bang te laat thuis te komen. De auto verloor olie maar ik reed door.
‘Ik heb de auto aan barrels gereden Willem.’
‘Oh, nou ja kan gebeuren.’
Meer woorden maakte hij er niet aan vuil en dan weet je: een vriend voor het leven. We kochten een andere.

Lief en leed
Vrienden die decennia poolen delen lief en leed. Toch? Nou wij niet. Willem vond het moeilijk over persoonlijke en gevoelige zaken te praten. Hij verraste me wel met zijn betrokken deelname bij het overlijden van mijn oude poes.


Kleding
Willem was anglofiel. Hij toonde dat ook. Zo had hij regelmatig ineens een pet op die ik associeerde met "boertjes van buten", maar dat zag ik volkomen verkeerd: die pet was heel erg sjiek. Een pet voor Engelse heren. We poolden perioden met anderen en zaten een keer allemaal met een hoofddeksel op in de auto.
In A’dam liep hij eens met bolhoed en regenscherm zo dun als een wandelstok en natuurlijk zonder jas als een Engelse heer betaamt. Toen het ging regenen was de kostelijke paraplu daar veel te teer voor.
In de VS liep hij er weer heel anders bij. Op straat complimenteerde een enthousiaste New Yorker hem eens met zijn opvallende overhemd en foeilelijke zwarte plastic schoenen maar die Willem prachtig mooi vond. Bovendien hoefde hij ze niet te poetsen want het stof sprong er vanaf.


Een kledingmoment dat Nico en ik ons altijd blijven herinneren is tijdens onze reis naar Rusland. Op een avond wilden Nico en ik nog naar de kroeg in de kelder van ons hotel. We gingen Willem halen en toen die de deur opende stond hij daar strak in een donkerblauw pak. Bij nader inzien was het zijn pyjama, hij stond op het punt naar bed te gaan. Schoenen aan en hij kon zo mee. Ik herinner me een Rus die in de duistere kroeg wat langer keek. Willem was de best geklede bezoeker en sprak gezellig Russisch.


De OH- en A4-club
In Sassenheim kwamen in 1972 enkele nieuwe buren op zondagavond bij elkaar. Willem en ik, sociaal geografen, Nico, ingenieur, Wiebe, toen IBM-er en Gijs, oogheelkundige. We gingen vanuit onze disciplines enkele verbeteringen in de wereld aanbrengen. We verzonnen als OH-club bijvoorbeeld een instapregeling voor vliegtuigen die de ingenieur jaren later volkomen vergelijkbaar in een ingenieursblad aantrof.
De OH-club viel uit elkaar toen leden verhuisden of in het buitenland gingen werken. Nico nodigde ons een keer uit in zijn Wassenaarse villa voor een borrel en diner waarbij Willem nadat we al zijn allerbeste wijnen uit zijn kelder hadden opgedronken toen de legendarische woorden sprak die ons leven zouden veranderen: ‘We moesten elkaar maar eens A4-tjes schrijven.’


A4-tjes
Dat vonden we een prima idee, dronken als we waren. De A4-club was geboren. Maar geen A4-tje per week, zei Willem, graag twee of drie. Met een kop, een midden en een staart en op een A4. Willem had de Pickwick-club voor ogen, enkele heren die elkaar vermaakten over triviale zaken maar op hoog niveau.
Regelmatig kwam de wat kleinere A4-club bijeen op de Heerenkamer – met een hoofdletter en vier e’s -van Nico. Wij werden Heeren: met een hoofdletter en drie é’s.
We hadden een vliegende start, na een jaar in november 1994 hadden we met elkaar 400 A4-tjes geschreven en in de zomer van 1996 waren het er 700.Bij de drukkerij van het CBS liet ik met hulp van enkele aardige collega’s de eerste 400 inbinden voor een verjaardag van Willem. Het was een zeer kloek gebonden boek met een rode kaft. Willem viel me geëmotioneerd om de hals.
Met wat onderbrekingen zijn de A4 – en nooit gestopt.


Luchthartige A4-en
Willem schreef de meeste en misschien meer dan voor mij als poolgenoot openbaarde hij voor de andere leden een enorme veelzijdigheid. Geen onderwerp was hem te min, maar over vrouwen, seks hebben we in 50 jaar nooit geschreven. Over veel zaken dachten we niet hetzelfde en ook de belangstelling liep nogal uiteen. Naast serieuze onderwerpen als politiek, landen, steden, schrijvers, muziek en nog veel meer. Titels noemen van A4-en is geen beginnen aan, maar we schiepen alle soorten series en plots schreef hij A4-en die met een D beginnen Dorp, Dram, Durf, Duik, Drab, Ding, Diep, Duur, Dagrit, Drum, Duif Dolk, Doei, er kwam geen einde aan.


Willem was gek op allerlei bijzonder zaken zoals militaire uitrustingen, soorten vulpennen, scheermessen, horloges. Sport vond hij overbodig, hij fulmineerde graag over sportverdwazing en de fysieke schade door sportengaf mij als voorbeeld - maar keek wel trouw naar sport op tv. Enhet Songfestival sloeg hij nooit over en hij ging er prat op dat hij de uitslag meestal goed voorspelde.


De poolauto was een regelmatig A4-onderwerp. Willem verruilde de gezamenlijke gezinsauto voor een verlengde Citroën CX, een imposante auto waarin presidenten van Frankrijk zich lieten rijden. Die auto had altijd wat en kon niet tegen regen –Ach is St Tropez gewend hè, zei Willem. We hebben een keer langs de kant van de weg gestaan en een automobilist vanuit de file vroeg of we geheime agenten waren. Hij meende het, lachte ons niet uit.


Een andere keer na panne moesten de poolers met de bus naar huis en bij de halte bleken vier heren geen geld bij zich te hebben. De buschauffeur wuifde dat we door konden lopen.
Veel is verloren gegaan doordat floppen en diskettes zoekraken of in oude computertalen onleesbaar zijn. Gelukkig zijn we begonnen in een tijd dat ik nog veel voor de zekerheid printte.

De laatste jaren
Willem werd de laatste jaren milder. In de loop van meer dan 30 jaar verschoof harde kritiek – ‘de heer B. Erwich schrijft niet uit zijn eigen maar raakt op dreef bij het afkatten van anderen - naar onwelwillend lezen -Bert maakt onnavolgbare gedachtesprongen, een eufemisme voor wartaal en ten slotte naar complimenten. Daarnaast werden zijn A4-en steeds serieuzer. Zijn tempo,breedte van onderwerpen en diepgang leed er niet onder. Maar er waren grenzen. Ik diepte een onderwerp graag uit en als ik schreef dat het nu echt interessant werd, antwoordde Willem dat hij het wel mooi vond en stapte over op een ander onderwerp.


Willem schreef sneller en meer dan de lieve heer kan lezen. Naast de stroom A4-en schreef hij een boek of vijf, pillen, maar naar mijn smaak erg serieus en doorwrocht. Schrijf nou toch eens zoals je praat raadde ik hem. Je verslaat alle cabaretiers met je anekdotes. Maar nee, eigenwijs type, hij schreef in zijn volgende boek dat hij me bedankte voor mijn adviezen, maar het was even doorwrocht als de andere.


De allerlaatste jaren
We zagen de laatste jaren elkaar niet eens zo vaak, maar we zouden in 2022 al 50 jaar intensief A4-contact hebben gehad.
In 2012 hebben we ons 40-jarig jubileum gevierd met een reunie in Utrecht. Toen we weer bijeen waren, vielen 40 jaar weg en praatten we verder waar we ooit geëindigd waren. Een geweldige avond die we herhaalden in A’dam, maar Heer Gijs ontbrak; hij was slecht ter been. In 2014 kwamen we bijeen in Zeist waar Gijs woonde. We waren er allemaal, maar voor het laatst Gijs uit Zeist, Willem uit A’dam, Wiebe uit Spanje en Nico uit Frankrijk en ik uit Sassenheim. In 2015 was de bijeenkomst in Den Haag, de residentie van Nico, als hij niet in Frankrijk is. Gijs en Wiebe ontbraken en 2016 overleed Gijs. Onze laatste bijeenkomst was in Sassenheim dat ik de Heeren maar eens moest laten zien en nogal was veranderd sinds ze dat prachtdorp verlaten hadden. Dit jaar wilde Willem ons A’dam-Noord laten zien en begin oktober stuurde ik een eerste mail voor de bepaling van een datum. Dit is traditioneel de inleiding tot druk mailverkeer, want het is niet eenvoudig de verspreide Heeren bij elkaar te krijgen. Willem antwoordt altijd per omgaande. Nu bleef het stil.


We gaan hem heel erg missen.(Tot zover Bert Elbrich)



De OH- en de A4-club

Via Bert Elbrich kreeg ik een flink deel van Willems bijdrage aan de OH- en de A4-club in handen. Cursiefjes over alles wat Willem bewoog en dat was nogal wat. Zijn schrijftalent en zijn unieke gevoel voor humor druipt van de A-4-tjes. En zijn grote held Bomans klinkt er zeker in door. Hierna een voorbeeld, voorafgegaan door een fraaie jeugdfoto van Godfried Bomans.

Omdat het zo'n mooie prent is nog een keer Godfried Bomans. Op 5 juli 1933 behaalt hij zijn eindexamen Gymnasium A. Hij is dan 20 jaar. Hij zou in deze tijd niet de kans gekregen hebben er zo lang over te doen. Maar ja, Bomans had het dan ook erg druk met allerlei nevenbezigheden op het Triniteitslyceum, een van de zes door Augustijnen opgezette middelbare scholen in Nederland. Op de foto is het bestuur van A.L.A. (Arti Litteris Amicitiae) te zien, het overkoepelend orgaan van alle schoolverenigingen van het Triniteitslyceum. In het midden Godfried Bomans als algemeen president. Hij begint zijn schooltijd in 1926. Ook op de middelbaren school maakte het lint het verschil. Tijdens de studententijd zou dit, ook voor Willem de Vries, alleen nog maar sterker worden. (Met toestemming van H.E. Elferink geplaatst.)



Van jonkers en proleten

Met de meeste elites heeft Veritas nooit iets opgehad. Sterker: diverse malen in haar geschiedenis heeft de vereniging relletjes van een anti-elitair karakter gekend. In de jaren dertig meenden Jan Derks, Piet Mesker en hun vrienden dat Veritas ‘in rok en vest en witte das’ naar de bliksem ging en dat de ‘proleten’ daartegen ten strijde moesten trekken. Hun beroemde pamflet, uitgegeven door de Vox, waarschuwt als volgt tegen ‘het terugkeren van de oude tijden’.


‘Waarom hebben wij getracht weer feesten te krijgen, waar ook de Veritijn zonder avondkleeding ‘op prijs wordt gesteld’, in plaats van de ‘chique’ amusementen, voor wie één avond deftiger menschen dan zijn ouders wil naäpen’.
‘Deftiger menschen dan zijn ouders naäpen’, dáár ging het Derks c.s. om. Veritas-ouders waren (en zijn) uiteraard niet ‘deftig’, zomin als de meeste Nederlanders. Toch bleken galafeesten onuitroeibaar te zijn. Ook na de oorlog gingen ze gewoon door. Tevens beoefenden heel wat Veritijnen deftige sporten, zoals roeien, schermen en paardrijden, of hielden zich bezig met merkwaardig elitaire kunstuitingen, zoals het menuet en de gavotte, bij de Kamer van de Dans. Ook werd midden jaren zestig een elitaire volksdansgroep in het leven geroepen, die ik eens tot razernij heb gebracht door een bierglas in hun repetitie te gooien. Het college van ceremoniarii was ook al zo’n deftig gedoe, onder leiding van Maarten Boelen; een opstapje naar zijn latere burgemeesterschap van Rijnwoude.


Begin jaren zestig poogde Marcel van Dam, zich noemende de zoon van de politie-agent uit Bunnik, de elitaire groentijd om zeep te helpen door de televisie in het Eigen Huis binnen te smokkelen. Een paar jaar nadien werd het Trefcentrum opgericht. De sociëteit werd te elitair gevonden (vrouwen waren óók niet welkom). Nog weer later werd Veritas een ‘open vereniging’. Dat was vragen om moeilijkheden, want hoe anti-elitair je ook bent, je blijft wel student en wilt liever geen schorem op visite. Nu lijkt alles weer bij het oude te zijn, inclusief galafeesten.

Hoewel Veritas uit het corps is ontstaan en door een jonkheer werd opgericht, zat er nooit veel adel in het ledenbestand. Katholieke adel is zeldzaam. In mijn tijd had je alleen Henriëtte Alting van Geusau, die tegenover de sociëteit woonde, ‘heel gewoon’ was, maar later toch bijna vanzelfsprekend presidente van de MK werd. Adel verplicht. Later is ze, voor zover ik weet, huisarts geworden, in Zoetermeer nog wel, een geenszins elitaire randgemeente van Den Haag. En over adel gesproken: in nota bene ons eigen dispuut Kikker hadden we Paulus Cornelis Versélewel de Witt Hamer, jonkheer. We wisten niet eens dat hij van adel wàs en noemden hem gewoon Paul. Het elitairste dispuut van Veritas was BOM, maar niemand nam die jongens serieus.


Het verenigingsbestuur stelde zich weliswaar elitair op, maar bestond doorgaans uit obscure watjes. Voor echte Veritijnen was Veritas niet de vereniging, maar de sociëteit, met name het Eigen Huis. De sfeer ter sociëteite werd vooral bepaald door macabere figuren, louche Limburgers, brute Brabanders en veterinairen, of combinaties van deze karakteristieken. Zo had je onder vele anderen de sinistere, zeer donkerharige medicijnenstudent Martin Obels, wereldkampioen toepen. Dan was er Gyula Hegyi, een licht gestoorde, vechtlustige Hongaarse vluchteling die bovendien diergeneeskunde studeerde en altijd een valse Duitse herder meebracht, en Kalinka, een tragische, maar tevens op zijn zachtst gezegd merkwaardige Let, die eeuwig scheikunde studeerde en zich later heeft verhangen.

Willem de Vries


Van bannen en baronnen

Mijn studievriend Theo woonde in een corpshuis aan de Lange Nieuwstraat, hoewel hij zelf nihilist was. Hoe hij daar was terechtgekomen en vooral waarom hij er wilde blijven, is me nooit duidelijk geworden, want hij werd door de overige bewoners gemeenlijk als oud vuil (‘vieze knor’) behandeld. Vooral medebewoners J-H. D., destijds kroegbestuurder van het corps en later lid van de Raad van Bestuur van Heineken en J-J. H., klokkenspeler en later directeur van het Nationaal Museum van Speelklok tot Pierement (beiden voorbeelden van hoe je van je hobby je beroep kunt maken), muntten uit in het afzeiken van Theo. Toch mocht hij af en toe met de ballen mee naar PhRM ('Placet hic Requiescere Musis', ofwel ‘Het behaagt de muzen hier te rusten’), het gebouw van het corps aan het Janskerkhof. In Theo’s kielzog ben ik er aldus zelf ook enkele malen beland. Na zo’n bezoek door de Utrechtse nacht opwandelend met enkele corpsleden, vroeg een van hen eens aan mij wat mijn vader deed. Na mijn antwoord (architect) zei deze wereldvreemde edelman (ik ben even vergeten of het een jongen De G. of B. was): ‘Goed dat mensen van jouw afkomst ook studeren’.


De enige echte, door de Koning benoemde elite, die van het blauwe bloed, zinkt bij de moderne elite-tsunami in het niet. Volgens de Grondwet van 1815 werd adeldom verleend door de koning. De kiescolleges voor de Eerste en Tweede Kamer werden onder meer uit de ridderschappen samengesteld. Koning Willem I stelde in 1814 een Hoge Raad van Adel in, die hem bijstond om de adelstand op sterkte te brengen. Nieuwe leden van de ridderschappen werden ook uit het stedelijk patriciaat gerecruteerd. Bij de grondwetsherziening van 1848 kwam aan de staatsrechtelijke rol van de adel een einde. Het enige voorrecht dat de adel behield, was het mogen voeren van een titel of predikaat. Het grondwetsartikel werd in 1994 vervangen door een Wet op de adeldom, volgens welke adeldom nog steeds door verheffing, inlijving of erkenning kan worden verleend. Verheffingen zijn beperkt tot leden van het koninklijk huis. Wie van adel is, staat in het register van de Hoge Raad van Adel. Het patriciaat is een stapje lager in de pikorde van het blauwe bloed. Nederland's Patriciaat, het blauwe boekje, is een uitgave die in 1910 werd begonnen door D.G. van Epen, directeur van het Centraal Bureau voor Genealogie en Heraldiek. Thans wordt de uitgave verzorgd door de Stichting Nederlands Patriciaat. Inmiddels zijn in de reeks de genealogieën van ruim 1750 geslachten gepubliceerd.


Het Utrechtse corps had vanouds veel adel onder de leden, alsmede niet-adellijke personen met een dubbele naam. Ik herinner mij onder meer De Geer, Teding van Berkhout, Croiset van Uchelen en bij UVSV mejuffrouw Sloet van Oldruitenborgh. Pieter Beelaerts van Blokland, de latere minister en Commissaris der Koningin van de provincie Utrecht, is een ander voorbeeld. Hij was zelfs lid van het adel-lijke dispuut "Tres Faciunt Collegium", dat in 1965 de student jonkheer David Rutgers van Rozenburg door middel van een roetkap om het leven bracht. Een van Beelaert’s voorgangers als CdK, C. Th. E. graaf van Lynden van Sandenburg, president-curator van de RUU, was ook lid van het USC. De vader van Gerrit Achterberg was koetsier van de graaf. PhRM is nu een zalenverhuurbedrijf.


Welkom op de website van PhRM Zalenverhuur! Op deze website vindt u informatie over de ruime mogelijkheden die het Utrechtsch Studenten Corps biedt met betrekking tot het verhuren van haar (sic!) zalen. De Utrechtsche Studenten Sociëteit PhRM ofwel het "Geele Kasteel" is gelegen in hartje Utrecht. Het gebouw onderscheidt zich door haar (sic!) klassieke en sfeervolle interieur. De antieke kroonluchters, massief marmeren trappen en de houten vloeren maken een onvergetelijke indruk. Het gebouw beschikt over diverse stijlvolle zalen die zich uitstekend lenen voor een gala, lustrum, huwelijksfeest, bedrijfsfeest of afstudeerborrel. Uiteraard kunt u deze feestelijkheden combineren met een lunch, diner, buffet of barbeque. Voor ieder feest is er een gepaste zaal!


Willem de Vries



Gerard van de Schootbrugge (j.v.a. 1963)