Mythologie van de TU Delft

Praatje van 3 oktober 2020


Een vlammend betoog uit vervlogen tijd
Phoenix en Prometheus in studentenland


Het vuur van Sanctus Virgilius

Delft heeft iets met vuur. Toen ik nog in Utrecht verkeerde, wist ik dat niet. In de loop van de jaren werd het me duidelijker. Het begon met een uittocht naar onze geliefde zusters van Sanctus Vergilius, kortweg Virgiel. Een woord vol dreiging, want voor je het weet valt de –g- van gender ertussenuit. Viriel, dat waren die aankomende ingenieurs om den drommel, daar in hun onneembare veste, dat oude Sint-Barbaraklooster dat ze hadden omgedoopt in Alcuin. Het zal eind 1963 geweest zijn. Het begrip gender was ons onbekend evenals vele verwante zaken.

Veritas september 1963. Met een selectie uit deze talentvolle groep namen we in 1964 deel aan interacademiale sportwedstrijden in Delft. Organisatie: zustervereniging Sanctus Virgilius. Het werd een onvergetelijke gebeurtenis.


Het jaar daarop mochten we weer naar Delft, nu om te sporten. Zoals betaamt kwamen wij gemengd aan. Dat bracht onze Delftse gastheren ogenschijnlijk direct in een opperbeste stemming. Tijdens het afsluitende feest kwam de aap uit de pijp. Na een dag jagen op medailles, werd ’s avonds een andere jacht geopend. Het ging de Virgilianen niet om de medailles maar om iets veel kostbaarders: onze vrouwen. Een Vestaalse maagdenroof dreigde.


Er stond bij Virgiel een Dies voor de poort en de Delftse verpleegsters waren mogelijk in de loop van de tijd wat minder toeschietelijk geworden. Al dat onschuldige Veritijnse schoon uit Utrecht beloofde een nieuwe lente en veel frisse feestvreugde. Wij waren intussen wel wat gewend maar we stonden werkelijk verbaasd van de Delftse gulheid. Het ene gratis vat was nog niet leeg of er werd met veel trompetgeschal al weer een nieuw vat aangeboden. Veel later, terug in Utrecht en na een moeizame nachtrust, begon het tot onze benevelde breinen door te dringen dat achter al dit kostelijke en tegelijk kosteloze gerstenat een plan zat. Onze waakzaamheid moest verslappen en onze meisjes moesten toehappen.


Na een wat gruizig afscheid worstelden wij ons de bus weer in voor de terugreis. Een heldere geest bedacht nog net op tijd dat er geteld moest worden. Om de kans op fouten te reduceren gingen verschillende tellers aan het werk. Zorgvuldig en toegewijd. Volgens sommige tellers kwamen we meisjes te kort, volgens andere tellers waren er meisjes te veel. Volgens weer anderen waren we ’s ochtends vergeten te tellen en was iedere uitkomst verdedigbaar. Ja, jaartje ’63 was dan misschien niet op zijn achterhoofd gevallen, maar het gezegde luidt niet voor niets: Met het vat in de man weet je dat hij niet meer tellen kan. Het was duidelijk dat het onze gastheren gelukt was om ons in verwarring te brengen. En het was ook duidelijk dat er in de aanloop naar de Dies bij Virgiel sprake was van een moeilijk te blussen veenbrand. Misschien had het nog geholpen als iemand ons tijdig op de hoogte had gesteld van de zinspreuk van Sanctus Virgilius: "Crescendo Gramen Sementat" (Latijn: al groeiende brengt het zaad vruchten voort)


Phoenix en het eeuwige leven

Op 12 oktober 1654 ging een deel van Delft de lucht in.

De kruitexplosie ging de geschiedenisboeken in als de Delftse Donderslag.



Na dit vermakelijke aanloopje maken we nu een sprongetje van een jaar of dertig. Ik werk intussen bij TNO in Delft en woon in het nabije Nootdorp. Op 22 juni 1994, zo rond een uur of vijf, betreden wij de sociëteit Phoenix van het Delfts Studenten Corps (niet te verwarren met Sanctus Vergilius). Een ideetje van burgemeester Huib van Walsum, die ik intussen goed heb leren kennen nadat ik rond 1990 in de organisatie van het Delfts Straattheaterfestival Mooi Weer Spelen verzeild was geraakt. Erg leuk! De burgemeester is een grote fan van het festival, maar hij ligt er ook ieder jaar een paar weken wakker van omdat wij hem steevast plannen voorleggen die zonder voldoende kruit onuitvoerbaar zijn. Elk jaar vraagt hij ons vertwijfeld of wij weten wat er op 12 oktober 1654 in Delft is gebeurd. Elk jaar moeten we bekennen dat we dat niet weten. “De Delftse Donderslag,” lieve mensen. “Delft ging de lucht in. Op Texel hebben ze het gehoord. In godsnaam niet nog een keer.” Wij verzekeren hem dat we alleen koud vuur gebruiken. We komen er altijd weer uit en het is elk jaar weer even gezellig in Delft. Zie hier meer over mijn herinneringen aan dit mooie festival.

Ik ondersteun Huib al de hele dag bij een bezoek van een delegatie van het gemeentebestuur van Phoenix Arizona aan de stad Delft. Qua stadsomvang Goliath en David. De Amerikanen zijn geïnteresseerd in Delft als high-techcentrum met de TU Delft en TNO als belangrijke uithangborden. Om het bezoek een passende en misschien ook wel verrassende afsluiting te geven heeft Huib bedacht dat we onze gasten een rondleiding in de sociëteit Phoenix gevolgd door een diner met de Senaat moeten aanbieden.

De imposante voorgevel van Sociëteit Phoenix, het onderkomen van het Delfts Studenten Corps aan de Phoenixstraat. Op 22 juni 1994 was hier een groep Amerikaanse gasten van burgemeester Huib van Walsum op bezoek. Zij moeten een wat eenzijdige indruk van het vaderlandse studentenleven hebben gekregen.

De mythologische vogel Phoenix die na 500 jaar in rook opgaat en vervolgens uit zijn as herrijst.



De sociëteit Phoenix ligt al sinds 1877 aan de Phoenixstraat. De straat is naar de sociëteit vernoemd. De Phoenix is een fabeldier, een soort reiger, die in opvallend veel mythen opduikt (Egypte, Griekenland, maar ook China en Japan). Volgens de Romeinse dichter Ovidius zou deze bijzondere vogel sappige kruiden als levenselixer gebruiken. Maar zelfs dan is het leven eindig. Na vijfhonderd jaar maakte de feniks hoog in een eik een nest van schors, kruiden en mirre. Eenmaal genesteld vlogen nest en vogel in brand. De geur van de kruiden nam de ziel van de oude feniks mee. Het lichaam verbrandde en uit de as verrees een kleine feniks waar de oude ziel bezit van nam om weer 500 jaar verder te leven. In het Christendom werd de Phoenix het symbool van de wederopstanding. Kortom, een nieuw aspect van het Delftse Vuur.

Even wennen

Onze gasten, heren en dames, tonen zich zeer opgetogen over dit bijzondere programmaonderdeel. Even wat anders. Uiteraard krijgen zij de Phoenix te zien, die zijn jaren telt in de donkere sociëteitsruimte. Waarom de Phoenix niet aan het buitenlicht mag worden blootgesteld ontgaat ze. Het begeleidend lid van de Senaat heeft het over mores, maar zijn betoog blijf halverwege hangen in de giftige mix van een gebrekkig Engels idioom en een walm van bier van gisteren.


Middenzaal van Sociëteit Phoenix van het Delfts Studenten Corps.


Het is nog rustig. Op tijd bukken is voldoende om laag overvliegende borden met boerenkool te ontwijken als we door een gang lopen waarlangs enkele kleinere eetbunkers liggen. Onze senaatslid stelt de Amerikaanse gasten gerust. Hier zijn een paar disputen aan het dineren. Deze vorm van dineren is onze gasten duidelijk niet bekend. De burgemeester mompelt iets van ’s lands wijs, ’s lands eer, en zet er stevig de pas in.

Dit is hem dan, de Delftse Phoenix. Goed geborgd maar niet goed genoeg voor de overvallers van Virgiel.


Ons senaatslid neemt ons mee naar de kelder. Hij legt vol trots uit dat zijn vereniging eigen timmerlieden in dienst heeft. De gasten tonen zich nieuwsgierig. De werkplaats in de kelder is bestemd voor herstelwerkzaamheden. Alles wat ’s nachts aan explosiebestendig meubilair wordt gesloopt, wordt overdag gerestaureerd en nog explosiebestendiger gemaakt. Het senaatslid maakt vol overtuiging de vergelijking met de mythe van de Phoenix. De dames vertonen vluchtneigingen, ook al omdat de werkplaats vol hangt met uitdagende pin-ups.

De bibliotheek van Phoenix met de aangeboden boeken. Daaronder ook een boekje van mijn hand over TNO en Teyler's Museum. Verplicht als je voor een diner wordt uitgenodigd. De haarden ogen goed, de lampenkappen wat minder.

Het diner maakt veel goed. De bibliotheek is imposant en behangen met boeken. Iedere bezoeker die aanschuift, wordt geacht als tegenprestatie een boek af te dragen. Na bijna anderhalve eeuw is het boekenbezit gevarieerd en enorm. Het door gerants in uniform opgediende voedsel is, gelijk de drank, van hoge kwaliteit. Er wordt uiteraard gespeeched, maar de goedbedoelde woorden komen niet boven het achtergrondlawaai uit. De rector van de Senaat legt uit dat er ook beneden in de sociëteit bezoek is. Minerva uit Leiden zorgt voor onrust. Tegen de herrie van Minerva is volgens hem nog geen afdoende isolatie gevonden. De gasten uit Arizona vragen zich verbijsterd af of ze dit thuis allemaal moeten melden bij de debriefing. De burgemeester vraagt zich af of het allemaal wel zo’n leuk ideetje is geweest en of de mooie demonstraties bij TNO eerder op de dag van een satelliet die het gat in de ozonlaag moet meten, en nog relevanter, van de toepassingsmogelijkheden van anti-geluid onder deze omstandigheden voldoende beklijven.


In de voetsporen van de Hohokambeschaving

Een van de gasten vertelt in zijn dankwoord hoe zijn stad aan zo’n bijzondere naam is gekomen. Phoenix is de hoofdstad van de staat Arizona in het zuidwesten van de Verenigde Staten van Amerika. Op vier na de grootste stad van het land en een van de snelst groeiende. En dat ondanks het feit dat de stad aan de noordoostelijke rand van de Sonorawoestijn ligt en een woestijnklimaat heeft.


De oorsprong van het nieuwe Phoenix gaat terug tot 1867. Waar de Salt en de Gila Rivers samenvloeien wordt een plek uitgekozen om voedsel te verbouwen voor de bemanning van Fort McDowell en voor de mijnwerkers in de Bradshaw Mountains. Een stelsel van kanalen moet de woestijn vrucht laten voortbrengen. Het idee was niet nieuw. In een ver verleden had het verdwenen Hohokamvolk laten zien dat dit kon. Men had enkele prehistorische kanalen ontdekt.


In 1870 was men zover om de plek ook een eigen naam te geven. Lord Darrel Duppa wist de naamgevingscommissie te overtuigen van de naam Phoenix. Op deze plek zou immers een oude beschaving uit zijn as herrijzen.

1885, Phoenix Arizona heeft twintig jaar na de oprichting al flinke stappen gezet op weg naar de wereldstad van nu. De woestijn is groen geworden.




De TU Delft leunt op Prometheus

Ook de Technische Universiteit warmt zich aan het mythische vuur. De held van de universiteit is de Griekse halfgod Prometheus, de zoon van de Titaan Iapetus en de Oceanide Clymene (oftewel Asia), die later ook zijn minnares werd. Prometheus had zijn onsterfelijkheid aan Cheiron de centaur te danken.

In de mythe was de mens er, volgens Prometheus, in den beginne bij het verdelen van gaven en vaardigheden nogal bekaaid vanaf gekomen. Inferieur ten opzichte van de dieren. Uit liefde voor de mens stal Prometheus het vuur bij de Olympische goden en schonk het de mens. Hij leerde de mens er metaal mee te maken en te bewerken en gereedschappen te gebruiken. Techniek moest de biologische tekortkomingen compenseren. En dat lukte, misschien zelfs wel iets te goed.


Het beeld van Prometheus stond vanaf 1953 voor het oude hoofdgebouw van de TU aan de Julianalaan. Het was een ontwerp van Ludwig Oswald Wenckebach, bijzonder hoogleraar boetseren bij de faculteit Bouwkunde van 1935 tot 1962. Het verhuisde in 2007 met enig ceremonieel naar het nieuwe hoofdgebouw, de Aula aan de Mekelweg. Maar stelen van de goden blijft hachelijk. In 2012 werd Prometheus zelf gestolen. Men vermoedt dat Prometheus in zijn eigen vuur door een stel bronsdieven is omgesmolten. Wat restte was de sokkel. Maar ook hier waakte onze Phoenix op de achtergrond. In 2016 beklom een nieuwe, jeugdige Prometheus zijn sokkel.

Vele jaren stond het beeld van Prometheus voor de ingang van het hoofdgebouw van de TH / TU aan de Julianalaan. In 2007 werd het overgebracht naar het nieuwe centrum, de Aula aan de Mekelweg. Daar werd de held die ooit het vuur van de goden stal om de mens verder te helpen, in 2012 zelf gestolen en waarschijnlijk omgesmolten zodat alleen een trieste sokkel restte. In 2016 verrees Prometheus uit zijn as en verscheen er een nieuwe, jonge held op de sokkel.



Intussen was de toorts van Prometheus uit het oorspronkelijke logo van toen nog de TH door een vormgevingsbureau gemoderniseerd. De T van TU kreeg de rol van toorts van Prometheus en boven de T werden een paar vlammetjes toegevoegd. Zo’n ideetje kost wat maar dan heb je ook wat. Prometheus met toorts vervangen door een vlammend T-balkje. Je moet er maar opkomen.

Ook halfgod Prometheus heeft de moderniteit niet kunnen ontlopen. Links het oude logo van de TH met de toorts, rechts het nieuwe logo van de TU waarin de T de symboliek van de toorts heeft overgenomen. Je zou haast zeggen dat ze in Delft wat meer afstand nemen van de oude Grieken (misschien op Archimedes na).




Een groot geheim onthuld

In het jaar 2000 werd ik vanuit TNO voor twee jaar uitgeleend aan het Nat.Lab. van Philips. Daar kwam ik in de groep van Jan van der Biezen en Erik Ideler. Na enige tijd achtte Erik mij betrouwbaar genoeg om mij een bijzondere gebeurtenis uit zijn studententijd toe te vertrouwen. Ooit was ook Erik lid van Sanctus Vergilius. Opgejaagd door ouderejaars die stuntwerk wilden zien, slaagde Eriks jaar er in de groentijd in om op een stille zaterdagnacht (sociëteit in weekend gesloten) de sociëteit Phoenix binnen te dringen en er met de Phoenix vandoor te gaan. Zondags werd de inbraak vastgesteld. Alle groenen van het corps werden opgeroepen om zich te melden waarna een zoektocht volgde. Al vlug werd de heilige vogel opgespoord. Zo’n 500 meter verderop stond hij in de etalage van een winkel aan de Binnenwatersloot. Eriks oogjes glommen. Te meer omdat de verdwijning van de Phoenix op zich al een ondragelijk leed bij het corps veroorzaakte, maar misschien nog wel erger was dat de Phoenix in het volle daglicht in de etalage stond, weerloos tegen de ongeneerde blikken van toevallige en oningewijde passanten. Pogingen om de winkelier op te sporen mislukten. Ten einde raad kregen de groenen de opdracht om de Phoenix met een groot laken uit het licht te houden. In ploegendienst hebben ze tot zonsondergang met een groot laken voor de etalage gestaan. Erik vertelde hoe hij met zijn jaargenoten die dag verschillende keren aan de overkant van de Binnenwatersloot quasi onverschillig het tafereel had gadeslagen. Bang voor represailles? Niet echt. Bij Alcuin, het voormalige Sint-Barbaraklooster, kom je nu eenmaal niet binnen. Zelfs het corps niet. Die nonnetjes zaten bijna letterlijk ingemetseld.


Tot slot

Het voormalige Sint-Barbaraklooster, nu sociëteit Alcuin van de katholieke studentenvereniging Sanctus Virgilius aan de Oude Delft in Delft.



De restauratie van de nieuwe Sociëteit Alcuin duurde van 1953 tot 1990. In juni 1989 werd het Sint-Barbaraklooster overgenomen van de gemeente Delft. De sociëteit bevat onder meer een repetitieruimte voor bands. De belangrijkste gebruiker was de door Virgilianen opgerichte popgroep Threshold Fear die zijn naam begin jaren ‘70 veranderde in ALQUIN. De band had jarenlang veel succes in binnen- en buitenland en maakte onder meer tournees in Duitsland (als voorprogramma van Golden Earring) en Frankrijk (als voorprogramma van The Who).

Ja, ja. Een mooi verhaal. Als we eerder hadden geweten dat er weinig veilig is voor de ontvreemdingsneigingen van de Virgilianen, hadden we onze meisjes in 1964 misschien niet zo achteloos meegenomen naar Delft. Wijsheid achteraf die pas komt na vele jaren vol drooglegging en doorleving. Maar ik acht het ook niet uitgesloten dat die meisjes er zelf nu heel anders tegenaan kijken.

Vuur: vriend en vijand van de mens. Een unieke film in kleur toont het Delft van de jaren twintig. Met onder meer beelden van de brand in de Ouwe Jan in 1921. Zie hier.


Espunt, 3 oktober 2020


Reacties

Het verhaal maakte nogal wat los in immer jong gebleven breinen. Niet in de laatste plaats omdat een goede vriend het doorstuurde naar familie en vrienden met een academische band met Delft.


PvD, Veritijn uit 1967:

Als rugbyer ben ik zowel bij Virgiel als bij het Corps ontvangen (na wedstrijden tegen Thor, resp. Delftse Studenten).
En na terugkeer uit Zambia ben ik bij RC Delft (burgers) gaan spelen.
Maar ik heb via jouw stukje toch weer heel wat bijgeleerd.


FS, Veritijn, Jaargenoot uit 1963:

Een vermakelijk en vooral sappig verhaal dat jij ons als leesgenoten heb gestuurd. Helaas kan ik mij niet meer herinneren dat wij als 1e jaars Veritijnen bij St Virgiel op bezoek zijn geweest. Wel herinner ik mij dat Virgiel bij ons op bezoek is geweest. De Kromme Nieuwe Gracht werd voor deze gelegenheid door de politie afgezet zodat de H.H.Studenten rustig konden vechten. (wat een tijd, nu volkomen ondenkbaar) Wij hadden de begane grond ter verdediging geheel gebarricadeerd. Helaas geen rekening gehouden met het technische vernuft van Delft. Met ladderwagens bestormden zij Veritas en omzeilden onze verdediging door via de 1e verdieping het gebouw binnen te stormen. Zeus is daarna uit de societeit ontvreemd.


PvM, Veritijn uit 1952:

Dank voor je vlammend verhaal over Delfts studentengebeuren. Ik heb er van genoten. Evenzeer als van de andere publicaties via Espunt.
Ik heb enkele Rotary vrienden die hun studentenleven in de jaren vijftig en/of zestig deels hebben doorgebracht in Delft op de door jou zo mooi beschreven locaties waar ze ontegenzeggelijk een en ander van nabij hebben meegemaakt, geattendeerd. Voor zover ik kan inschatten hebben ze niet deelgenomen aan de "maagdenroof" op Alcuïn, maar dat was na mijn tijd. Ik ben zojuist zo vrij geweest om hen jouw artikel te sturen en waarschijnlijk liggen ze nu krom van vermaak bij de herinneringen.


RT, Veritijn 1964:

Ja! Weer genoten en geen woord gelogen.Wij hadden thuis 3 fietsenmakers: mijn vader en 2 broers. Zelf heb ik in '64 nog aan een uittocht naar Alcuin meegedaan: kelder tot borsthoogte onder water en de (enige) stenen draaitrap naar boven ingesmeerd met groene zeep, bovenaan een fietsenmaker met de brandspuit..
Wat voorts nog te vermelden is, is dat als zo'n Delftse jaarclub eindelijk een aantal dames uit den lande present gekregen had op een Galafeest, de heren met elkaar in rok aan de bar gingen dobbelen. Verlegen of lomp of beide...?

RT meldde dat hij de tekst had doorgestuurd. Spoedig volgde het bericht: "Jouw verhaal doet die ouwetjes goed..." Hieronder de reacties van de ouwetjes:


JT: Virgiliaan

Met veel plezier het verslag gelezen. De herinneringen over die heerlijke studententijd kwamen weer terug. En ja, de uitjes naar Utrecht waren hoogtepunten bij de ontgroening.
Nijmegen ook wel, maar Leiden en Amsterdam minder. Waarschijnlijk ook omdat Virgilianen dikwijls familie hadden studeren in deze studentensteden.

Ben zo vrij geweest deze link door de sturen naar mijn Belgische jaargenoten. Deze groep is wel aan het uitsterven.


KvH:

Een leuk verhaal en goed geschreven vol met herkenningen, dat ik uitgelezen heb.

Tijdens des schrijvers uittocht naar Alcuin in 1963 zat ik in militaire dienst. Ik herinner mij dat rond dat jaar door Veritijnen een groot metalen kruisbeeld van de schoorsteen werd gejat, dat was vervaardigd door Caspar Rekers en gewijd door pater Schotten. Het is, zo ik mij herinner, nooit teruggekomen. Maar ja, wat wil je, niet alle buit werd geretourneerd, echter het meubilair van Veritas kwam in 1957 wel terug in Utrecht. Er is nog een lied dat ons hieraan herinnert. Ik had hier nog een politiepet die naar een verzamelaar ging. Echter een der op Delftse agenten buitgemaakte gummiknuppels bevindt zich nog ergens in mijn huis, in een la, met een sleutel er aan: gedegradeerd tot sleutelhanger.
En dan de sacrale Phoenix, ik bedoel de vogel. Het was de kunst een menselijke toren te maken en de Phoenix los te haken. Dat lukte een enkele keer aan jaarclubs, die werden uitgedaagd om hun junior zo hoog mogelijk te verheffen. Ik meen dat hij eenmaal werd gestolen. G. weet hier meer over te vertellen.

WL, Virgiliaan:
Beste J., hartelijk dank voor dit verhaal vol met herkenbare waarnemingen. Bij een bezoek aan een andere sociëteit was het een oud mos om souvenirs mee te nemen. Ik herinner mij dat ik bij een uittocht naar sociëteit Roland (Carolus Magnus) in Nijmegen dacht een vaandel of iets dergelijks mee te kunnen nemen en werd direct toen ik dit stuk textiel in veiligheid wilde stellen en naar buiten rende, achtervolgd door een grote groep lokalen. Zij haalden mij op straat in en ik verloor de zaak in een handgemeen tegen een aanzienlijke overmacht. Het bleek achteraf een pyjamabroek te zijn….bewijs dat de mores op Roland anders waren dan op Alcuin. Een Virgiliaan zou nooit in Pyjama naar de sociëteit gaan en deze daar zeker niet uit doen.

Ik vraag mij af of van de Schootbrugge, onze timmerman niet onterecht toeschrijft aan Phoenix. Wij hadden een dove timmerman die full time in de kelder van Alcuin werkte en die tijdens de koffie tussen 11 en 12 wanneer er trick track werd gespeeld naar boven mocht komen. Om de timmerman, wiens naam mij ontschoten is, te attenderen op de koffie werd eenvoudig met kracht een leuning van een met groen kunstleer bekleed kuipje verwijderd, waarmee dan op de houten vloer werd getimmerd. De meeste leden hebben deze timmerman nimmer gezien omdat zij rond deze tijd niet op de sociëteit kwamen en bij etenstijd was hij weg. DS was ook altijd tijdens de koffie aanwezig, om Trick Track te spelen of om enveloppen met aanmaningen van het Beheer of andere convocaten dicht te likken.