Personality

Kort verhaal, 19 mei 2014

Personality



RK Lyceum voor't Gooi aan de Emmastraat in Hilversum. Buiten mijn medeweten om is de naam later veranderd in Alberdingk Thijm College.




De school, mijn school, heeft een andere naam gekregen, iets met College, maar het gebouw staat er godzijdank nog zodat de onvermijdelijke vervreemding dragelijk blijft. Het is maar een reünie, maar je wil toch het gevoel hebben dat je nog welkom bent. Dat je er nog bij hoort. Dat het verleden niet volledig is uitgewist. Dat is een vorm van elementaire gerechtigheid.


Het gebouw is er nog, inclusief zijn fietsenstalling en zijn cour, die ze nu ongetwijfeld anders noemen. In de lagere klassen mocht je in de dagelijkse twee pauzes de cour niet af. Daarna had je in de tweede pauze net genoeg tijd om in de nabijgelegen snackbar een berelul (nog zonder tussen-n) te scoren.


De cour, een woord dat ik van huis uit niet had meegekregen. Het duurde ook even voor ik door had hoe je het schreef. Mooiste cour-happening (dat Provo-woord bestond toen overigens nog niet) was een verkiezingscampagne voor de leerlingenraad.


A. werd met overmacht gekozen en dat had hij uitsluitend te danken aan de voor die tijd indrukwekkende geluidsinstallatie die hij had opgesteld om ons tijdens de pauzes op de cour onder te dompelen in het nummer Personality van Lloyd Price. Een magische campagne zonder boodschap, maar krachtig neergezet. A. kende onze muzikale voorkeur, daar konden we nooit slechter van worden.


Het was rond 1960, de tijdgeest stond op kantelen. Kort daarna liepen er ineens meisjes met gekleurde kousen over de cour en luisterden we op zaterdag achter in de klas met een krakend zakjapannertje naar Tijd voor Teenagers dat om één uur begon terwijl we nog tot halftwee les hadden. Niemand die toen met ons, babyboomers, rekening hield. Nou, dat hebben ze geweten! Hoe het ook zij, het gebouw met zijn cour was er in ieder geval nog, nu Lloyd Price nog.


Bij het inschrijven merk ik een paar namen van klasgenoten op. Ik hoop dat ik ze ergens tegenkom, maar het is erg druk en het is nog maar de vraag of ik ze ook herken. Misschien herkennen ze mij, ik was nogal aanwezig in die lang vervlogen tijden. Ik voel er eigenlijk niet zo veel voor om bij iedere gerimpelde passant een vinger achter het naamlabel te schuiven om het in de leesstand te dwingen. Dat is nogal een inbreuk op de privacy. Je moet dan de zeven-mijlscomfortzone van iemand toch echt diep binnendringen.


Ik bekijk met bijna cultuurhistorische interesse het verhaal dat de klassenfoto’s vertellen. De wanden hangen er vol mee. De foto’s laten zien hoe de eindexamenklassen in de loop van de tijd steeds jeugdiger en eigengereider worden. Na jaren vol zwaarmoedige ernst met jongens en meisjes die uitstralen dat ze klaar zijn voor het grote offer, duiken in de tweede helft van de jaren zestig de eerste tekenen aan de wand op van een eigen, herkenbare jeugdcultuur.


Zo hier en daar verschijnt iemand die geen jonge kloon meer is van de zorgelijk ogende, pijp rokende klassenleraar, die lijkt aan te voelen dat het docentschap nooit meer zal worden wat het geweest is.


Een wand verder is de klassenleraar een alien geworden, een vreemd gekleed, buitenaards wezen met dermate weinig haar op zijn hoofd dat zijn oren duidelijk zichtbaar zijn. Nog weer later is de overwinning van de jeugd compleet. De klassenleraar moet nog wel ergens op de foto staan maar gaat volledig op in een vlakvulling van lang haar en uitwaaierende broekspijpen. Hij is one of the boys geworden, en of the girls, de chicks. Aan de buitenkant is er geen verschil. Beide geslachten zijn gek op kettingen.


Achter deze beelden gaat een sociale revolutie schuil die pas veel later volledig werd beseft. Vanaf dat moment wordt het onderwijs leuk. Terwijl ik deze film op me in laat werken hangen er voortdurend opgewonden types om me heen die, links-rechts, onder-boven, of dwars door me heen proberen iemand aan te wijzen waarin ze met de nodige moeite zichzelf menen te herkennen.


Op andere wanden in andere lokalen zijn foto’s verzameld van de grote evenementen, de feesten, de Grote Avonden met toneel en dansen na, de jubilea en afscheidsrecepties van de docenten. Mina, Adje, Deukie, Apie en al die andere schrikgoden en –godinnen.


Er begint van alles te borrelen in mijn geplaagde geheugen. God, hoe heette die leraar Aardrijkskunde ook al weer? Even later, als ik al weer met heel andere vragen bezig ben, duikt de naam Kobus op. Ja zeg, Kobus. Die gaf Aardrijkskunde. Toen een vak dat je als het ware meenam van de lagere school, een beetje om af te kikken. Het verdween na twee jaar geruisloos uit ons schoolleven. Geen eindexamenvak. Ik realiseer me ineens wat een eigenaardige naam dat vak eigenlijk had: Aardrijkskunde. Het ging over van alles: over de ligging van bergketens, over de graanschuren van Europa en over de belangrijkste zeeroutes, maar niet over rijken, laat staan aardrijken. Dat was ook eigenlijk meer iets voor het vak Geschiedenis. Ik heb postuum dan ook wel vrede met die naam Kobus. Die paste wel bij dat rare vak van hem.


Kobus, globus. Er komen beelden boven van een legendarische les. Kobus had een keer een globe bij zich. Een enorme houten aardbol die om een schuinstaande as kon draaien. Wij probeerden hem ervan te overtuigen dat er iets niet deugde aan de ophanging. Het was volgens ons duidelijk, dat er iemand onzorgvuldig bezig was geweest bij de montage. Kobus van zijn kant deed zijn uiterste best om ons te verzekeren dat die schuine as er juist voor zorgde dat we seizoenen hadden, sterker nog, door die schuine as ging in het Noordpoolgebied de zon in de zomer niet onder. Hoe vond je die?


Als om zijn verhaal kracht bij te zetten gaf hij de aardbol elke keer een zwieper als deze tot stilstand dreigde te komen. Na het verhaal over de Noordpool veinsden wij ongeloof. Of hij het ook kon laten zien? De frequentie waarmee de aardbol een zwieper kreeg nam toe wat wij, terecht, interpreteerden als groeiende nervositeit, een fenomeen dat een klas in een overwinningsroes kan brengen.


We zagen Kobus denken. Dit was de kans om de klas voor eens en voor altijd te overtuigen van zijn beheersing van de stof. Sterker nog, als aardrijkskundeleraar strekte zijn kennis zich uit tot ver buiten de aarde en omvatte het complete zonnestelsel. Dat moest ook maar eens duidelijk zijn.


Maar de randvoorwaarden waren allerminst gunstig. Het lokaal moest verduisterd worden. Hoe? Het omgevingslicht kwam van alle kanten binnen. Alleen de gordijnen sluiten was niet genoeg. Er moest op grote schaal worden afgeplakt. En dan moest er ook nog een geloofwaardige zon beschikbaar zijn, een sterke lichtbron die voldoende licht-donkercontrast op de schuin draaiende aardbol zou geven. Kobus aarzelde, maar wij voelden dat we beet hadden en moedigden hem aan, verleidden hem, bespeelden hem, zetten hem onder druk, sloten hem in, smeekten en dreigden. En hij bezweek onder onze druk.


Wim Schalkwijk, de klassevertegenwoordiger, moest bij de amanuensis een sterke lichtbron halen. Een bouwlamp of zo. En pakpapier of kranten en cellotape om af te plakken en een trap voor de hoge ramen. Wim keek alsof zijn laatste uur was geslagen maar wij riepen: opschieten Wim, we moeten weten waarom het zomers donker is op de Noordpool.


‘Op de Zuidpool,’ riep Kobus corrigerend. En toen begrepen we er echt niets meer van. ‘Het ging toch over de Noordpool, meneer?’ fleemde Gonnie die goed toneel kon spelen en er ook nog verdomd leuk uit zag. ‘Ja, ja, toe nu maar,’ zei Kobus. ‘Maar u zei Zuidpool,’ zei Gonnie. ‘Ja ook.’ ‘Hoe bedoelt u, ook?’ Intussen stond Wim Schalkwijk vertwijfeld in de deuropening.


‘Schrijf je Noordpool van een magneet eigenlijk ook met een hoofdletter, meneer?’ Het was Fred Geutjes die de tijd om over nieuwe verwikkelingen na te denken blijkbaar goed had besteed. ‘Nee, Fred, die noordpool schrijf je met een kleine letter.’ ‘Waarom dan?’ wilde Gonnie weten. ‘Noordpool is toch noordpool? Of niet dan?’ ‘Nee Gonnie, de ene noordpool is de andere niet.’


‘Hoeveel verschillende noordpolen zijn er eigenlijk,’ wilde Fred dan wel eens weten. ‘Ben je nu nog niet weg, Wim? Schiet op man. Jullie willen toch naar de Noordpool? Nou dan.’ Wim struikelde weg en kwam nooit meer terug wat op zich al weer lachen was. De amanuensis had zijn verhaal niet vertrouwd en hem meegenomen naar de conrector. Een half uur later, Kobus bewoog van de ene noordpool naar de andere en was nu aan het uitleggen dat de magnetische noordpool van de aarde niet de echte Noordpool was en daarom ook niet met een hoofdletter werd geschreven, werd Wim Schalkwijk door een zeer geagiteerde conrector de klas ingeduwd. ‘Ik wil u in de pauze graag even spreken,’ klonk het venijnig richting Kobus die intussen een met de Noordpool vergelijkbare kleur had gekregen.


‘Ga maar even wat voor jezelf doen,’ mompelde Kobus nadat de conrector was verdwenen. Hij gaf de globe zo’n slinger dat die met een klap op de grond knalde, waardoor de aarde losschoot en richting Fred Geutjes rolde. Met zijn trofee hoog boven het hoofd, stapte Fred op de lessenaar af waar Kobus een ineenstorting nabij was.


‘Uit zijn baan geraakt,’ zei Fred, terwijl hij een aardbol minus Oceanië overhandigde. Gonnie kwam er achteraan met de aardas en met een versplinterd Oceanië. Tja, Kobus. Hoe zou het hem vergaan zijn?


Pas op het eind van de middag, bij het maken van de vooraf aangekondigde groepsfoto, ontdekken we elkaar. Vier mannen en een vrouw die geen moeite meer doen om zich achttien te voelen. Maar er is gek genoeg nog altijd een gevoel van verbondenheid, lotsverbondenheid, zelfs na meer dan veertig jaar.


We startten met meer dan honderd. Zes jaar later deden we met zijn negenen eindexamen gymnasium bèta. Veel jaargenoten kozen onderweg voor een andere route: gymnasium alfa, HBS A, HBS B en veel meisjes gingen naar de MMS. En dan was er natuurlijk de groep die wat meer tijd nodig had, soms veel meer tijd zoals G. die over elke klas twee jaar deed wat toen nog was toegestaan. Een flinke groep haakte onderweg af en zocht zijn geluk elders. De jaren zestig waren inmiddels op gang gekomen maar de echte revolutie moest beginnen.



Lloyd Price had in 1959 een knoert van een hit met Personality. Goed voor de verkiezing van Arthur Plasschaert, zoon van onse leraar Frans, in de leerlingenraad in 1960. Hij had de cour volgehangen met zware boxen en Lloyd deed de rest. 





Wanneer we elkaar voor het laatst hebben gezien kunnen we niet zo gauw meer achterhalen. Waarschijnlijk op een eerdere reünie. Op het eerste gezicht lijkt iedereen me nog redelijk gezond van lijf en leden en op het eerste gehoor is men ook niet merkbaar in de war. Dat maakt de communicatie wat minder geforceerd.


Wie ontbreken? Robin overleed aan AIDS. Wouter zit in Taiwan: tweede man op de ambassade. Lodewijk zit in de board van een Engelse investeringsmaatschappij. En dan Hans, de ongelooflijke pechvogel. Liep in zijn groentijd een hersenvliesontsteking op en zit sindsdien in een verpleeghuis.


Vijf van de negen, toch geen slechte score. We hebben alle vijf een universitaire studie gevolgd. Twee medicijnen. Fons is huisarts geworden, Louis psychiater. Guus, zonder twijfel het knapste jongetje van de klas, heeft het tot hoogleraar moleculaire genetica geschopt en Carla is net als ik, voor de klas terecht gekomen. Zij als docent wiskunde, ik als docent natuurkunde. Carla werd uiteindelijk directeur van een categoraal gymnasium. En dat is ze nog steeds. Ik ben op mijn 45ste gestopt met les geven en run nu een antiquarische boekhandel gespecialiseerd in Geologie en Evolutie. En wat Mijnbouwkunde.


Na de groepsfoto stelt Guus vast dat de reünie er bijna opzit. Zijn suggestie om er nog een etentje aan vast te knopen zodat we toch nog wat wetenswaardigheden kunnen uitwisselen, wordt met instemming begroet. Guus regelt een tafel bij de Jonge Graaf van Buren en een uur later heffen we het glas op ons weerzien. Na een rondje updaten komt het gesprek op onze schooltijd. Wat was het nu eigenlijk voor een school? Was het een goeie school? We laten de leraren de revue passeren. De naam van Kobus valt. Weet iemand hoe het hem is vergaan? Volgens Fons heeft Kobus het onderwijs voortijdig verlaten en is hij gaan zeilen. Over de wereldzeeën. Hij schreef enkele boeken over zijn ervaringen. Aardrijkskunde, maar dan anders.


‘Het is triest met hem afgelopen. Ik heb begrepen dat hij in de Stille Oceaan is verongelukt. Orkaan. Schipbreuk.’


'Toch niet toevallig in Oceanië?’ wil ik weten. ‘Zou zo maar kunnen,’ zegt Fons. ‘Hoezo?’


Espunt, 19 mei 2014