In Memoriam

Gerlof Abels

1970. De Springweg getekend door Chris Schut. Links achter het hofje met nr 126, waar Gerlof 40 jaar verbleef, rechts, bij het uithangbord, nr 53 waar ooit de auteur woonde.




Bij het overlijden van Gerlof Christiaan Edmund Abels op 10 februari 2018, 6 juni 2018

In Memoriam Gerlof Abels (1942 – 2018)



9 mei 1970. Gerlof Abels bij het huwelijk van zijn goede vriend Cok van Veenendaal.




Op 10 februari 2018 overleed in Utrecht Gerlof Christiaan Edmund Abels. Hij werd 76 jaar. Deze tekst is een uitgebreide versie van een artikel dat ik aan zijn overlijden wijdde in de Reünisten Vox (het blad van de reünisten van de Utrechtse studentenvereniging Veritas) van mei 2018.

Zijn laatste verjaardag op zes januari vierde Gerlof Abels nog in zijn huisje aan de Springweg 126, omringd door zijn beste vrienden. Kort daarna kwam het bed in de kamer. Daar kwam hij niet meer uit. De kwaal die hij zo lang op afstand had weten te houden, had hem op dat moment al in een houdgreep. In het volgende een poging om een tipje van zijn levensloopsluier op te lichten, gebaseerd op eigen ervaringen en informatie verstrekt door zijn vijf jaar oudere zus Tonny, zijn Utrechtse kroeg- en bridgematen Pieter de Wit en Jan Stellingwerff (van de Gasterij, nu Lokaal 9) en zijn buurvrouw Adrianne Dercksen. Gerlof Abels werd in 1961 lid van Veritas en bekende zich tot de sociëteit Polypous. Hij behoorde in de jaren zestig tot de actieve Veritijnen. De in die periode gegroeide levensstijl beviel hem kennelijk zo goed dat hij in het verdere verloop van zijn leven weinig aandrang voelde om op dit punt al te veel burgerlijke concessies te doen.


Oog in Al

Ca. 1946. Gerlof midden. Zo te zien heeft de kleine Gerlof het even helemaal gehad (met iets). Kleuterschool bij zuster Ambrosine.


Zus Tonny over Gerlofs jeugd: ‘We woonden in Oog in Al, in de Goethelaan, vlak bij het Merwedekanaal waar parallel een sloot aan liep. Daar was hij vaak te vinden om salamanders te vangen, die onze moeder dan weken later uitgedroogd terug vond achter de bank!’ Was Gerlof meer een verzamelaar dan een wetenschapper? Hij was in ieder geval al jong ook een gedreven vogelaar, eveneens een vorm van verzamelen. Als lid van de Nederlandse Jeugdbond voor Natuurstudie ging hij als 15-jarige voor dag en dauw op excursie naar Amelisweerd om bij zonsopgang de vogeltjes te horen kwinkeleren. En vogels bleven zijn grote passie. Op die leeftijd was Gerlof ook een talentvolle tennisser.




1961. Bonifatiuslyceum Utrecht (vlakbij Veritas). Gerlof rechtsonder, naast hem vriendje Cok, boven hem vriendje Marius.


Vriendje van het allereerste uur was buurtgenootje Cok van Veenendaal. Ze zaten samen op het ‘kakschooltje’ van zuster Ambrosine. Op twaalfjarige leeftijd voegde Marius Verpalen zich bij hen. Ze gingen gedrieën naar het Bonifatius en vervolgens naar Veritas, lees Polypous.

Ik was niet helemaal onbekend met de buurt waar Gerlof opgroeide. Een van de leden van onze jaarclub (jaarclub Flikkerlicht), Fried van der Linde, woonde op de Goethelaan. Hij woonde nog thuis. Wij bezochten hem vooral op die momenten dat er een belangrijke voetbalwedstrijd werd uitgezonden. Op studentenkamers trof je in die tijd (jaren zestig) vrijwel nooit een tv-ontvanger aan. Het waren de jaren van “het grote Ajax” en dus waren we regelmatig te gast op de Goethelaan 67. Wij zaten steevast tweede ring. De beste plaatsen waren voor de vader en moeder van Fried en voor ome Toon, de broer van zijn moeder.


Ca. 1959. 5 gym dagje naar Amsterdam met meneer Vos, leraar Frans. Vierde van links Gerlof, vijfde van links Cok, vierde van rechts Marius.

Veritijn en student



1963. Het bestuur van de Veritassociëteit Polypous voor het academisch jaar 1963-1964. V.l.n.r. Manneke Pis, R.J.Kroon (Assessor), M.C.J.P. Verpalen (Abactis), G.Ch.E.Abels (Praeses), C.J.M.Lips (Fiscus I) en J.H.N.M. Zijlmans (Fiscus II).




Gerlof was twintig toen kort na elkaar zijn ouders overleden. Het moet een grote impact hebben gehad op zijn levenshouding. Ik kan me echter niet herinneren dat dit drama ooit aan de orde is gekomen. Kenmerkend voor Gerlof: relativeren, een zekere hang naar cynisme en uitgesproken flegmatiek. Je zou hem nu een coole gast hebben genoemd. Het enige dat we merkten van dit gezinsdrama was de nieuwe Renault 4 waarmee Gerlof op een bepaald moment kwam voorrijden. Voor de gemiddelde student uit die tijd een zeer riant bezit waar we overigens graag van meeprofiteerden. Overigens werd hij in de periode na dit drama liefdevol opgevangen in het kinderrijke gezin van Van Veenendaal. Vader Van Veenendaal had eindelijk een gast die verstand van bridgen en van schaken had.


Mijn eerste contact met Gerlof viel in mijn eigen groentijd. We schrijven september 1963 en Gerlof vormde samen met Cok en Marius het collegium van groenentoneelinstructeurs. Ter toelichting: het was gebruikelijk dat tijdens de groentijd een toneelstuk op muziek werd ingestudeerd. Enkele ouderejaars kregen de eervolle opdracht om de voorstelling te creëren en vervolgens ook in te studeren. De opvoering van het groenentoneel vormde de afsluiting van de groentijd. Meestal kwam men niet verder dan halverwege het openingslied omdat het gehoor, lees de ouderejaars, alles uit de kast haalden om hun weerzin tegen het nieuwe jaar en hun inferieure capaciteiten duidelijk te maken. Dat begon met overschreeuwen, vervolgens inleidende bekogeling (bij het scheiden van de markt had men grote hoeveelheden onverkoopbaar fruit en groente opgehaald), en het eindigde met een frontale aanval op het podium. Het daaropvolgende pandemonium liet men even opvlammen waarna de deuren opengingen en de Sint Salvatorharmonie binnenmarcheerde, waarmee de grote verbroedering kon beginnen.


Vijftig jaar later waren Gerlof en Cok eregasten op onze kroonjaarreünie in 2013. Marius had een bruiloft. Tijdens deze reünie deed Cok een tot mislukken gedoemde poging om nog één keer samen met ons het openingslied van het theaterstuk te zingen. De chaos was ongeveer even groots als 50 jaar eerder. Overigens zijn er, naar aanleiding van dit verhaal enige reacties binnengekomen van jaargenoten uit 1963 die zich niet kunnen herinneren dat er in 1963 überhaupt een begin is gemaakt met een opvoering van het groenentoneel.


Van het optreden van het drietal tijdens onze groentijd herinner ik me weinig meer. Vanwege mijn lengte was ik ingedeeld bij de knokploeg. Wij hadden een heldere gevechtstaak en waren vrijgesteld van toneelarbeid. Wij moesten tijdens de repetities het pand bewaken en insluipende ouderejaars naar buiten gooien. En tijdens de opvoering hadden we de ondankbare taak om de uitvoering zo lang mogelijk vol te houden.


Ons groenentoneel speelde zich af in de mythologische mist van het oude Rome. Een mist die ook de instructeurs het zicht op een coherente voorstelling ontnam. Later hoorde ik dat het drietal dagelijks om 12 uur samenkwam op Veritas en dan eerst meer gratis bier eiste alvorens een nieuwe acte te concipiëren. Een acte die diezelfde middag nog moest worden ingestudeerd.


Gebruikelijk was dat de betreffende acte de avond tevoren bij Gerlof thuis was gecreëerd. De volgende dag bleek dan dat de alkohol wel heel scabreuze teksten had opgeleverd. En dus moest er een vervangende tekst komen. Het aardige van zo'n groentijd is de creatieve herhaling. Zo kwam Marius Verpalen steevast binnen met een klein zwart hondje dat midden op de tafel werd gezet. Bij de dagelijkse begroeting dienden de foeten het hondje aan te spreken met 'goedemiddag mevrouw Cloris'. Essentieel was dat de begroeting liefdevol en welgemeend klonk.


Hoe anders de geest van die tijd was, mag blijken uit de eerste regels van het openingslied die in september 1963 geen enkele maatschappelijke opschudding veroorzaakten. Ze werden in 2013 terugvonden in het groenenboekje van mijn jaargenote Marijke Buwalda:

Groenentoneel 1963

(Tekst: Gerlof Abels, Marius Verpalen, Cok van Veenendaal)



Openingslied (eerste twee van vele coupletten)

Dit drama van weleer

Verplaatst u in de sfeer

Van strijd met zwaard en speer

Bloed, wraak en heldeneer


Leert heren uit dit spel

Dat ook in vroeger tijd

De vrouw de oorsprong was

Van alle narigheid



Deze frappante tekst werd in 2012 teruggevonden in het groenenboekje van Marijke Buwalda.

Omstreeks 1965 raakte ik nauw betrokken bij het reilen en zeilen van een groepje Veritijnen, waartoe naast Gerlof ook Raf Thomeer en Ernst van Rossum behoorden. Dat reilen en zeilen bestond in grote lijnen uit kaarten, drinken, biljarten en verplaatsingen tussen de toen bekende Utrechtse dranklokalen De Vriendschap en Arie op de Brug. Bij het kaarten en biljarten stond altijd iets op het spel. En het resultaat was steevast dat Gerlof nooit hoefde af te rekenen. Zoiets werkt verslavend en het heeft hem in ieder geval niet geholpen in zijn academische loopbaan. Zijn latere vriend Pieter de Wit, geen Veritijn wel kaarter, verwoordde het tijdens de crematieplechtigheid tamelijk beeldend:


‘Zo rond 1968 beëindigde Gerlof zijn studie geologie, niet in het Academiegebouw aan het Domplein maar op het nabij gelegen Wed in café de Vriendschap. In zijn keuzevakken, klaverjassen en biljarten, scoorde hij hoge cijfers.’


Zus Tonny zei het als volgt: ‘Helaas stopte Gerlof na zijn kandidaats met zijn geologiestudie. Volgens hem was er voor geologen geen droog brood te verdienen.’

Het is een wonder dat drie van de vier wel de eindstreep haalden. Gerlof heeft er alles aan gedaan om dat te voorkomen. Als ik op zondagavond met een weekendtas vol schoon ondergoed en vol leeftocht (mijn moeder was een schat) op het punt stond mijn kamer te betreden doken uit het duister en uit het niets mijn goede vrienden op. Voordat de deur van het slot was, was de zelfgemaakte boterkoek al soldaat gemaakt, de pindakaas verdwenen en had Gerlof hoogst persoonlijk het potje augurken naar binnen gewerkt. Mijn moeder heeft dit nooit geweten. Een enkele keer was er vergelding mogelijk als Gerlof zich in een achteloze bui liet ontvallen dat hij voor de hele week erwtensoep had bereid. Het zal duidelijk zijn dat die soep het eind van de week niet haalde. Veel last had ik ook van een door Gerlof ontwikkeld hulpmiddel, een kunstig verbogen metalen klerenhangertje waarmee hij via de brievenbus mijn voordeur open kon krijgen. Als ik dan net in mijn tweede REM-fase zat stonden onaangekondigd Gerlof met zijn trawanten naast mijn bed, luid toeterend: zetten! Wat zoveel betekende als: klaverjassen. Vluchten kon niet meer. Ook de tegenwerping dat ik om 9 uur op college moest zijn maakte geen enkele indruk.


Gerlof Abels had alles om een begenadigd geoloog te worden. Helaas geloofde hij er zelf niet in.




Het geloof in een academische carrière moet Gerlof al snel hebben verloren. Ik herinner me nog levendig de gang van het pand Nieuwegracht 39 waar hij in die tijd verbleef. Op dit adres bevond zich ook Polypous, een van de drie Veritassociëteiten. Hoezeer kun je een studentikoze kat op het spek binden? Links achter in de gang bevond zich Gerlofs kamer, vijf meter verder de sociëteit. De gang zelf was afgezet met een lint van steenmonsters door Gerlof verzameld tijdens het zomerse veldwerk in Spanje. Een jaar later lagen die er nog net zo, maar nu aangevuld met een nieuwe voorraad. Daar was voor tante Anna, de onvolprezen eigenaresse van het pand en de enige vrouw die de sociëteit mocht betreden, geen schoonhouden aan.


Het gebeurde in die jaren dat ook Gerlof wel eens van zijn werk werd gehouden door damesvisite. Heel duurzaam waren die contacten niet, maar dat gold niet alleen voor Gerlof. Wat wel specifiek voor Gerlof gold was de rol die zijn konijn speelde bij het opbouwen van een duurzame relatie. De knuffel had binnen de muren van Gerlofs kamer volledige bewegingsvrijheid. Meerdere malen toonde Gerlof ons vol trots de vorderingen die hij maakte op het punt van zindelijkheidstraining. Achter het voeteneind van zijn twijfelaar lag een keurige keutelkegel. Een meisje dat echt verliefd was, stapte daar nog wel overheen. Maar als ze dat, na afloop van een intiem samenzijn op blote voeten moest doen, kon de stemming snel omslaan. Gerlofs konijn was gek op leer, met een voorkeur voor schoenen en tasjes.



1968. Praagse Lente

Of Gerlof er officieel al een punt achter had gezet weet ik niet meer, maar in augustus 1968 vond hij het nodig, hij sprak van dreigende overbelasting, om er even tussenuit te knijpen. Hij had ergens opgepikt dat het feest was in Praag was en niet duur. Iemand had het IJzeren Gordijn een stukje opengetrokken. En hij bezat nog steeds een Renault 4. Wij waren net op tijd. De Russen waren al onderweg om het gordijn weer dicht te trekken. De sfeer in Praag was surrealistisch. Wisselen op de zwarte markt maakte ons op slag welgesteld. Was dit het leven dat ons in eigen land te wachten stond? Kelners raakten het spoor bijster van de ongestructureerde reeks bestellingen die we op hen afvuurden. En ’s nachts mochten we optreden in de nachtclub op de hoogste verdieping van ons hotel. We hadden veel succes met een liedje dat in die tijd in onze kringen nogal populair was. De muzikanten pikten de begeleiding moeiteloos op. Als de aanwezigen Nederlands hadden verstaan, waren ze misschien wat minder enthousiast geweest. Nu reageerden ze vooral uitgelaten op onze bravour, op onze zuivere samenzang en op de vrolijke deun. De nogal scabreuze tekst ontging ze (Het zedeloze paard had nog wat zaad bewaard – Het dacht, je kan niet weten, misschien voor na het eten.).


Op de heenweg zat Gerlofs autootje vol, op de terugweg nog voller, want Gerlof had in Praag voor een prikkie een enorme sousafoon op de kop getikt die zich tussen de passagiers op de achterbank had gewurmd. Het was afzien maar het hielp ons ook bij een soepele grenspassage. Met een ‘Ach so, Ihr seid Musiker,’ konden we zonder controle naar huis. Niet onbelangrijk omdat er een geruchtenstroom op gang was gekomen over een op handen zijnde invasie waardoor de grenswachten een stuk nerveuzer waren dan bij de heenreis.


1968. Praag. Gerlof wist er voor een prikkie een sousafoon op de kop te tikken en verwierf zich daarmee een positie in de wereld van de jazz.




Voor Gerlof betekende de sousafoon een nieuwe loot aan zijn postacademiale boom die langzaam maar zeker werd opgetuigd. Een boom vol kaartspelen, later werd hij een erkende bridgespecialist en –docent (onder meer aan de Volksuniversiteit). Een boom ook vol muziek. Met zijn sousafoon verwierf hij een positie in de wereld van de klassieke jazz (onder meer als lid van de East Creek Jazz band, New Orleans stijl). Een uitgelezen mogelijkheid om jarenlang actief zijn geliefde muzieksoort te beoefenen. Daarbij versleet hij de nodige tuba’s omdat hij ze steevast achterliet in zijn auto die hij steevast niet afsloot. Op een zeker moment heeft vriend en bandlid Rob Kraaij, onder grote tegenzin van zijn vrienden, voor hem nog een instrumentenfonds in het leven geroepen.


We laten nog even Pieter de Wit aan het woord over Rob Kraaij:


Moppen en verhalen door Gerlof zijn een verhaal apart. Als laat in de avond in de kroeg de moppen aan bod kwamen en Gerlof zijn beurt opeiste, dan kon het wel twee uur duren voordat je wist wat nu echt de clou van zo’n Gerlofmop was. Als hij klaar was hadden de meesten van zijn vrienden, zonder dat hij het in de gaten had, al een uur of langer daarvoor het café sluipend verlaten. Het verhaal van het bendelid Rob Kraaij, ik bedoel hiermee een lid van de muziekband van Gerlof, heb ik in die bijna vijftig jaar dat ik hem ken ongeveer 150 keer aan moeten horen. Bij Rob was ingebroken. Rob belde de politie en op de vraag van de politie waar de inbreker was, antwoordde Rob: ” daar zit ik op”. Na zijn genoegzame lachje zegt Gerlof: “ Piet, het verhaal gaat nog verder”. Rob werd door de politie gebeld en moest zich direct melden op het politiebureau omdat er door de inbreker aangifte van mishandeling was gedaan. Toen Rob de trap van het politiebureau opliep kwam daar fluitend de net losgelaten inbreker aan. Met aansluitend natuurlijk weer Gerlofs vileine lachje.


De East Creek Jazzband


2003. Boschstraat Banjo Band. Liggend Gerlof, tuba rechtsachter. Linksachter met trompet Henk Alberts die ook zijn compaan was bij veel vertaalwerk.


Samen met Cok en Marijke rond de roulettetafel. Zo wordt geluk heel gewoon.



Kaarten was voor Gerlof niet alleen een middel om even te ontspannen, het werd in de loop van de tijd ook een inkomstenbron. Gerlofs spitse brein stond in de kroeg garant voor gratis drank. Later schnabbelde hij bij met het geven van bridgeles, onder meer bij Bridgeclub DDS (Door Durf Sterk) en aan de Volksuniversiteit. Hier past de volgende anekdote, aangedragen door Pieter de Wit:

De cursus aan de Volksuniversiteit heeft hij noodgedwongen een keer enige weken moeten onderbreken. Er stonden nog wat parkeerbonnen open welke hij op staatskosten op het Wolvenplein mocht uitzitten. Hij kwam daar in contact met wat langdurig gedetineerden en om de tijd de doden nam hij met drie van deze lieden plaats aan de bridgetafel. Deze bridgeontmoeting heeft geresulteerd in een prachtige, door hem geschreven bridge-anekdote, die door de ons allen bekende bridgerecensent Toine van Hoof met een fraaie toelichting in de Volkskrant is gepubliceerd. De titel van het stuk is “Doctor Plint laat Oost-West brommen”. Hiermee is ook verklaard waarom hij ook wel eens doctor Plint werd genoemd, een door hem dus zelf verzonnen naam.


De kost verdienen


Gerlof samen met John van Veenendaal, de jongste broer van Cok.




De derde loot aan Gerlofs postacademische boom was schrijven, of beter nog: vertalen. Veelal samen met zijn maat Henk Alberts, die ook deel uitmaakte van het orkest. In totaal een kleine 50 titels. Zus Tonny:

Hij ging verder als vertaler. Nu ging dat laatste hem zeer goed af, samen met Henk Alberts heeft hij heel veel boeken over de meest uiteenlopende onderwerpen uit het Engels, Frans en Duits vertaald. Ook verzorgde hij jarenlang de ondertiteling van natuurfilms bij de EO. Ik heb hem wel eens omschreven als een homo universalis: niet alleen in zijn eigen, oorspronkelijke vakgebied, de paleontologie, was hij thuis, maar daarnaast op vele andere terreinen: vogels, bridge, munten, geschiedenis en natuurlijk muziek. Vogels waren zijn grootste passie.’

Pieter de Wit merkte daar nog het volgende over op:


‘Gerlof werkte aanvankelijk bij uitgeverij het Spectrum in de Meern en of dat parttime was, weet ik me niet te herinneren. Later werkte hij als freelance-vertaler in Hilversum. Daarnaast vertaalde hij ook boeken waarvan hij vond dat de Belastingdienst daar geen weet van mocht hebben. Zo vertaalde hij een boek over Backgammon en hij vroeg mij of dat op mijn naam kon. Ik stemde natuurlijk daarmee in. Gerlof bleef in ieder geval buiten schot maar de belastingaanslag viel wel bij mij op de mat. Gerlof zou nu gezegd hebben: ”Piet, die jongens van de belastingdienst van toen deden het in ieder geval beter dan die van nu.”, met natuurlijk daar achteraan zijn vertrouwde genoegzame lachje.’


Gerlof Abels auteur.pdf(1.15MB)

Voor een overzicht van de boeken die Gerlof, vaak samen met Henk Alberts, vertaalde, zie hier:


Tot slot

In de loop van de jaren zeventig verdwenen zijn oude vrienden (waaronder ondergetekende) uit Utrecht en uit zicht. Gerlof omringde zich met nieuwe maatjes en volhardde in het leven dat bij hem paste. Hij verhuisde naar een hofje aan de Springweg waar hij ging samenwonen met Charlie, zijn hond (“het goddelijke dier”), en een opblaasbare T Rex (een geschenk van Jan Stellingwerff en Jan Chris van Kooten) die hem scherp in de gaten hield en voor onheil moest behoeden. Maar er bestaat een soort onheil dat zelfs een opblaasbare T Rex te machtig is.


Buurvrouw Adrianne Dercksen:

Een buurt wordt bepaald door de mensen die er wonen. En in de Springhaverbuurt wonen veel markante mensen. Gerlof was er daar één van. Hij woonde er ruim veertig jaar. Buurtgenoten kenden hem van café Springhaver. Jarenlang schuifelde hij erheen om onder het genot van een kop koffie met extra suiker de kruiswoordpuzzels uit de krant te maken. En praatjes aan te knopen met mensen op het terras. Op weg erheen of terug naar zijn huis op de Springweg, legde hij vaak even aan bij deze en gene, zoals Aly van de uitdragerij. In de namiddag schuifelde hij nogal eens naar De Rat om vrienden te ontmoeten. En bij mooi weer zat hij op het groene bankje en sprak voorbijgangers aan. In zijn jongere jaren, toen hij nog tuba speelde, luisterde hij met zijn muziekvrienden altijd het tweejaarlijkse buurtfeest op en liepen ze al musicerend door de Springweg.


In 1998 werd bij Gerlof longkanker geconstateerd. Zijn reactie was karakteristiek en stoïcijns: een kankertje. De verpleging op het Diakonessenhuis liep met hem weg. Zijn oude vriend Marius Verpalen, intussen longarts, hielp hem er met een nogal experimentele aanpak van af. Uit die periode herinnert Pieter de Wit zich de volgende anekdote:

Gerlof werd, wat in die tijd nog niet gebruikelijk was, eerst bestraald en daarna geopereerd én met gunstig resultaat. Toen ik hem een keer bezocht in het Diaconessenhuis trof ik hem aan met een telefoon in zijn hand, voor Gerlof nogal ongebruikelijk. Hij liet mij weten dat hij werd lastiggevallen door de thuiszorg. Dit met het oog op zijn terugkeer naar de Springweg. Hij probeerde de thuiszorg duidelijk te maken dat thuisverpleging niet nodig was. En bovendien kwam het hem ook niet uit omdat hij de komende week toch niet thuis zou zijn. Reden: deelname aan de marathon van New York.


Zwaarder getroffen werd hij vervolgens door een hersenbloeding die zijn linkerarm vrijwel uitschakelde. Met zijn verzwakte longfunctie maakte dat het musiceren op een zeker moment te zwaar. Anderhalf jaar geleden was ‘het kankertje’ terug. Zijn actieradius werd snel kleiner. Van zijn huis naar Springhaver lukte nog wel. Daar las hij zijn krantje en loste de puzzels op bij een kopje koffie met appeltaart. Tot ook dit niet meer ging.


Buurvrouw Adrianne:

De laatste jaren was huishoudelijk hulp onontbeerlijk. Wanneer er een nieuwe huishoudelijk hulp was, hoorden wij jazzmuziek door de muren komen. Zijn manier om een nieuwe hulp, die hij steevast “mijn werkstertje” noemde, te verwelkomen. Sinds een jaar was meer hulp nodig. Gerlof vond van niet. Er zijn vele ambulancemedewerkers langs geweest om hem te helpen als hij weer eens was gevallen. Ook menig buurtgenoot is komen opdraven om Gerlof te helpen als hij op straat of in huis was gevallen. “Ik val bijna nooit, bleef hij maar volhouden tegen iedereen die er was, het gaat prima als ik maar weer sta en als ik maar de goede schoenen aan heb.”


Zijn optimisme, taaiheid en doorzettingsvermogen om er iedere dag weer te zijn was bewonderenswaardig. Hij zal nog lang herinnerd worden als een bijzondere buurtgenoot.


Wie googlet op Springweg 126 stuit onder meer op de registratie van de noodoproepen op 112. Daaruit valt af te leiden dat Springweg 126 'een bekend adres' was voor de ambulancedienst...

Een speelse vorm van superioriteit, ongetwijfeld opgepikt in zijn studententijd en vervolgens niet meer gecorrigeerd in een leven na de studie, heeft bij Gerlof tot tamelijk dwingende omgangsvormen geleid. Zonder humor niet te pruimen, met humor een vorm van improvisatietoneel.


Toen zijn rechterarm niet meer meedeed, werden bepaalde handelingen voor Gerlof lastig, zo niet onmogelijk. Maar hij had er geen enkele moeite mee als wij in een restaurant zijn biefstuk in prikbare blokjes sneden. Sterker nog, hij verwachtte niet anders en gaf ook luide aanwijzingen hoe hij bediend wilde worden. Ook buurvrouw Adrianne had daar ervaring mee:

Birgitta en ik waren respectievelijk 35 en 21 jaar zijn buurvrouw. Hij belde geregeld bij ons aan of liep door de tuin naar onze achterdeur. Wij hebben gelukkig geen schuttingen tussen onze tuinen. ‘Heb je de sijsjes gezien, ze zitten in de boom achter.’ Soms plaagde ik hem en zei dat het volgens mij groenlingen waren (die lijken er nogal op). Dan stond hij tien minuten later weer voor de deur met een vogelboek. Ook vlinders hadden zijn warme belangstelling en hij kon enorm mopperen op Birgitta als ze brandnetels wegtrok. Want daar legden de gehakkelde aurelia en andere vlinders hun eitjes op. Een aantal jaren geleden sleepte Gerlof almaar stenen zijn tuin in die hij ergens op straat vond. Hij wilde een terras aanleggen. Toen Birgitta en ik wat bedenkelijk keken zoals wel vaker bij zijn plannen en voornemens, wuifde hij onze bedenkingen weg. Dat terras zou er heus wel komen. Het is er gekomen, door Birgitta aangelegd. ‘Heb je een minuutje, ik heb de hulp van een sterke vrouw nodig.’ Hij verwachtte dan dat ik onmiddellijk meekwam om een pot open te draaien, een gebroken glas op te vegen, de televisie aan de praat te krijgen. ‘Ga je nog boodschappen doen? Kun je dan batterijtjes meenemen? Ik heb ze nu nodig. ‘Er is een baby geboren aan de overkant, kun jij even een babykleertje gaan kopen bij de HEMA…..’ Birgitta reed hem nogal eens naar het ziekenhuis of voerde wat oude stoelen af naar de milieustraat die al maanden in de weg stonden. De laatste jaren schakelde hij Paul uit de Haverstraat of andere buurtgenoten in om hem ergens heen te rijden of een klusje voor hem te doen.


Maar hij zei ook: ‘Ik heb bij de HEMA lekkere witte wijn gekocht, Touraine, en daarvan gaan we vanmiddag om vijf uur in de tuin een glaasje drinken.’ Gerlof nodigde je nooit uit, ook niet voor zijn verjaardag, maar zei gewoon: ik verwacht je dan en dan. Het liefste vertelde hij dan verhalen over zijn archeologische opgravingen.'


In 2013 kwam mijn jaar 1963 bijeen in de hortus van de universiteit om haar tiende lustrum te vieren. Onze groenentoneelinstructeurs Gerlof en Cok (Marius was jammer genoeg verhinderd) waren erbij. Het leverde nog een paar mooie plaatjes op. Zie hieronder.


2013. Cok en Gerlof als eregasten op de reünie van het jaar 1963.

2013. Hortus universiteit. Gerlof en Marijke Buwalda.

2013. Utrecht, Nieuwe Gracht 39. Het adres van Tante Anna, van Gerlof toen en van de sociëteit Polypous. Hier samen met enkele andere oud-polypeuten. V.l.n.r. Raf Thomeer, Edzard Scholtens, Cok van Veenendaal, Gerlof Abels en Jan Boleij.



Tijdens de crematiebijeenkomst speelden zijn oude maten zijn favoriete stuk Up a lazy river (hier de uitvoering van de Dixieland Streetband, collega's van de orkestjes waarin Gerlof heeft gegloreerd) van Hoagy Carmichael:


Up a lazy river by the old mill run

That lazy, lazy river in the noonday sun

Linger in the shade of a kind old tree

Throw away your troubles, dream a dream with me


Wie Gerlof heeft meegemaakt kan wel aanvoelen waarom deze song hem aansprak. Weinigen hebben hem echt gekend. Was Gerlof aardig? Soms. Maar hij was soms ook een nurkse vrijgezel. Met zijn humor spaarde hij niemand, ook niet zichzelf. Was hij boeiend? Ongetwijfeld. Boeiend, slim en kleurrijk. Een levenskunstenaar of op de vlucht? Misschien wel beide. Gerlof liet zich niet kennen. Er zijn veel stukjes van het verhaal. Elk stukje is de moeite waard. Dat geldt hopelijk ook voor dit stukje.


Gerard van de Schootbrugge (j.v.a. 1963), 6 juni 2018


P.S.


2018. Buurvrouw Birgitta van Springweg 124 toont trots de Reünisten Vox die ze zojuist heeft ontvangen.




Op de hete zaterdagmorgen van 26 mei 2018 belde ik aan op Springweg 128 bij buurvrouw Adrianne Dercksen om haar een exemplaar van de Reünisten Vox te brengen. Er werd niet opengedaan. Ook op 126, het adres van Gerlof, geen teken van leven. Op de stoep voor het raam een mobiele pisbak. Ik gluurde naar binnen. Daar werd duidelijk verbouwd. Daar werd 40 jaar Gerlof uitgewist. Gezien de pisbak werd ook het sanitair onder handen genomen. Op nummer 124 had ik beet. Buurvrouw Birgitta Royakkers deed open. Zij toonde zich blij verrast met mijn komst. Aan de deur raakten wij even aan de praat. Ik vertelde dat ik eind jaren zestig enkele jaren op het adres Springweg 153 (naast Van Beest, de paardenslager en naast Peter Vos) had gewoond. Schuin aan de overkant. Of ik dan misschien Martin Pranger kende? Nou en of. En zijn toenmalige vrouw Yvonne? Nou en of. Dat was haar zusje. Je trekt ergens een lade open en voor je het weet valt er een hele archiefkast om. Terwijl Martin en Yvonne in het achterhuis samenleefden, stond Gerlof zich, na een avondje De Vriendschap, met zijn Bromhaak (Brom was in die tijd en in die kring mijn bijnaam, ingegeven door mijn toen opvallende snor) wederrechtelijk toegang te verschaffen tot het pand Springweg 53. Even later moeten Martin en Yvonne wakker zijn geschrokken van zijn dwingende en luide commando: zetten, als hij samen met zijn maten aan mijn bed stond. Ik in ieder geval wel.

Springweg 126 met het bankje van Gerlof. Het lege bankje.