Nog net op tijd voor Wim Kan

Kort verhaal, 16 januari 2017

Nog net op tijd voor Wim Kan (oudjaar in de Fifties)






‘Maaahaaam, de bel!!’


Mijn broertje Joep. Je zou hem moeten zien. Stuitert als een rubberballetje door de kamer. En ja hoor, weer een voltreffer. Stuitert ie net een beetje te veel de hoek in waar mijn vader de krant zit te lezen. Krijgt ie een schop onder zijn kont. Daar hoeft papa de krant niet eens voor neer te leggen. Hij leest en dan gewoon pats. Raak. Papa is altijd een goeie voetballer geweest. Het lijkt wel of Joep van elke lel harder gaat stuiteren. Vanavond mag hij voor het eerst opblijven. Hij is zeven, ik ben tien. Het is oudejaarsavond. En dat gaan we vieren met ome Wout en tante Roos.


‘Nee, hè, hoe laat is het in godsnaam?’ Mijn moeder is altijd een beetje paniekerig. Dat komt omdat ze het graag heel goed wil doen. Ze is nu aan de afwas, samen met mijn zusje Loes. Loes is twaalf. Loes, Sjoerd en Joep. In de buurt noemen ze ons de familie oehoe. We kregen vanavond geen toetje. Anders blijf ik maar met de oliebollen zitten, zei mijn moeder. Er zijn ook appelflappen, maar die lust ik niet.


‘Het is tien over zeven, Marjan,’ roept mijn vader een beetje narrig vanachter zijn krant naar de keuken. Als hij de krant leest moet je hem niet storen. Dat weet iedereen, behalve Joep. En vooral niet op oudejaarsavond want dan wil hij weten wie er allemaal dood zijn gegaan.


‘O nee, hè. Wout en Roos, nu al?’ Mijn moeder heeft het niet meer. Dat kun je altijd heel goed horen. Dan gaat ze heel hoog praten. Zeg maar rustig gillen. ‘We zijn nog lang niet klaar.’

Opnieuw de bel, nu wat langer.

‘Ga jij eens even kijken, Sjoerd,’ zegt mijn vader.

Ik ren naar de deur, Joep achter me aan.

‘Blijf daar Joep. Papa vroeg het aan mij.’

Joep blijft op een afstandje staan en begint op de plaats rust te stuiteren.

Weer de bel.

‘Sjoerd,’ gilt mijn moeder uit de keuken. Ze kan nu ieder moment ontploffen. Ze is al dagen druk met vanavond.

‘Jaha, ik doe al open.’

Ik kan maar net bij de bovenste knip.

‘Donder op, Joep’.


Die mongool staat ineens weer naast me te stuiteren. Op het stoepje voor de deur geen ome Wout en ook geen tante Roos. Wel een enorme man. Een politieagent. Zo, dat is even schrikken. Mijn knieën beginnen zomaar raar te doen. Op de straat staat zijn motor. Een harlie, dat weet ik toevallig. Met zijspan. Nog van de jenks geweest. Hebben ze na de oorlog hier laten staan. Die ouwe troep hadden ze niet meer nodig. Ze hebben zelf veel betere harlies. Nu rijdt de politie er op. Dat heeft mijn vader wel eens verteld. De grote politieagent heeft een helm op. Zijn motorbril heeft ie op zijn helm geschoven. Volgens mij vriest het behoorlijk.


‘Zo jongeman, is je vader ook thuis?’

‘Eh…., ja meneer. Zal ik hem roepen?’

‘Graag. Zeg maar dat Van de Geest er is.’

‘Een politie, een politie,’ stuitert Joep naar binnen. ‘Een beest.’


Kijk, nou wordt papa ook wakker. Hij laat de krant uit zijn handen vallen en springt op. ‘Hier blijven,’ zegt hij tegen ons. Mama staat in de opening van de keukendeur. Ze veegt haar handen af aan haar schort en haalt ze vlug even daar haar haar. Loes staat naast haar.


Joep en ik luisteren bij de kier van de kamerdeur. Als papa weer binnenkomt, krijgen we die deur in ons gezicht. We donderen we bijna achterover. Au. Ik krijg een gemene por van mijn vader. De grote politieagent loopt achter hem aan. Je voelt de vloer gewoon een beetje golven.


Papa is ook van de politie, alleen kan je dat bij hem niet zien. Dat moet je weten. Hij is nooit in uniform. Hij hééft wel een uniform, maar hij hoeft het nooit aan. Volgens mijn vriendjes is papa een stille, maar dat durf ik hem niet te vragen. Volgens mijn vriendjes moet je aan een stille nooit iets vragen. Die zeggen toch niks terug. Papa moet boeven vangen en dat gaat volgens hem beter zonder uniform. ‘Anders zien ze me in de verte al aankomen,’ heeft ie me wel eens verteld. Kan je begrijpen. Je kan ze pas pakken als je heel dichtbij kan komen. Ik denk dat ie heel goed kan sluipen. Zoals Witte Veder.


Soms, op zondagochtend, trekt papa voor de grap zijn uniform wel eens aan. Met riem en een echte revolver in een soort tasje. Mama is doodsbang voor dat ding. Hij heeft ook een gummiknuppel met een grote scheur er in. Daar heeft ie vast een zuiplap een knal mee gegeven. Die dronken lorren luisteren niet heeft hij me wel eens verteld. En ze voelen ook bijna niks, dus je moet echt hard meppen. Met dat uniform aan kan je bijna niet geloven dat het papa is. Die pet. Joh, dan is ie echt groot en sterk. Dan pakt ie mama wel eens stevig vast. Dan gaat ze ook hoog praten maar anders dan nu. Meer een soort giechelen. ‘Hou op Leo,’ zegt ze dan, ‘de kinderen zijn erbij.’ Net of dat wat uitmaakt. Maar volgens mij vindt ze het stiekem wel leuk. En papa zegt dan: ‘Als ik toen was opgehouden waren er nu helemaal geen kinderen bij geweest. En daar snap ik dan weer geen sikkepit van.


Soms moet ie optreden met het muziekkorps van de politie. Dan heeft ie natuurlijk zijn uniform aan. Met witte handschoenen. Heeft mijn moeder eerst de hele dag gestreken en knopen gepoetst. Hij loopt altijd vooraan met zo’n grote trommel aan een mooie witte riem.


‘Dag Marjan,’ zegt de grote politieagent tegen mijn moeder. Ze kennen elkaar. Zeker van de politiefeestjes. Eén keer per jaar is er groot feest in hotel Gooiland. Makkelijk. Zit zo’n beetje naast het politiebureau. Volgens mijn vriendjes wordt er op die avond overal ingebroken.


‘Dag Joop,’ zegt mijn moeder tegen de grote politieagent, ‘is dit nu echt nodig? Op oudejaarsavond. Er komt zo visite. Wat is er allemaal aan de hand?’

‘Sorry, meid, maar we hebben Leo even nodig. Er zit iemand op het bureau waar hij even mee moet babbelen. Een ouwe bekende van hem, snap je? Zochten we al een tijdje. Wilde vanavond bij zijn moedertje een oliebolletje prikken. Daar zijn we dus even langs geweest.’

‘Is dat nou zo erg?’ zucht mijn moeder.


Mijn vader trekt zijn pantoffels uit en zijn schoenen aan. Jas, hoed. Dan geeft hij mijn moeder een kusje en ons een aai en roept dat hij vlug weer terug is. ‘Ik ben vóór Wim Kan weer terug’. En als ie al bijna weg is, steekt ie nog even zijn hoofd om de hoek van de deur en roept: ‘De krant nog niet naar de wc Marjan.’ Bij ome Wout en tante Roos hebben ze heel zacht papier op een rolletje. Dat kan Bruin bij ons niet trekken, heeft mijn vader een keer gezegd. Bruin? Op de plee? De ouwe kranten hangen bij ons in repen aan een touwtje en daar kan je dan je kont mee afvegen. Sorrie, je bibs. Sommige reepjes zijn leuk om te lezen. Staat er nog een stukje Suske en Wiske op. Ik zoek tussen de repen dan wel eens naar het vervolg. Ik heb Joep geleerd dat hij eerst moet lezen en dan pas vegen. Die sukkel deed het eerst andersom.


Voor het raam zien we papa in de zijspan stappen. Hij houdt zijn hoed vast als ze wegscheuren. Aan de overkant bij Van Kantelen staan ze ook voor het raam. Een raam vol. Met zijn dertienen. Die houden altijd alles in de gaten. Ik denk omdat ze verder niks te doen hebben. Spelletjes of zo, die hebben ze natuurlijk niet. Ze zijn hartstikke arm. Ze hebben niks, behalve kinderen.


Weer de bel. Het is halfnegen. Dat zouden ome Wout en tante Roos wel eens kunnen zijn. Joep schrikt wakker. Het was net even rustig. Ja hoor, hij staat al weer te stuiteren. Wat een oelewapper.

‘Nou, daar zal je de visite hebben,’ zegt mama, die net klaar is met de koffie. ‘Doe jij even open, Sjoerd?’

‘Ophoepelen Joep. Mama vroeg het aan mij.’


Ome Wout en tante Roos. Dat wordt leuk. Eerst spelletjes met tante Roos en dan vuurwerk met ome Wout. Ik neem wel wat leuk spul mee heeft ie tegen mijn vader gezegd. Ome Wout is de jongste broer van mijn vader. Hij is vorig jaar getrouwd met tante Roos. Ome Wout zit op de grote vaart. Dat vindt hij leuk en tante Roos niet. Daarom zoekt hij nu een baantje aan de wal.


‘Sjoerd, kerel, wat ben jij een ketelbink geworden,’ zegt ome Wout tegen mij als ik de deur open heb gekregen. ‘Die knaap ligt goed op koers, Roos. Dat zie je zeker wel.’ ‘Dag Sjoerd,’ zegt tante Roos en pakt voorzichtig mijn hand. Ik schiet in een soort kramp. ‘En kijk, wie hebben we daar? Onze kleine zoetwatergarnaal. Joeperdepoep staat op de stoep en laten we vrolijk wezen.’ Joep vindt alles mooi. Eindelijk. Ome Wout. Bij Van Kantelen staan ze allemaal weer met hun snotneuzen tegen het raam gedrukt. ‘Alsof er een kudde naaktslakken op bezoek is geweest,’ zegt mijn moeder altijd als we er langs lopen.


Ome Wout sjouwt twee grote koffers naar binnen, zet ze midden in de kamer neer en zegt ‘We gaan een feestje bouwen, of niet dan?’ We roepen allemaal heel hard ja, alleen mijn moeder hoor ik niet. ‘Ik mis de stuurman. Waar is Leo?’


‘Die komt zo,’ zegt mijn moeder zenuwachtig. Wat is het toch een zenuwpees. ‘Ze hadden Leo nog even nodig op het bureau.’

Voorzichtig begluur ik tante Roos. Ik moet wel. Ik kan niet anders. Maar ze mag het niet merken. ’s Avonds in bed denk ik wel eens aan haar. Eigenlijk heel vaak. Wat is ze mooi!. Als ze ontdekt dat ik gluur, ben ik zwaar de pineut. Dan krijg ik zeker een enorme boei en dan weet ze natuurlijk gelijk alles. En als ze dan ook nog aan ome Wout verklapt dat ik verliefd op haar ben, nou dan… Ja wat dan? Dan vertelt die het natuurlijk aan mijn vader. Dan kan ik beter gelijk emigreren. Naar Canada. Daar is Hans Veldkamp vorig jaar naar toe gegaan. Daar vindt niemand je. Ik moet vanavond heel voorzichtig zijn met kijken.


‘Kan ik je ergens mee helpen, Marjan?’ vraagt tante Roos, terwijl ze naar de keuken loopt. Loopt? Het lijkt wel of ze danst. Zo, ze is in de keuken. Kan ik even bijkomen.

‘Wat zit er allemaal in die koffers, ome Wout?’ vraagt Joep.

‘Niet te dichtbij dekzwabbertje. Je staat zo raar te sjumpen, het lijkt wel of er een zwerm kwallen in je broek zit. Als je straks op die koffer klettert, knallen we met zijn allen door het kombuis naar buiten.’

‘Even rustig aan Wout,’ zegt tante Roos, die met een vol dienblad uit de keuken komt. ‘Maak die jongens nou niet gelijk helemaal hoteldebotel. Eerst een bakkie troost met wat lekkers. Wat jij Sjoerd? Jij bent inderdaad gegroeid, zeg. Zit je al op voetballen?’

‘Nog niet tante, ik moet van mijn vader eerst mijn linker been verder trainen. En ik moet ook sparen voor echte kiks.’

'Kiks?'

'Voetbalschoenen, Roos,' helpt ome Wout die goed in engels is. 'Kicks met ck; is engels voor voetbalschoenen.'

‘Heel verstandig, Sjoerd,’ zegt ome Wout. ‘Wij zeggen altijd: met één been op het dek ga je zeker op je bek. En met één been op het veld word je nooit een voetbalheld. Hoe vind je die?’


Zoals tante Roos me aankijkt. Zal je altijd zien, krijg ik natuurlijk kiks in mijn keel. Ik bedoel een kikker. Ik raak helemaal in de war en dat komt door tante Roos.

‘Ik hoop dat je vader niet te lang wegblijft,’ zegt ze. ‘Dat zou toch wel heel ongezellig zijn.’

‘Hij is vóór Wim Kan weer terug, tante,’ zegt de kikker.

‘Mooi. Hier, voor jullie allemaal ranja. En een oliebol.’

Zou ze niks zien? Of is ze misschien ook een beetje gek op mij? Dat ze het wel leuk vindt als ik een beetje kleur. Nou ja, beetje? Knallen zal je bedoelen. Vuurwerk maar dan in mijn kanis.


‘Mooie boom, Marjan,’ zegt tante Roos. ‘Zijn de drie koningen al onderweg?’

‘Ze staan al op de trap,’ stuitert Joep. ‘Melchior heeft geen arm meer.’

Omdat jij hem van de trap hebt gekegeld, Joep. Dat denk ik, maar ik hou mijn mond. Voor je het weet kijkt tante Roos me weer aan. En ik ben net weer een beetje afgekoeld.

‘Nou mannen, daar gaat ie dan.’

Eindelijk mogen we zien wat er in de koffers zit. Ome Wout knielt op de vloer en maakt de eerste koffer open. Mijn moeder schrikt zich helemaal te pletter en begint te gillen. De koffer zit vol vuurwerk.

‘Wat is dat in hemelsnaam?’ gilt mijn moeder. ‘Waar komt die rommel vandaan?’

‘Rustig maar, Marjan. Knap trouwens hoe je een gillende keukenmeid nadeed. Niks aan het handje, hoor. Wat spul van de V&D en de rest uit Engeland. Kijk, dit zijn nou rotjes. Vijftig cent voor een pakketje van tien. Twaalf kanonslagen voor een gulden. Hier, de echte gillende keukenmeiden, een soort voetzoekers. Een setje met wat duivelsbommen en luchthuilers. Voor f 1,95 schrikt de hele straat zich straks het lamlazerus. Koopje.’

‘En dat, ome Wout, wat is dat voor spul?’ wil ik weten.

‘Dat komt uit Engeland Sjoerd. Meegesmokkeld. Dat zijn Bangers. En hier, deze jongens, dat zijn Red Rockets. Een handjevol Supersonic Bangs; zijn hier verboden. Speciaal voor Joep heb ik Morning Sparklers en Snow Drops meegenomen. Een soort sterretjes, maar dan Engels. Veel mooier.’

Mijn moeder slaat haar handen voor haar ogen alsof de hele zaak elk moment kan ontploffen. ‘Naar buiten met dat oorlogstuig, Wout. Zet maar in de achtertuin. Ik hoop dat Leo gauw thuiskomt.’

Daar was ik al bang voor. Mijn vader wil natuurlijk niet dat wij met zulk gevaarlijk vuurwerk de straat op gaan. En dan ook nog gesmokkeld. Joep heeft eigenlijk best een goed idee. ‘Zullen we het gelijk afsteken, ome Wout? Het is nu nog lekker rustig buiten.’

‘Geen denken aan,’ zegt mijn moeder. ‘Achtertuin. En vlug een beetje. Jullie lijken wel gek.’

Even later gaat de tweede koffer open. Daar komt weer heel wat anders uit. Een pik kup! Ik heb er wel eens van gehoord maar nu zie ik hem in het echt. ‘Kijk,’ zegt ome Wout, ‘een draagbare pickup van Philips. Prima apparaatje. We gaan vanavond plaatjes draaien. Hoe vind je dat?’ Het boxje wordt bij een stopcontact gezet. De kerstboom moet even uit. Ome Wout klapt het ding open, legt er een elpee op, zo noemen ze zo'n grote schijf, en draait het geluid op zijn hardst. ‘Moet je horen, Moppen van Max Tailleur. Dat is zo’n joodse moppentapper. Hartstikke scheel, maar moppen tappen, als de beste. Bram en Moos. Om je rot te lachen.’

Het pik kupje is een wonder, maar van die moppen snappen we niks. De enige die dubbel ligt, is ome Wout. ‘Zet maar een muziekje op, Wout,’ zegt tante Roos na drie moppen die niemand heeft begrepen. ‘Dat is misschien leuker. Doe maar die van Johnny Jordaan.’ ‘Eerst even wat anders,’ zegt ome Wout met een knipoog naar Loes. ‘Voordat Leo thuiskomt. Kan nog net even.’

Ik weet bijna zeker dat mijn vader deze muziek vreselijk vindt. Trouwens mijn moeder ook. Soms zingen ze samen: Zilverdraden tussen het Goud. Dat klinkt heel anders. Maar nou kan Loes ineens niet meer stil zitten. Net als ome Wout. Die trekt haar van haar stoel en begint heel raar met haar te dansen. Ome Wout slingert haar in de rondte en maakt zelf grappige pasjes. Loes vindt het geweldig. Ik ook. Zulke muziek heb ik nog nooit gehoord. Tante Roos wil dat ik met haar dans en Joep danst vanzelf. De hele dag al. Tante Roos kijkt me aan, ze fladdert om me heen, ze draait en schudt. Er beweegt van alles. Ze lacht naar me. Ik word gek. Terwijl ze mijn hand stevig vasthoudt, draait ze alle kanten op. Haar rok draait rond en gaat vanzelf omhoog zodat ik kan zien waar haar kousen stoppen. Hoe lang duurt het nog voor ik groot ben? Nee, dit moet altijd zo blijven.

Achter mijn vader, in de deuropening, staat motoragent Van de Geest. Met een brede grijns. ‘Als jullie het niet erg vinden, ga ik nu ook de oliebollen maar eens opzoeken. Ben ik nog net op tijd voor Wim Kan. Fijne avond allemaal. Ik kom er wel uit.’


Ik sta daar hand in hand met tante Roos. Alsof ze van mij is. Haar rok is tot rust gekomen. Maar mooi dat ze me wel een klein stukje van de nieuwe tijd heeft laten zien.



Espunt, 16 januari 2017

Reacties op Literair Werk


Espunt

01-01-2018 21:59

Niets mooiers dan de jeelhuisrok van tante Roos!

Appie

01-01-2018 21:12

Leuk Gerard dat je ons een mooi stukje van de oude tijd hebt laten zien.

Espunt

31-12-2017 16:51

Zo wisselden we van jaar in de jaren vijftig. Gun jezelf een weemoedige oud en nieuw en lees: Nog net op tijd voor Wim Kan. Speciaal voor deze gelegenheid opgepoetst en gladgestreken.

Espunt

25-01-2017 22:20

Ja Tom,
De tijd van de piraten die de jeugd vergiftigden met hitsige muziek die op slinkse wijze, als een vorm van ontaarde bemesting, van buiten de territoriale wateren over het land werd uitgestrooid. De Familie Doorsnee had het nakijken.

Espunt

25-01-2017 13:38

Dag Majke,
Dankjewel voor je reactie.
Je hebt gelijk, veel dingen veranderen, veel ook niet. Vooral de dingen waar het echt om gaat in het leven veranderen nauwelijks. De buitenkant verandert snel, de binnenkant heeft haar eigen tempo.
Dit verhaal speelt zich af medio jaren vijftig. De tijd van de draadomroep bij ons thuis. Ik kan me niet herinneren of daar ook Radio Luxemburg op werd doorgegeven. Pas toen ik ging studeren in 1963 en in de uitverkoop een echte radio op de kop had getikt, was het voor mij mogelijk om op de 208 meter af te stemmen op The Station of the Stars.
Radio in de jaren vijftig was nog magie. Incl Wim Kan. Een geweldige aanjager van de fantasie. We zeggen tegenwoordig vaak dat de lezer het verhaal in wordt getrokken. Bij de radio gebeurde dat bijna letterlijk. Op oude plaatjes zie je hoe radioluisteraars bijna in hun toestel kruipen (als het opwindend/spannend werd, wat al gauw gebeurde). Bij radioverslagen van interlandwedstrijden of etappes van de Tour de France maakte iedereen zijn eigen verhaal. Hetzelfde bij drama's als de Watersnoodramp in 1953 of de opstand in Boedapest in 1956. Nu hangt er een webcam in studio: weg magie. Ja, er is toch wel wat veranderd.

majkeuh

25-01-2017 09:34

Ik weet eigenlijk ook geen alternatief voor stuiteren... (wel 2 vlaggetjes)
Leuk om te lezen. Sommige dingen veranderen, andere niet :)
Neem in je vervolgverhaal ook Radio Luxemburg mee. Of luisterde je daar niet stiekem naar?

Espunt

18-01-2017 16:47

Ik zou het niet zo gauw weten. Stuiteren is de gangbare benaming voor het fenomeen van jochies in afwachting van grootse gebeurtenissen. Die kunnen niet meer stil zitten of stilstaan. Zij gedragen zich als stuiterballen waarvan bekend is dat die eeuwig, als in een soort 3-D biljart, door kamers en andere ruimtes blijven bewegen waarbij de richting verandert als ze een hindernis treffen. Tijdens het stuiteren wordt ook regelmatig gehupt, maar stuiteren gaar verder, omvat meer. Daarom houd ik het t.n.o. toch op stuiteren. Misschien kan een van onze vrouwelijke collega's aangeven of dit verschijnsel ook bij meisjes/meiden wordt waargenomen.

W.J.Frijling

18-01-2017 13:08

Nog een puntje. Is er een variatie te bedenken bij het woord stuiteren?

Espunt

17-01-2017 14:38

Tja, de sfeer wordt gemaakt door de details. Redactielid Marieke wilde in een soortgelijk sfeerverhaal meer lezen over de inrichting van de huiskamer. In een kort verhaal moet je altijd een beetje schipperen, daarom is het ook een aparte tak van sport. Maar iedere aanwijzing is waardevol en kan helpen bij het geschipper.

Dank voor je reactie!

W.J.Frijling

17-01-2017 11:02

Leuk sfeerverhaal. Voor mij hier en d aar wat te veel detail. 1 vlag.

Espunt

16-01-2017 21:16

@Gerard
Dank voor je reactie.

@Tom
De verleidelijke tante Roos. Ik moet toegeven dat die het leven van een jochie een verrassende wending kan geven. Rok en rol, zal ik maar zeggen. Dank voor je commentaar.

Gerard Scharn

16-01-2017 09:32

Bekende oudejaarsavondsfeer, met plezier gelezen.