De Derde Hemel

Kort verhaal, 21 mei 2015

De Derde Hemel



‘Je ben laat, Kötel,’ grijnst de reus achter de tap, ‘ze zijn al begonnen’.


De tengere man die met Kötel werd aangesproken, haast zich zonder te reageren naar het zaaltje achter de bar, knikt verontschuldigend naar de vijf mannen die op het podium achter een groenbekleed tafeltje en voor het vaandel met de opvallende X zitten, en laat zich op de achterste rij op een wankel klapstoeltje zakken.


Terwijl hij de vertrouwde melange van boenwas, sigarenas en verschraald bier op zich in laat werken, staat de middelste man achter de tafel op en zegt: ‘Je bent net op tijd voor een belangrijke mededeling, Kötel.’ Vervolgens richt hij zich tot de zaal.


‘Uw bestuur heeft hedenmiddag met de gemeente afgesproken dat we volgend jaar, in de week van 15 juni, ons zilveren jubileum vieren.


Er klinkt uitbundig geroffel op de planken vloer. Links wordt met hengels gestampt, rechts doen de biljartkeus hun ritmische werk. Een gewoonte die er in de loop van de tijd is ingeslopen. Als de rust is weergekeerd, vervolgt de spreker:


‘Uw bestuur stelt voor om ter dekking van de extra kosten de contributie het komende jaar met vijf gulden in de maand te verhogen.’


Opnieuw wordt er op de vloer gestampt maar dit keer klinkt het meer als een oorlogsverklaring van de Mau Mau. De spreker kijkt tevreden knikkend de zaal in en zegt:


‘Mooi, dan gaan we het zo doen.’


Het wordt hoog tijd om man en paard te noemen. De gelouterde bestuurder die zojuist heeft gesproken, is niemand minder dan Peer Gulleke, intussen 24 jaar voorzitter van de RK Vis- en Biljartvereniging De TrekHaak. En al die jaren is het hem gelukt om de Algemene Ledenvergadering, bijeen in de feestzaal van Herberg De Derde Hemel, tot een goed einde te brengen. Sterker nog, Peer is erin geslaagd een brug te slaan over de peilloos diepe kloof tussen de wereld van de visserij en die van het biljart.


Zeker, ook hier in de zaal zit men gescheiden. Links de gebruinde sportvissers met hun bravoure en rechts de bleke biljarters, ingetogen en geconcentreerd.


Links de battle dress, rechts het zwartglanzende giletje. Links de heupfles, rechts het tapje. Maar allemaal ingezetenen van de gemeente Ronth (inclusief de gehuchten Geeske in’t Riet en Zwachtel), een van de minder bekende dorpen aan de rivier. En allemaal verenigd onder één voorzitter en achter één vaandel.


De voorzitter hoopt, nee hij weet het eigenlijk wel zeker (zo groot is Ronth niet!), dat er een lintje voor hem klaar ligt als hij zijn gemengde kudde nog een jaartje bij elkaar weet te houden. O zeker, hij heeft wel eens met de handen in het haar gezeten als hij de zaak bestuurlijk niet uit de klos wist te houden. De cultuurverschillen leken soms onoverbrugbaar. De belangen lagen soms mijlenver uiteen. Maar schermen met de klos was voor de vissers onaanvaardbaar. Waarom niet gewoon de lijn kappen als het lood vast zat?


Het voorzitterschap was ongetwijfeld een zware dobber maar Peer vermeed zijn gevoelens op deze manier te verwoorden omdat hem dat door de biljarters, met name de driebanders, niet in dank zou worden afgenomen. Aan zijn medebestuursleden had hij weinig. Twee vissers en twee biljarters, zo was het op dringend advies van notaris Hoeben in de statuten vastgelegd.


Lang geleden, in ieder geval ruim voor de oorlog, hadden een paar fanatieke sportvissers de koppen bij elkaar gestoken en een vereniging opgericht. Nu het jubileum aanstaande was, werd de vraag actueel: waarom? Je kunt toch gewoon je hengeltje uitgooien als je daar toevallig zin in hebt? Wel met vergunning natuurlijk en alleen in het seizoen.


Maar waarom zo moeilijk? Met een vereniging, met leden en contributie en vergaderingen en een bestuur en een blaadje en nog zo wat van die zaken die je alleen maar van het vissen afhouden? De vissende leden van De TrekHaak stonden zelden stil bij dit vraagstuk hoewel ze er aan de oevers van het Zuiggat alle tijd voor hadden. De TrekHaak was een stuk van hun leven en zij konden zich geen ander leven voorstellen. Maar alsje een kwart eeuw bestaat, komt zo’n vraag toch boven drijven gelijk een bejaarde smoddervis die het gevecht met de molen heeft opgegeven.


Na lang aandringen had bovenmeester Joosten van basisschool De Engelbewaarder toegezegd het jubileumboek te schrijven. De TrekHaak was een uit nood geboren fusie van de RK Biljartvereniging De Trekstoot en de RK Visvereniging de Aalhaak. De vroege historie van de oudste van de twee verenigingen, De Trekstoot, was al eens in een boekje vastgelegd. De biljarters hadden vanaf het begin in De Derde Hemel gespeeld. De beginperiode van De Aalhaak was wat meer in nevelen gehuld. Op een zeker moment was een ongebruikelijk lange periode van extreem hoog water hun buitendijkse, gekscherend ook wel buitenechtelijke clubgebouwtje te machtig geworden. Het was samen met hun historische archief in het Zuiggat verdwenen.


Bovenmeester Joosten had een paar stokoude ereleden verzameld om wat herinneringen op te halen. Het resultaat bleek incoherent en voor serieuze geschiedschrijving onbruikbaar. Mokkend en sputterend kwamen de vier bejaarde vissers het schooltje van meester Joosten weer uit. Oude Sjeng Mutsaers kon het niet laten om zich, eenmaal buiten, hardop af te vragen of de andere drie überhaupt wel eens een dauwpier aan het haakske hadden geregen. Na deze sneer moest oude Sjeng zijn pas flink versnellen om zonder kleerscheuren thuis te komen.


Bovenmeester Joosten noteerde in het jubileumboek dat Visvereniging De Aalhaak vooral was opgericht om deel te kunnen nemen aan officiële viswedstrijden die door de bond (Limburg-Midden) werden uitgeschreven, en ook omdat er nu eenmaal altijd mensen zijn die graag pronken met een bestuursfunctie. De bovenmeester hield van heldere taal.


Maar het belangrijkste doel was toch het bevorderen van de vissport in de meest brede zin, vooral ook onder de jeugd, en het scheppen van een goed visklimaat in de gemeente Ronth. En zo was het ook vastgelegd in de statuten en bevestigd met een fraaie stempel van notaris Hoeben.


Na het treurige einde van hun clubgebouw wist De Aalhaak het even niet meer. Maar het zit niet altijd tegen. Kort na de zondvloed lukte het Gé van Maasdam en Lowieke Brakzooi een monsterachtige vis aan land te krijgen. Een beest van meer dan twee meter en ruim boven de honderd kilo, dat de strijd pas opgaf nadat het Gé en Lowieke een paar uur in hun roeibootje door het Zuiggat had gesleurd. Onwetend wat ze hadden opgevist, hadden ze het besnorde monster een tik op zijn kop gegeven, op een handkar gelegd en zo naar De Derde Hemel vervoerd.


Eenmaal in het dorp was al snel sprake van een oploop. Onderweg had meneer pastoor gewaarschuwd dat Satan zich in vele gedaanten manifesteerde en dat hij er de komende zondag in zijn preek zeker op terug zou komen. Opgeschoten jochies die de stoet hadden begeleid, joegen ’s avonds, onder het eten, hun talrijke zusjes de stuipen op het lijf met verhalen over een riviermonster dat was gevangen met een dooie rat als aas.


De vangst werd aangeboden aan Govert van Wessem, de eigenaar van Herberg De Derde Hemel, die onmiddellijk zag dat het groenig gevlekte monster een meerval betrof, een vissoort die al heel lang in Nederland niet meer was aangetroffen.


Govert aarzelde geen moment en gooide het menu van de dag, en dat van de dagen erna, gelijk om. Het leverde hem veel extra klandizie op uit België, waar men van oudsher verzot is op goedbereide visduivel zoals de meerval ook wel wordt genoemd.


Govert had al langer een zwak voor de visvereniging, al was het maar omdat de leden regelmatig met een mooi maaltje vis aankwamen. Hij wist van hun daklozenbestaan. De meerval gaf de doorslag. Hij bood aan dat de Aalhaak voor een vriendenprijs de feestzaal mocht gebruiken voor vergaderingen en partijen.


Govert had twee voorwaarden. Hij wilde de eerste keus bij bijzondere vangsten en de vissers moesten samengaan met de biljarters. Dat hier ideële en zakelijke belangen samenvloeiden was voor iedereen duidelijk. Het valt al evenzeer te begrijpen dat de tweede eis van Govert de nodige opschudding veroorzaakte. Vissen en biljarten, dat scheelde een slok op een borrel. En Govert was vooral in het laatste geïnteresseerd.


De weerstand, van beide kanten, was aanzienlijk en bemiddeling van meneer pastoor was dan ook noodzakelijk. Meneer pastoor begon met een betoog over de nauwe band tussen de visserman en Moederkerk. Onder de discipelen bevonden zich vissers en de vis werd een belangrijk symbool in de Kerk.


En het was dus waarachtig ook geen toeval dat beide dezelfde taal hanteerden, zij het in verschillende dialecten: het kerklatijn en het visserslatijn. Met deze opmerking had meneer pastoor het pleit bij de vissers al vrijwel gewonnen.


Voor het biljarten lag de link met het Oude en Nieuwe Testament wat moeilijker. Hier moest meneer pastoor onontgonnen gebied betreden. Hij hield de biljarters voor dat de Lieve Heer geen onderscheid maakte tussen vissers en biljarters. Ze waren hem allemaal even lief. De hemel was één groot groen biljartlaken met overal visvijvers. En de kromstaf droeg zowel de hengel als de keu in zich.


In twee buitengewone ledenvergaderingen, met een mooie extra baromzet, gingen zowel de leden van De Trekstoot als van De Aalhaak overstag. Trekstoot en Aalhaak fuseerden tot TrekHaak. Beide besturen traden terug en er werd een nieuw gezamenlijk bestuur geformeerd met als nieuwe, onafhankelijke voorzitter, Peer Gulleke.


Peer was boven komen drijven omdat hij de prijsvraag voor de nieuwe naam had gewonnen. Hij was eigenaar van het goedlopende caravanverhuurbedrijf Gullecaravan BV.


Al met al was de fusie opmerkelijk soepel verlopen. Maar dat wil natuurlijk niet zeggen dat het leiden van De TrekHaak een sinecure was. Voor den Lieve Heer maakte het dan misschien niet uit wat je bloedgroep was, voor de betrokkenen zelf waren de verschillen niet altijd even makkelijk te overbruggen. Met name van de voorzitter werd een grote lenigheid van geest gevraagd om te voorkomen dat oude cultuurverschillen en onderling wantrouwen tot onderhuidse wrijving zouden leiden.


Als het er op aan kwam stond hij er vaak alleen voor. De enige bij wie hij zijn verhaal soms kwijt kon, was bij meneer pastoor, die zich, uit hoofde van zijn universele opdracht, om alle verenigingen gelijkelijk bekommerde en verder van alle markten thuis was. Meneer pastoor maakte rustig van acquit een serie van 25; biljarten en tafeltennis waren belangrijke bijvakken op het Seminarie, en hij zei geen nee tegen een maaltje verse paling.


We keren terug naar de feestzaal van Herberg De Derde Hemel waar de resterende vergaderpunten in een straf tempo worden afgewerkt. Met enig ceremonieel installeert Peer de verschillende projectgroepen die de jubileumplannen moeten gaan uitwerken. Bij de rondvraag staat Kötel op en vraagt het woord.


‘Beste vrienden, voordat de rest van het dorp het te weten komt, wil ik jullie graag op de hoogte brengen van de aanstaande verloving van mij met Jeanneke Madlener. Ik hoop dat dit nieuws bij zal dragen aan het feestelijke karakter van dit bijzondere jaar.’


Er wordt links en rechts gestampt maar het is Peer niet direct duidelijk welk signaal er wordt uitgezonden. Kötel is een biljarter (gemiddelde rond de drie) en Jeanneke is de dochter van Guus Madlener, visser in hart en nieren. Gemengde relaties zijn zeer ongebruikelijk en leverden in het verleden bijna altijd spanningen op in de vereniging en dus in het dorp.


Peer wenst Kötel, namens alle leden, veel geluk toe met zijn Jeanneke en maakt snel een einde aan de bijeenkomst met de mededeling dat het eerste rondje van Govert van Wessem is. Eén ding is hem wel duidelijk. Na de mededeling van Kötel moet hij zo snel mogelijk naar meneer pastoor. Het zou zo maar kunnen dat Kötel, zonder het zelf te beseffen, een bom onder het jubileum heeft gelegd. En dan zou het vervolgens ook zo maar kunnen dat hij volgend jaar naar zijn lintje kan fluiten. Het zweet breekt hem uit.


Hij merkt niet dat de zaal intussen is leeggelopen. In gedachten verzonken blijft de voorzitter achter in de feestzaal waar nu weinig feestelijks meer te beleven valt.


Er komen beelden boven van die keer dat hij, al wat later op de avond, in desolate toestand bij de pastorie aanbelde na weer eens een heftige tweestrijd in de vereniging. De vissers hadden hem laten weten dat ze niet van plan waren mee te betalen aan een nieuw laken. Eén van de dansmariekes had op Donderkesaovond op het biljart een dansje gedaan en was vergeten haar hakjes uit te doen. Een paar jongens van de Sectie Snoekbaars hadden haar er volgens de biljarters met welbewust opgezet.


Meneer pastoor had Peer indringend aangekeken en gevraagd wat hij van de Derde Hemel wist. Weinig, moest Peer tot zijn schande toegeven. De Zevende Hemel, ja, maar daar hield het dan ook wel mee op. Meneer pastoor had bedroefd maar vergevingsgezind zijn witbehaarde hoofd geschud. En dat in een dorp waar nota bene de herberg deze naam droeg!


De vieux was op tafel gekomen, de doos Willem II was geopend en toen had meneer pastoor gezegd: ‘De Derde Hemel, Peer, wordt ook wel Shechakim genoemd. Het is een vreemde hemel. Ga je noordwaarts dan kom je bij de hel. Daar stroomt een rivier van vlammen door een ijzig land waar engelen de goddelozen straffen. Daar vang je zo gezegd dus alleen kibbeling,’ had hij er aan toegevoegd om het ijs te breken.


‘Heerser over dit gebied is de engel Anahel.’ Voor Peer een geheel nieuwe naam. Rafaël, Gabriël en Michael waren hem bekend, maar Anahel?


‘Die heerst er samen met Jagniël, Rabacyle en Dalquël, de drie Sarim, een orde van “zingende engelen”, prinsen.


In het zuiden ligt een paradijs, een hemelse tuin met een hek van goud. Daar bevinden zich de beroemde “paarlen poorten”, waar alle volmaakte zielen bij hun dood doorheen gaan. Door het paradijs stromen twee rivieren: de rivier van melk en honing en de rivier van olie en wijn.

'Kijk,’ had meneer pastoor gezegd terwijl hij zijn stem verhief, ‘als deze extreme tegenstelling in het hemelrijk te overbruggen valt, wat mekker je dan Peer. Je moet je schamen. Wat ben jij voor een voorzitter! Neem Anahel als voorbeeld. Borrel?’


Zo’n gesprek had hij nodig. Zo snel mogelijk.



Espunt, 21 mei 2015