Gerard van de Schootbrugge & Espunt
Praatje, 6 juni 2019
Ante Scriptum:
(190607) Een van de lezers heeft mij erop geattendeerd dat waar in de tekst mees staat dit waarschijnlijk moet zijn: bonte vliegenvanger.
Het Nu
Zondag 2 juni 2019 (en daarna).
Het wordt warm vandaag
Het ziet ernaar uit dat de weersvoorspellers weer eens gelijk krijgen. Het is nog vroeg maar alles wijst op de komst van de zeer warme dag die ze ons hebben toegezegd. Wij zitten op het kleine platje achter ons hutje en bezien vol bewondering het mezenechtpaar dat een paar meter verderop met grote regelmaat in een nestkastje duikt, feilloos, zonder van het landingsstripje gebruik te maken, met een wollig pluisje in hun snaveltje. We nemen aan dat ze daar een goede reden voor hebben, maar we willen hun toewijding niet verstoren door ter controle een blik in het nestkastje te werpen. Het pluisje lijkt me een toefje witte bladluisjes. Ik heb zo’n vaag gevoel dat de fouragering moeizaam gaat. Andere jaren zag ik vorige bewoners met snavels vol sappige rupsjes rondvliegen. Die zijn er dit jaar blijkbaar niet of nog niet. De luisjes lijken mij een hongerdieet. Maar die vorige meesjes waren meestal geel, deze zijn wittig en bruingrauw op hun kopje. Misschien maakt dat wat uit. Een vleugje wind voert een min luchtje mee. Als het maar niet uit het kastje komt, schiet het door me heen.
Wel of geen nestje
Ook meesjes (Olla Vogala!) moeten op een gegeven moment besluiten: nu gaan we een nestje bouwen want de temperatuur is goed en dan zit het met de rupsjes ook wel goed. Er zit een voorspeller, een navigator richting een niet altijd zeker toekomst, in hun koppie, een automaat die reageert op omgevingsfactoren. Als de natuur zich een beetje normaal gedraagt, zullen ze zich met een gezonde voorspeller voortplanten. Maar als de natuur in de war is, als de normale orde verstoord is, gaat het mis met de voorspeller en zal alle moeite voor niks zijn.
Onze buren hangen uitbundig vogelvoedsel buiten. Het lijkt me een noodoplossing met duidelijke nadelen. De muisjes zijn namelijk wat flexibeler in hun voedselverwerving en gedijen uitstekend op alles wat over de rand van de ruimgedekte tafel valt. Waar dat in extremo toe kan leiden zagen we ooit ergens in de Jura, waar we een klein, particulier dierentuintje op de rand van de ondergang bezochten. We waren de enige gasten. Personeel was er helemaal niet. In de miserabele volières was de kat van huis, zaten gevleugelde vrienden ergens hoog op een stok wat sipjes naar beneden te kijken en vierden de muizen in enorme aantallen feest in de gekraakte voederbakken. Dat kan met muizen knap hard gaan zolang de voederbakken gedachteloos worden bijgevuld. Onze meesjes vertonen afwijkend gedrag. Alsof ze terugschrikken van hun eigen broedsel. Dat geeft te denken.
Maar de weersvoorspellers hebben het in ieder geval goed gezien. Dat was in mijn jeugd wel anders. Vaak waren het toen toch wat meelijwekkende figuren die erg hun best deden maar die het zonder computers en weersatellieten moesten doen. Het trieste gevolg was dat ze regelmatig de hoon van het volk over zich heen kregen als ze er weer eens helemaal naast zaten en het volk zonder paraplu op pad was gegaan en dus de kledderende hoon van de weergoden over zich heen kreeg. De Enkhuizer Almanak heeft zich lang kunnen handhaven. Weer is een complex fenomeen en langer dan een week vooruitkijken is nog steeds hondsmoeilijk. Ja, met steeds breder worden onzekerheidsmarges lijkt het nog ergens op, maar dat is toch vooral een optisch effect.
Onvoltooid Verleden Tijd
Wij doen ons ontbijtje buiten en ik heb een extra deur open gezet zodat ik buiten koolhydraatarm mijn favoriete radioprogramma van de zondagochtend kan volgen: OVT. Er zit, zoals gewoonlijk weer veel WO II in het programma. DDay komt eraan, Market Garden volgt. Ik heb bij het schrijven van mijn vorige praatje over Doris Day nog even overwogen om iets met DDay te doen. Gelukkig heb ik me kunnen beheersen. Hier past overigens wel de toevoeging dat bij beide, zeer gewaagde militaire operaties, de weersvoorspelling van doorslaggevend belang was. Er is een OVT. Maar wij kennen ook de OTT.
Tolkien
Still uit de nieuwe film over het leven van Tolkien. Tolkien in Oxford.
Een ander item uit OVT dat mijn aandacht trekt, gaat over Tolkien. Er komt een film over zijn leven aan en een Tolkienoloog uit Leiden vertelt wat over de man en zijn werk. Ik herinner me hoe ik me eind jaren vijftig als gedreven gymnasiast op Tolkiens meesterwerk In de Ban van de Ring stortte. Deel 1 van een driedelige uitgave in de Prismareeks. Dit kolossale werk lezen in een oncomfortabele pocketuitvoering bleek een slecht idee. Overmoed, die na vijftig pagina’s voor de val kwam. Al die namen, historische verbanden, afstammingslijsten, zonder dat er iets gebeurde, ik kwam er niet door. Het heeft lang geduurd voordat Tolkien van mij een herkansing kreeg. In die tussentijd leerde ik wel het een en ander over deze duivelskunstenaar die als geen ander zijn stempel heeft gedrukt op een heel genre in de literatuur. Er waren tijden dat ik in de kringen van amateurverhalenschrijvers verkeerde die mij regelmatig lastig vielen met hun Tolkienfantasy. Ik had er eerlijk gezegd helemaal niets mee. Al die draken, elfen en dwergen, mijn kleinkinderen vinden het prachtig, mijn kleindochter heeft overigens wel een ernstige voorkeur voor Elsa de ijskoningin, maar als ik dan toch moet kiezen dan heb ik toch een aanzienlijke voorkeur voor Science Fiction, eventueel Horror. Maar voor al deze genres geldt dat het alleen te pruimen is als het goed is. Tolkien was goed, geen twijfel.
De Inklings
Voorspel is belangrijk, voorspellen interessant en belangrijk. De mens onderscheidt zich van de meeste andere levensvormen door zijn hoog ontwikkelde voorspellende vermogens. We hebben de wetenschap opgedragen dat vermogen steeds verder te ontwikkelen. Met betrouwbare wetmatigheden valt heel wat te voorspellen. Maar echt in de toekomst kijken, dat is nog een heel andere tak van sport. Tolkien was qua aard en interesse natuurlijk vooral een terugkijker. Maar toch ook niet helemaal. Er schiet me te binnen dat hij ooit deel uitmaakte van een genootschap dat erg geïnteresseerd was in de revolutionaire ideeën van Einstein over ruimte en tijd. Nieuwe natuurwetten met ingrijpende consequenties voor ons wereldbeeld. Ik ben de naam van het gezelschap kwijt, maar Wikipedia is nooit ver weg. Daar heb ik ze al: de Inklings. De Inklings vormden een informele letterkundige discussiegroep die tussen 1930 en 1960 verbonden was aan de Universiteit van Oxford. Onder de leden J.R.R. Tolkien, en later ook zijn zoon Christopher, C.S. Lewis alsmede zijn oudere broer Warren (“Warren”). Waarom meld ik dat hier? Welnu, dit gezelschap was onder meer zeer geïnteresseerd in de ideeën van een zekere John William Dunne (1875 – 1949) omtrent tijd en in de toekomst kijken.
J.W. Dunne, een originele denker
1909. John William Dunne ( 1875 - 1949), militair, pionier op het gebied van vliegtuigontwerpen en vooral bekend van zijn ideeën over voorspellende dromen.
Dunne had in de Boerenoorlog gevochten en maakte vervolgens naam als vliegtuigpionier. In de jaren tussen 1907 en 1913 ontwierp hij een serie staartloze vliegtuigen (vliegende vleugels, van de D.1 tot en met de D.10) waarvan de D.8 in gebruik is geweest bij de Amerikaanse en Canadese luchtmacht. In die tijd raakte hij gefascineerd door de vraag of (sommige) dromen voorspellende waarde hebben. In 1927 verscheen zijn boek An experiment with time waarin hij zijn ervaringen en verklaringen uiteenzette. In 1935 publiceerde uitgeverij Leopold de Nederlandse versie onder de titel: Buiten de grenzen van de tijd. Met medewerking van dr. W.H.C. Tenhaeff. Het toeval wil dat ik deze Nederlandse versie al sinds mensenheugenis in de kast heb staan. Een curieus boek dat in academische kringen, afgezien van de Inklings, weinig waardering kreeg maar dat desalniettemin in 1981 nog weer werd herdrukt en toen ook nog een eervolle vermelding kreeg in het populair wetenschappelijke tijdschrift The New Scientist. Daarna is er in 2001 ook nog een paperback verschenen. Als je de recensies leest van de lezers van nu zou je haast zeggen dat er sprake is van een kleine revival. Ik denk niet dat Dunne van dit late succes heeft gedroomd of heeft kunnen dromen. En dat zijn staartloze vliegtuig nog, of weer, in de belangstelling staat zal hem misschien ook wel verrast hebben.
1910. De Dunne 8, het meest succesvolle, door Dunne ontworpen staartloze vliegtuig.
De TU Delft werkt samen met de KLM aan een de V-plane, een vliegende vleugel die alleen al op zijn vorm 20% zuiniger moet kunnen vliegen. Als alles goed gaat hoopt men in 2040 een exemplaar in de lucht te hebben.
Dromen
John William Dunne. In 1927 verscheen zijn boek An experiment with time waarin hij zijn ervaringen en verklaringen van het droomonderzoek uiteenzette. In 1935 publiceerde uitgeverij Leopold de Nederlandse versie onder de titel: Buiten de grenzen van de tijd. Dit is mijn exemplaar.
Dunne onderzocht zijn eigen dromen. Hij hield een dagdromenboek bij en controleerde regelmatig of er iets van voorspellende waarde in een droom was voorgekomen. Een groep medestanders volgde hem daarin. Daarbij hanteerde men een door hem ontworpen systematiek. De kunst was onder meer om een schatting te maken van de kans dat een droomscène bij toeval overeenkwam met een latere gebeurtenis in de werkelijkheid. Hij trainde ook om de veelal vluchtige droombeelden zo snel mogelijk te noteren. We geven een voorbeeld, aangedragen door een supporter, uit de serie die hij vermeldt in voornoemd boek.
8. Het droomverslag luidt: Ik droomde dat ik alleen zeilde in een bootje dat gemaakt was van een aantal wagenwielen die half doorgezaagd en met planken aan elkander bevestigd waren. Het geheel was geteerd. (Bij de tekst hoort een schetstekening.)
Waakgebeurtenis. De proefpersoon zag een man die een houten getimmerte droeg van dezelfde constructie als het in het verslag geteekende. Hij zond ook een schets van dit (werkelijke) getimmerte: drie houten halve hoepels verbonden door latten, precies als in het droombeeld, met dit verschil dat de spaken ontbraken.
Tijdruimte (tijd tussen droom en belevenis). Bijna een maand.
Waarde. Goed. Wie wil nagaan hoe groot de kans is dat men in de loop van een maand een dergelijk getimmerte tegenkomt kan als volgt te werk gaan. Hij vrage achtereenvolgens al zijn vrienden of zij ooit iets dergelijks hebben gezien en ga hiermee voort tot hij een bevestigend antwoord krijgt. Vervolgens moet hij de leeftijden, in maanden uitgedrukt, van allen die ontkennend hebben geantwoord bij elkaar optellen. Het totaal is de noemer a van de breuk 1/a die de waarschijnlijkheid uitdrukt. Bij mijn eigen onderzoek ben ik tot dusver tot 1/5400 gekomen en het zou mij verbazen indien de einduitkomst op den duur groter dan 1/10.000 zou blijken te zijn. (en daarom waarde: goed). (J.W. Dunne, Buiten de Grenzen van de Tijd, Leopold, 1935; pag. 287 en 288)
Hij vond duidelijke aanwijzingen voor voorspellende elementen in dromen en ontwikkelde een model waarmee hij het zogenoemde Dunne-effect probeerde te verklaren. Elk object bezit een tijdlijn. Dit begrip was afkomstig van Einstein. Een tijdlijn vertelt waar het object, of een persoon zo u wilt, op ieder moment is. In waaktoestand is de aandacht geheel gericht op Het Nu. Het Nu verplaatst zich over de tijdlijn van verleden naar toekomst. Maar in een toestand van verlaagd bewustzijn of slaap is die starre koppeling aan Het Nu afwezig (niet nodig voor het overleven) en heeft de aandacht meer vrijheid om langs de tijdlijn te bewegen. Terug (herinneringen) of vooruit (voorzien). Dat voorzien heeft uiteraard verdacht veel te maken met voorspellen. Vergelijk het met een film die wordt afgedraaid. Op het scherm verschijnt het filmnu. Maar op de spoel staat de complete historie. Als er geen filmvoorstelling maar wel een spoel met film is, kun je naar believen scènes opzoeken en bekijken. Om het hele verhaal logisch rond te krijgen moest Dunne een oneindige reeks van tijddimensies invoeren waardoor het model toch wat minder aansprekelijk werd.
Now
Onlangs kocht ik een boek met als titel Now. The Physics of Time van Richard A. Muller, hoogleraar aan de Berkeley Universiteit van Californië. Op de omslag, heel groot, het woordje NOW. Het zelfde fenomeen waar ook Dunne terecht veel belangstelling voor had. Laten we eens zien wat een erkend fysicus bijna een eeuw later te melden heeft:
Now is that special moment in time that has just been created in the expansion of the 4D universe (de ruimtetijdcoordinaten lengte, breedte, hoogte en de tijd), as part of the continuing 4D Big Bang. By the flow of time, we mean the continual addition of new moments, moments that give us the sense that time moves forward, in the continual creation of new nows. Now is the only moment when we can excercise influence, the only moment when we can direct the increase in entropy (wanorde) away from ourselves so that we can orchestrate local entropy to decrease (creatie van meer orde). Such local decrease is the source of expanded life and civilization. To direct entropy in that way, we must have free will. (Now. The Physics of Time, Richard A. Muller, Uitg. W.W. Norton & Company, 2016, pag. 304.)
We herkennen veel van de, meer intuïtieve, ideeën van Dunne. Waar Muller duidelijk afwijkt van Dunne is de onmogelijkheid van voorspellingen. De toekomst wordt echt op ieder moment gecreëerd. Dat wil natuurlijk niet zeggen dat er geen grote mate van continuïteit zit in de loop der dingen. Maar volledig determinisme is niet aan de orde. Sterker nog, de wiskundigen Conway en Kochen hebben in 2006, onder zekere, ruime aannames, aangetoond dat als vrije wil bestaat deze niet is voorbehouden aan mensen, maar ook aan elementaire deeltjes moet worden toegekend.
2015. Willem Fermont bladert door een van zijn talrijke droomdagboeken.
In 2015 was ik op bezoek bij Willem Fermont, geoloog, kunstenaar en oud-lid van onze studentenvereniging Veritas. Willem toonde mij heel veel, onder meer een kast vol dagdroomboeken met rapportages van zijn dromen. Waar mogelijk ook nog geïllustreerd. Willem was overtuigd van het bestaan van het Dunne-effect. Hij keek regelmatig terug in zijn droomverslagen die hij ook verluchtigde met tekeningetjes.
Als klokken bewegen
In de nieuwe wereld van Einstein, na 1905, kreeg vadertje tijd een vreemd karakter. Als je op de klok kijkt van een astronaut die met flinke snelheid langskomt, blijkt die klok langzamer te lopen dan jouw eigen klok. Als die astronaut toevallig jouw tweelingbroer is en hij komt na een jarenlange trip naar de sterren terug op aarde, kan het zomaar zijn dat hij jaren jonger is dan jij op dat moment: klokken tikken niet voor iedereen altijd met dezelfde snelheid: de tweelingparadox. Je mag ruimte en tijd niet los zien van elkaar (zoals in de tijd van Galilei en Newton). En zo introduceert Einstein meer ideeën die niet direct aansluiten bij onze dagelijkse ervaringen. Dunne is dan wel geen wetenschapper maar in een tijd waarin zoveel revolutionaire ideeën opduiken, is ook voor meer speculatieve visies aandacht. Zeker van schrijvers die er mogelijkheden in zien voor fantastische verhalen. J.B. Priestly baseerde drie van zijn ‘Time Plays’ op de ideeën van Dunne. Maar ook Tolkien liet zich erdoor inspireren in zijn onvoltooide ‘The Notion Club Papers’ en hij gebruikte Dunne’s parallelle tijddimensies om een verbinding te leggen tussen Middenaarde-tijd en Lórien-tijd. Anderen die schatplichtig zijn aan Dunne waren C.S. Lewis, H.G. Wells (een oude vriend die hem eerder aan ideeën had geholpen voor zijn vliegtuigontwerpen), Graham Greene en Vladimir Nabokov, die in 1964, op basis van de instructies van Dunne, zelf aan de slag ging met droomexperimenten, die vervolgens grote invloed hadden op zijn romans.
Leverden Dunne’s experimenten nog iets voorspellends op? Dunne zelf vond van wel. Maar steeds ging het om de toekomst van de dromer zelf. Je bleef als het ware op je eigen tijdlijn. En het was meestal achteraf (teruglezen in het dagboek) pas mogelijk om de sprongen (meestal sprongetjes) in de toekomst te herkennen. Later zijn er in de parapsychologische praktijk wel voorbeelden voorgekomen van evidente voorspellende visioenen, zoals van de vrouw die Schiphol waarschuwde voor een vliegramp in de Bijlmer (het telefoongesprek was op band geregistreerd; Schiphol deed niets omdat men regelmatig van dit soort berichten ontving, die bijna nooit klopten). De grote ramp in Zuid-Wales met een schuivende afvalberg die in 1966 het dorpje Aberfan bedolf, is ook controleerbaar aangekondigd. Er zijn veel gevallen, allemaal behorend tot de categorie anekdotisch (niet onder controleerbare, experimentele omstandigheden, meer van tja, boeiend, maar wat kunnen we ermee).
In de nesten
De minne geur waarvan ik eerder melding maakte, wordt krachtiger. Omdat vader en moeder mees steeds vreemder gedrag beginnen te vertonen besluit ik om toch even onder het dakje van het nestkastje te gluren. Het ziet er treurig uit. Zes piepkleine, naakte scharminkeltjes waarvan er nog een tekenen van leven vertoont. Een klein (?) drama dat zijn einde nadert. Ik doe het dakje weer dicht en besluit af te wachten. Wat kun je nog doen in zo’n geval? Ik vrees niet veel. De mezenouders laten zich niet meer zien. Ze hebben gevoeld dat al hun inspanningen tevergeefs waren.
Maar, o wonder, er blijkt in de tuin nog een nest te zijn, en dat floreert wel.
Later op de dag, de weersvoorspellers krijgen steeds meer gelijk, het wordt dus hels warm, begint het aantal strontvliegen opmerkelijk toe te nemen. Op zondag mest uitrijden is in deze omgeving zeer ongebruikelijk. Is er misschien ergens op het park een koelkast uitgevallen, of een bewoner? De gemiddelde leeftijd is hoog, zoals op de hele Veluwe (in het zomerseizoen). Kan de hoge temperatuur het ontbindingsproces hebben versneld? Maar waarom zitten al die vliegen dan in ons tuintje? Rottend vlees. Maar waar?
Duivelseieren
Een nest duivelseieren. Links een fiere Phallus impudicus, midden dezelfde maar een dag later. De eikel door aasvliegen gekuist, het zaad verspreid, de taak volbracht. Een nieuw duivelsei breekt al door. Rechts is nummer 2 het ventje en bereidt nummer 3 zich voor. De duivel heeft zijn zaakje goed voor elkaar. Zoals altijd.
2007. Mijn eerste kinderboek verschijnt. Een duivelsei in de tuin van ons boshutje was de bedenkelijke inspiratiebron.
Langzaam maar zeker begint me iets te dagen. Begin ik de geur te herkennen. Het is de geur van een stinkzwam. Al snel heb ik het pronte exemplaar getraceerd. Een Phallus impudicus, met een eikel bedekt met groen, stinkend smegma waar gefopte aasvliegen in opperste zaligheid op zijn neergestreken. Evolutionair ook een “dingetje”. Zo vroeg in het jaar. En voor het eerst in tijden weer in onze tuin. Bijzonder. De laatste keer dat deze stinkende exhibitionist zich vertoonde was in 2006. Ik weet dat nog precies omdat het de opmaat was naar het schrijven van mijn eerste kinderboek, getiteld: Het Duivelsei. (Auteur: G. van de Espunt. Verschenen in 2008 bij de Free Musketeers.) Stinkzwammen komen uit duivelseieren. Wat was ik trots en blij toen Gemma bij TNO mijn kamer binnenstapte met een kartonnen doosje met daarin honderd exemplaren van dit kunststukje. Veel meer dan honderd zijn er uiteindelijk ook niet verkocht, maar dat wist ik toen nog niet. Ik droomde veel in die tijd maar vergat de dromen te noteren. Is de terugkeer van de grote groene meurder een boodschap? Ongetwijfeld. Maar ik heb geen droomdagboek en ik kan dus ook niet nagaan of dit een aangekondigde boodschap is. Ik zal er serieus naar kijken, dat beloof ik. Bij nader inzien bleek de duivel drie eieren te hebben achtergelaten. Dit nest was wel geslaagd. Laat dat maar aan de Duivel over! Die legt zijn eieren vooral in de luren en maakt vervolgens dat ie wegkomt.
Gerard van de Schootbrugge
6 juni 2019