Gerard van de Schootbrugge & Espunt
Kort verhaal van 23 juni 2021.
Eerdere delen van dit ongeregelde feuilleton zijn hier te vinden:
Het Bonte Paard 5, Even Voorstellen
Het Bonte Paard 4, Sekslokstoffen
Het Bonte Paard 3, Het Genootschap Ontluikt
Het Bonte Paard 2, Het Olifantjespad
Het Bonte Paard 1, Eeuwig Springen mijn Eitjes
Ik had iedereen op het hart gedrukt vanavond naar Het Bonte Paard te komen. Niet aan onze overdekte stamtafel maar op het terras. Het mag weer en het leek me prettig om eens even de peilstok in ons literaire modderpoeltje te steken. Waar staan we individueel en als literair genootschap qua recuperatievermogen? Hoe zit het met de klachten in het algemeen en met de lange-termijn-Covidklachten in het bijzonder? Zijn we klaar voor het nieuwe normaal? Of zijn we in het oude normaal blijven hangen? Hebben de dagelijkse wandelingen nieuwe inzichten gebracht? Hebben we langlopende projecten tot een afronding weten te brengen?
Vluchtgedrag
Ik ken mijn pappenheimers intussen wel een beetje. Hoe verschillend ze op het eerste gezicht ook lijken, ze hebben veel gemeen, zoals een verstikkende eenzelvigheid en een onbedwingbare neiging tot uitstellen. Vluchtgedrag. Verstoppen. Ze zullen het natuurlijk nooit toegeven en ze zijn aankomend bestsellerauteur genoeg om er voor zichzelf een hoogst bevredigende reden voor te hebben. Lockdown, thuis werken, afstand houden, ideale omstandigheden om te resetten, een nieuw contract met het ongrijpbare, thuis en dus niet op de weg die loopt van de middelmaat naar de laag-bij-de-grondsheid. Lezen, mijmeren, nadenken, herschrijven, plannen maken, voorstudies, archiefonderzoek, online cursussen. Maar schrijvend scheppen, ho maar.
Ik had me er serieus op voorbereid dat de meesten samen met hun geweldige argumenten waren weggezakt in verheven nietsnutterij. Ik had voor alle zekerheid een ideetje achter de hand om ons genootschap op een positieve manier het post-coronale tijdperk binnen te loodsen. Een beetje pep in de poepert.
De opkomst is boven verwachting. De gevoelige antennes van mijn overgevoelige vrienden en vriendinnen hebben mijn signaal opgepikt. Er zit nog leven in de club. De meisjes zijn er allemaal: Adelheid, Joke en Sophia. Ik ben nog van de tijd dat meid een zeer negatieve beeld opriep. Excuus aan de nieuwlichters. Ook Joop, Johannes, Henricus, Louis en Frans zijn in beweging gekomen. Salomon en Soefian zijn er niet. Ze zijn er nooit dus dat is geen verrassing.
Stalking?
Henricus en Adelheid arriveerden samen. Hoogst opmerkelijk. Adelheid had tot nu toe veel energie geïnvesteerd in het op afstand houden van Henricus. Had het virus haar afweer verzwakt? Of lag het complexer? Nadat Henricus zich had gezeteld koos Adelheid de stoel die het verst van hem was verwijderd. Toen ik haar er na afloop van onze samenkomst voorzichtig naar vroeg, vertrouwde ze me toe dat Henricus eerder op de avond te toevallig uit een zijstraatje stapte, net toen zij passeerde. Hij had haar dus gewoon staan opwachten. Verdraagzaam en begrijpend als ze was, had ze geen bezwaar gemaakt toen Henricus voorstelde samen hun weg te vervolgen. Het was zelfs een beetje gezellig geweest. Henricus had zich verder niet opgedrongen. Het enige dat haar wat had gestoord waren de tussenpasjes die Henricus zo nu en dan maakte om zich aan haar loopritme aan te passen. Het herinnerde haar aan haar ouders als die stevig gearmd ter kerke gingen.
Joop 1, bierservice
Joop is er altijd. Joop woont meer in Het Bonte Paard dan ooit te voren. Zo te zien heeft dat hem goed gedaan. Alsof hij eindelijk zijn bestemming heeft gevonden. Hij is aan het begin van de coronacrisis door zijn huurbaas, “het woekerende gezwel”, vanwege permanente wanbetaling op straat gezet. Omdat “Het Bonte Paard” toch dicht was, bood kroegbaas Arie hem de bierkelder als slaapplek aan. De vaten waren leeg maar de geur van bier zat gelukkig diep in de kelderbalken. Joop sliep er zwaar en droomde licht, een combinatie die hem zeer beviel.
Als tegenprestatie deed hij wat klusjes voor Arie. Stukkies schrijven op diens website. En hij hielp Arie met zijn Corona-bierservice aan huis. “Arie tapt, Joop rapt” hadden ze op de omkisting van een vat geschilderd. Dat vat hadden ze op een kekke bakfiets geplaatst waarmee ze sindsdien door de stad crossen. Gevraagd naar zijn dagbesteding laat Joop vol ernst weten dat hij rondjes voor en van de zaak rijdt. De kekke bakfiets konden ze lenen van Joke.
Joke
Ach Joke, 37 jaar is ze intussen. Ze reed voorheen met haar kekke bakfiets zelf door de stad. Leeg. Geobsedeerd door een prangende vraag: Hoe kreeg ze haar bakkie vol? De klok tikte. Louis, onze Lolita-neuroot, zou graag bij Joke een bakkie willen doen. Zijn behandelende psychoanalytica had hem uitgelegd dat dat de enige manier was om van zijn complex af te komen. Joke twijfelt. Ze heeft de Lolita-kracht van de andere kant beleefd. Een magische kracht. Maar ze heeft ook ervaren dat het voor jonge meisjes spelen met vuur is. Tijdens de lockdown was er voor de zoekende bakfietster weinig hoop. Nu de wereld weer open gaat, wil ze haar bakfiets terug.
Joop de rapper
Adelheid is erg benieuwd naar Joop als rapper.
“Goh Joop, wat leuk. Rappen! Laat eens wat horen?”
“Allemaal improvisatie,” laat Joop bijna nochalant weten. “Arie, weet jij nog wat ik vanmiddag bij die verworpene der aarde met die getatoeëerde stinkzwam in zijn nek heb uitgekraamd?”
Arie, bezig met het opnemen van het eerste rondje,: “Je begon met de openingsrap.”
Adelheid: "Ach toe Joop, hoe gaat de openingsrap? Please.”
Joop voor het blok. Vluchten of vechten. Toch maar vechten. En Adelheid heeft wel iets al is ze totaal niet van zijn soort. Joop gaat staan om zijn handen vrij te hebben. Rappen doe je nu eenmaal met je handen.
het glas in de hand,
de kraag tot de rand,
de hak in het zand.
het duivelse verheugen
op goddelijke teugen,
dan slobberen als zeugen.
gerst en hop,
hop, hop, hop, hop
paardje rijden in galop
aardje naar zijn vaartje
drink een biertje
leg een kaartje
shit, dat is de laatste slok
al weer een biertje op
stoppen nu met rappen
eerst een nieuwe tappen
Adelheid: “Ik vond het begin ijzersterk, maar daarna werd het wel wat, hoe zal ik het zeggen, nou ja, een beetje ordinair.”
Arie: “Het is allemaal aan de voordeur madam. Het glas moet leeg voordat moeder de vrouw even komt kijken wat er in godsnaam gebeurt aan de voordeur.”
Adelheid knikt begrijpend. Maar ik zag dat vileine glimlachje. Na die lange periode van isolatie wil ze onze nieuwe resocialisatiefase duidelijk niet gelijk al in de kiem smoren. Joop haalt zijn schouders op, kijkt mijn kant op, maakt het volleglasgebaar, ziet mijn bijna onzichtbare knik en laat Arie vervolgens een nieuwe bestelling opnemen. Joops rap werkt blijkbaar ook op het terras.
"Misschien een kleinigheidje, maar toch. De details moeten kloppen leerde ik op de schrijfcursus."
Het is Sophia, scherp maar ingetogen.
"Jullie laten tappen rijmen op rappen. Maar je spreekt rappen natuurlijk uit als reppen. Kan dat zo maar?"
"Ja, dat ken," zegt Joop. "Anders moeten we daar voor de deur een nummertje gaan teppen. Zie je het voor je? Als wij kunstenaars ons aan de regels moeten houden is het eind zoek. Dan is het eind zoek."
Ik zie Sophia denken.
De dokter betaalt
Zoals ik eerder al eens heb uitgelegd schenkt Arie alleen als mijn licht op groen springt. De reden is simpel. Ik, hier tussen mijn vrienden steevast de dokter genoemd, ben de enige met wat geld achter de hand. Dat leidt later op de avond steevast tot een vermakelijk tafereel. Eén voor één laten de genoten weten dat ze nu echt naar huis moeten omdat het morgen weer vroeg dag is. Werk aan de winkel. Je weet wel dok. Natuurlijk weet ik het. Ze willen het moment vóór zijn dat ik op een zekere dag zal zeggen dat nu een ander maar eens moet afrekenen. Ik heb het een keer voor de gein geroepen. De volgende avond zat ik alleen.
Sjakuze
Als Joop niet op bierronde is, zit hij in een hoekje van de kroeg achter zijn Rammelton. Het is Joops koosnaam voor de enige grote liefde in zijn leven. Een liefde die hem staande houdt in het slavenbestaan, zijn oeroude Remmington. Joop tikt er aanvullingen op op zijn levenswerk Sjakuze. Joops magistrale aanval op het grootkapitaal, meer in het bijzonder op het MIK, het Militair Industrieel Komplex, door Joop samengevat als de hele MikMak. De eerste conceptversie dateert al weer van 1971. In de jaren daarna zijn de conceptversies door nieuwe aanvullingen voortdurend dikker geworden.
Op dit moment legt hij de laatste hand aan een aanvulling met de aangrijpende aanvultitel: “Viraal, Viriel, Virenque”. Voor de lockdown was het nog “Vitaal, Vitriool, Vitrage”. Net op tijd begreep Koos dat hij woorden met Vit moest vervangen door woorden die beginnen met het Vir van man en virus. Vandaar. Adelheid vindt dat vir ook beter, maar Virenque? Was dat niet ver gezocht? “Dat was toch een wielrenner?” “Daarom juist,” zegt Koos. “Geboren in 1969. Dat zegt genoeg lijkt me.”
Gevraagd naar de verschijningsdatum van Sjakuze verwijst Joop graag naar de toezegging uit 1972 van uitgever en mecenas van het linkse schijversgilde Rob van Gemert. Dat Rob in 1994 al is overleden wijt Joop geheel aan flauwekult. Rob is volgens Joop bezweken aan een kultflauwte en het is wel duidelijk wie daar achter zitten.
Maar een man een man, een woord een woord. Het woord kan volgens Joop niet sterven. Dus gaat iedere versie nog steeds naar Uitgeverij Van Gemert met de vaste beginzin: “Mijne heren, zoals in 1972 met de oprichter van uw uitgeverij is overeengekomen, ….etc.”. De standaardreactie: “Geachte heer De Bruin, hartelijk dank voor uw nieuwe manuscript. Helaas moeten wij u mededelen dat wij het in deze uitvoering niet op zijn inhoudelijke en literaire merites kunnen beoordelen. Wij adviseren u met klem om de nu gangbare spelling te hanteren. Met vriendelijke groeten, etc.” Joops reactie is ook standaard: “Mijn naam is Joop en ik schrijf Kommunisme ook met een K, zelfs met een hoofdletter K. In Rusland schrijft niemand Kommunisme met een C. Daar schrijft men Коммунизм. Wees blij dat ik me beperk tot de K.”
Intussen is Joop al weer halverwege de volgende aanvulling. Nu de horeca weer open mag, heeft Arie Joop vriendelijk doch dringend verzocht een andere woonplek te zoeken. Hij heeft straks de hele kelder weer nodig. Of hij dan als overbrugging zo lang het bakfietsje mag gebruiken als tijdelijk onderkomen. “Kameraden laten elkaar toch niet stikken,” had Koos Arie voorgehouden. Die toont zich gevoelig voor dit argument hoewel hij liever geen kameraad wordt genoemd en al helemaal niet met een hoofdletter. Ik vrees dat deze kameraad binnenkort ook wel aan de bak moet. Joke wil haar kekke bakfietsje terug.
Adelheid
Ik maak een rondje langs de genoten. De lotgenoten. Adelheid bijt het spits af. Haar stokoude buurvrouw kreeg corona. Ze zag een verhaal. De buurvrouw werd echter met vliegende vaart naar het ziekenhuis gebracht en verdween achter een muur van mondkapjes net als het verhaal. Ze kwam niet meer terug. Nu heeft ze nieuwe buren die al voor de pandemie uit Afghanistan waren gevlucht. Ze ziet een nieuw verhaal, maar de taalkloof is voorlopig nog onoverbrugbaar. De buurman is een en al vriendelijkheid, de buurvrouw ziet ze nooit. Afghanen zijn niet gewend aan inkijk. Er hangen lakens voor het raam. De vier kleine kinderen spelen de hele dag tot laat in de avond op straat. Met elkaar, want in de buurt wonen vrijwel geen andere kinderen meer en die er nog zijn, spelen in ieder geval nooit op straat. Zelfs daar ligt een verhaal.
Adelheid vertelt dat ze uit een nogal deftige familie komt. Haar geregisseerde kinderleven speelde zich in en rond hun al even deftige villa af. Alles binnen de haag. Aan de andere kant van de haag begon het echte leven. Wat had ze toen graag lekker op de stoep gehinkeld, touwtje gesprongen of met een priktol gespeeld. Als kleuter was ze een keer “ontsnapt” aan het wakend oog van het kindermeisje. Ze had een gat in de haag gevonden. Later had ze gehoord dat het dienstmeisje op dat moment werd afgeleid door haar eigen gat in de haag dat vluchtig contact met haar vrijer mogelijk maakte.
De haag als metafoor voor de lockdown. Als daar geen verhaal in zat. Ideetjes. Meer was het niet. Maar het zat diep en dus moedigde ik Adelheid aan gewoon maar eens te gaan schrijven. “Laat het maar stromen. Laat je verrassen door de route die jouw scheppende ik kiest. Heb geen medelijden met het maagdelijke wit,” moedig ik haar aan.
Ik zie Louis opveren. Ik weet wat dat betekent. Als Louis een teken van leven vertoont, wordt er bij hem een snaar geraakt, die blijkbaar nog niet radicaal is geëlimineerd door zijn behandelaarster, de onzichtbare psychoanatytica achter de divan. We kennen allemaal de gespannen snaren van Louis. Ik haast me dan ook toe te voegen: “Misschien een beetje bevoogdend, maar jullie snappen natuurlijk wel wat ik met dat maagdelijk wit bedoel. Ons permanente trauma, onze existentiële twijfel, onze zielknijpende tegenstander: dat monsterlijke witte vel, dat grijnzende lege scherm.” Ik zie hoe Louis ontspant. Zakkende schouders, een rechterdij die met enige moeite steun zoekt op een linkerdij, een rug die terugzakt naar een leuning. Adelheid verwerkt het op haar eigen wijze. Een knikje en een ontwapenend vilein glimlachje.
Joop was al aan bod gekomen. Louis moet ik nu even niet storen. Ik kijk richting Henricus. Die slaat de ogen neer. Ik weet genoeg.
Frans en de stemlozen
Frans dan maar. Mag ik hem een geval apart noemen? Zeker, ook al betekent dat tussen alle andere aparte gevallen in ons Genootschap dat Frans blijkbaar heel erg apart is. Een groot deel van zijn schrijversleven heeft hij gewijd aan zijn cyclus bestiale getiteld: “De Zoo klinkt Zoo”. Was aanvankelijk trouwens “Zoo klinkt de Zoo”, maar Adelheid vond de nieuwe titel sterker en ik was het met haar eens.
Frans zoekt een uitgever en dat valt niet mee. Al voor de Corona-uitbraak was hij een nieuw project gestart: De tussen-n, maar dan op bovennasaal niveau. Stelling: de overbodige tussen-n- drijft het Nederlands op termijn in de richting van het Arabisch met als gevolg internationale isolatie nu het fossiele tijdperk, Frans spreekt zelf liever van het Fossiliceen, zijn einde nadert.
Frans is op advies van Joop gestopt omdat je van de Mossad niet kunt winnen. Hij is terug bij zijn oude liefde: het stem geven aan de stemlozen. Samen met Joop gaat het nu om iedereen die onder dictatuur gebukt gaat. Joop heeft al een paar hoofdstukken aangeleverd die uit eerdere versies van “Sjakuze” komen. Frans maakt een opgeluchte indruk. Hij is blij dat hij niet verder is gegaan met een vervolg op “De Zoo klinkt Zoo” waarin hij de vaak vergeten weekdieren aan het woord had willen laten. Joop had hem uitgelegd dat er in de wereld van de politiek volop weekdieren zijn die een platform zoeken. Daar hoefde je volgens Joop niets voor te doen.
Johan en Piggelmee
Johan heeft zijn tijd goed benut. Hij heeft de Piggelmeecyclus bewerkt. Overal waar Piggelmee staat heeft hij het oorspronkelijke Timpetee teruggezet. En de deeltjes eindigen niet meer op Van Nelle, maar op Piet Pelle zodat ook fietsenmaker Gazelle eindelijk eens kan shinen op dit bijzondere platform. Zoals al voor de pandemie gebruikelijk was, richt Johan zich moeizaam maar beheerst op en galmt:
In het land der blonde duinen
En natuurlijk valt de rest in:
En niet heel ver van de zee
Leefde eens een dwergenpaartje
En dat heette Piggelmee
Ai, dan gaat het toch nog mis. Het is niet langer Piggelmee, laat Johan enigszins ontstemd weten, maar Timpetee.
"Wij hebben Piggelmee hiermee dus officieel gecanceld," stel ik vast.
Johan beseft ineens dat hij zich op spekglad ijs heeft gewaagd.
“We zetten een paar generaties op een zijspoor, Johan”
Johans lichaamstaal verraadt radeloosheid.
Het gaat Joop allemaal lang niet ver genoeg:
“Dat stelletje gaat aan hebzucht ten onder. Wegjonassen. Verbranden.”
Sophia gaat pal achter Joop staan. “In het feminisme 3.0 is dit werkje totaal taboe want het is natuurlijk weer het koopzieke vrouwtje dat niet van ophouden weet. En inclusief is het ook al niet. Witte hoofdfiguren. Een witvisje. En verder alleen maar dwergen.
“Maar wel een pot,” merkt Joop droog op. “Jullie zijn ook nooit tevreden.”
Een nieuwe lente, een nieuwe naam
Ik geef de discussie even ruimte en vraag vervolgens plenaire aandacht. Die komt er ook maar niet dan nadat Arie een nieuwe bestelling heeft opgenomen .
“Geliefde en hooggewaardeerde lotgenoten,” begin ik, “laat ik eerst maar eens vaststellen dat jullie tijdens de lockdown niet verder zijn weggezakt dan strikt genomen onvermijdelijk was. Het vervult mij met respect en met trots dat ik van zo'n krachtige gemeenschap de rekening mag betalen.”
Arie is net op tijd terug met een welgevuld dienblad. We heffen het glas en roepen wat gemeenplaatsen. Precies wat ik nodig heb.
“Geliefde en hooggewaardeerde lotgenoten,” begin ik opnieuw, “we leven nog. Dat is mooi. Maar niet mooi genoeg. Van de culturele voorhoede mag worden verwacht dat die de weg wijst naar het nieuwe normaal.”
Ik zie ze groeien.
“Laten we niet bescheiden zijn: wij maken deel uit van die voorhoede! Juist nu kunnen we laten zien wat we qua culturele vernieuwing en beschavingsniveau waard zijn.”
“Stop met dat elitaire gewauwel, dok. Ter zake. Wat wil je?” Het is Joop die graag met beide benen in ons modderpoeltje staat.
“Wat ik wil? Ik heb een klein ideetje dat ons misschien kan helpen onze voortrekkersrol waar te maken. Voor grote daden moet je steun zoeken bij grote voorbeelden. Helden waaraan je je kunt spiegelen en zo nodig achter verschuilen.”
“Laat maar horen dok, achter welke held gaan wij aan?”
“Wat dachten jullie van Tjalling P. Kattorze?”
Er valt een gewijde stilte. Het voorstel slaat in als een bom. Tjalling P. Kattorze, dan leg je de lat wel erg hoog zie ik ze denken. Stadsdichter van ’t Gooi en Eemland. Kroniekeur van Laren en omstreken. Columnist van De Bazuin. Vriend van Frederik van Eeden en Cor Bruijn. Geheime liefde van Nienke van Hichtum. Frontstrijder van Jacob van Rees en zwemtrainer van Geertje Wielema en Atie Voorbij. Hoeveel opwinding veroorzaakte hij niet met zijn oproep: “Laat de woorden spreken.”
“En, wat vinden jullie ervan?”
Het blijft stil.
“We gaan ons creatief draperen rond Tjalling P. Kattorze.”
Er klinkt een gil. Het is Joke.
“Vlug, Adelheid is flauwgevallen.”
Een goed teken. De velden rond Tjalling P. Kattorze hebben nog niets aan kracht ingeboet.
“Ik stel voor dat we ons vanaf nu het “Tjalling P. Kattorze Genootschap” gaan noemen.
Espunt, 23 juni 2021. Correcties 22 september 2021