Daar (hier dus)

Sprookje

Kort verhaal, 23 augustus 2017

Daar (hier dus), sprookje



Niet gehoord

‘Waarom word ik door de wereld niet gehoord?’ zei de koning. Hij klonk verontwaardigd, teleurgesteld en boos, maar tegelijk ook strijdvaardig.


De raadslieden bogen het hoofd als verwachtten zij ieder moment de genadeslag. Vurig hoopten ze dat de Oudste Onder Zijns Gelijken de koning te woord zou staan. Veel raadslieden hadden immers nog jonge kinderen bij hun tweede of soms zelfs derde vrouw, zoals overigens ook van hen werd verwacht, noblesse oblige nietwaar, en dat vertaalde zich in een voorzichtige opstelling. En zo geschiedde. De oudste raadsman schraapte zijn keel en ontlokte daarmee het college een grote zucht van verlichting die het koninklijke banier even licht liet wapperen.


‘Sire, vergun mij dat ik u deelachtig maak aan mijn visie op de hartekreet zoals door u zoëven geuit.’


De koning reageerde met een ongeduldige handbeweging die duidelijk maakte dat hij niet zat te wachten op omslachtigheid en goede sier. Hij wilde helderheid en een plan van aanpak.


‘Sire, de wereld hoort u niet omdat u regeert over een ver land: een land hier ver vandaan. Zo ziet de rest van de wereld ons. Zo staat dit land te boek.’


De koning overlegde even met de hofarts. De tijd van opgelucht zuchten leek al weer lang geleden. Het tijdperk van de ingehouden adem was aangebroken. Even liet de koning zijn hoogste adviescollege bungelen en dat voelde voor de raadslieden allesbehalve plezierig. Alleen de Hofnar beleefde, te horen aan zijn hinnikende geluid, vrolijke tijden. Ten slotte sprak de koning:


‘Verklaar u nader, Oudste.’


‘Sire, u bent een groot vorst, een wijze koning, een rechtvaardig heerser.’


De koning luisterde in zijn karakteristieke, nadenkende houding met de hand onder de kin, dezelfde houding die hem zo geliefd maakte, hoe vaak was hij al niet zo afgebeeld, en knikte instemmend maar beheerst.


‘Maar Sire, niet ontkend mag worden dat u een sprookjeskoning bent.’


‘Ja, en?’ zei de koning korzelig. Zijn geduld raakte duidelijk op. ‘Alsof dat er wat toe doet! Koning is koning, sprookje of niet.’


‘Zoals u zegt, sire. Goed gesproken. Ontegenzeggelijk. Maar het betekent wel, daar kunnen we niet omheen, dat is de plaats die ons en u in de Grote Ordening is toegevallen, dat wij in een land daar ver vandaan leven en dat u over een land daar ver vandaan heerst.’


‘Wat nou, daar? Waar is dat daar? Wie wonen daar? Het gaat me op het hier en het nu.’


‘In daar wonen de mensen, en vooral de mensenkinderen, die in u geloven.’


‘Dit betoog neigt naar raaskallen, Oudste. Dat valt me tegen van je.’


‘Sire, vergeef mij als ik niet duidelijk ben. U moet me geloven dat ik mijn uiterste best doe om dit complexe probleem tot zijn essentie te herleiden.’


‘Ik geef je een laatste kans, Oudste. Ik luister. Maar niet lang meer.’


De koning liet zijn kin weer voorzichtig in de palm van zijn rechter hand zakken. De goede waarnemer kon zien dat er in de pink van zijn rechterhand een lichte tremor was binnengeslopen.


‘De rest van de wereld weet dat u bestaat en dat niet alleen, de rest van de wereld is ook op de hoogte van de grootse, zeg maar gerust fantastische dingen die hier gebeuren en gebeurd zijn. Geen enkele collegaheerser geniet zoveel bekendheid en is zo geliefd. In alle talen zijn uw avonturen geboekstaafd.’


Deze laatste woorden deden de koning zichtbaar goed. Al hummend zakte de koninklijke kin verder weg in de koninklijke hand. De Oudste kreeg van zijn jongere confrères goedkeurende schouderklopjes. Niets kon een goed afloop van dit nieuwe sprookje nog in de weg staan.


Maar er was buiten de waard gerekend. Die trad, zoals te doen gebruikelijk, de raadszaal binnen op het moment dat er zaken beklonken moesten worden.


De raadslieden wachtten, zoals het protocol voorschreef, op de eerste koninklijke slok om vervolgens zelf toe te happen. Maar deze keer ging het anders. De koning pakte zijn met kruidenbitter gevulde napnipper en keilde die rakelings over de hoofden van het adviescollege kapot tegen de muur, precies tussen twee voorouders die elkaar al sinds mensenheugenis vanaf het doek gezelschap hielden en nog steeds niet op elkaar uitgekeken waren.


‘Dank voor de explicatie, Oudste, maar we gaan het anders doen. Ik wil gehoord worden omdat ik een boodschap voor de mensheid heb. Laat de knapste koppen van het land met een voorstel komen hoe ik me over de grens verstaanbaar kan maken.’


Een plan

Het duurde even, maar uiteindelijk kwam er een plan om het geluid van de koning van hier naar daar (dat wil zeggen van daar naar hier) te krijgen. Er werden nog wat schaalproefjes gedaan, maar ten slotte was het uur U dan toch daar (en ook hier).


De ene helft van de bevolking werd op de grens geposteerd om te horen of de boodschap voldoende grensoverschrijdend was, de andere helft moest met allerlei hulpmiddelen waaronder knijpkatten en fietsdynamo’s voor het vereiste vermogen zorgen om de boodschap kracht en reikwijdte te geven. Want de knappe koppen hadden terloops de luidspreker uitgevonden en daar had de koning een groot vertrouwen in. De Hofnar had er nog fijntjes op gewezen dat het zonder een microfoon niet ging lukken. Dus hadden de knappe koppen die ook maar uitgevonden. Zo moest het toch lukken. Zo zou de koninklijke boodschap de wereld over vliegen. En om in stijl te blijven zou de koning een sprookje voorlezen dat hij zelf had geschreven. Zo zouden de mensenkinderen weten dat van daar (het land hier ver vandaan) een sprookjeskoning tot hen sprak. De Hofnar waarschuwde nog voor het rondzingen, maar dat kwam hem toch op een royale reprimande te staan. Wat was er mooier dan een koninklijk sprookje dat ging rondzingen! Een fatale misvatting zoals spoedig zou blijken.


In een land daar ver vandaan

Toen het moment hier was begon de koning:

‘In een land daar ver vandaan, leefde eens …’ Verder kwam hij niet want de microfoon en de luidsprekers kregen elkaar in een dodelijke omhelzing. De Hofnar had ervoor gewaarschuwd maar de knappe koppen waren niet bekend met deze vorm van rondzingen en hadden dit dus ook niet voorzien. Het geluid was van zichzelf al onwaarschijnlijk hard, de burgers deden geweldig hun best met hun knijpkatten en fietsdynamo’s, door de bassen stortten overal huizen in die in resonantie raakten, maar dat was nog te overzien. Het rondzingeffect pakte een stuk beroerder uit. De trommelvliezen van de koning en zijn onderdanen werden zozeer overbelast dat binnen enkele ogenblikken nationale doofheid intrad. Het werd stil in het land hier ver vandaan. Voor de bewoners dan. Het werd een grote, dove boel.


Maar de catastrofe was nog veel groter, zeg maar gerust mondiaal. Heel even kregen ze daar (hier dus) de indruk dat er iets aan de hand was in sprookjesland, wat tot grote verwarring leidde omdat een sprookjesland niet van zich moet laten horen maar van zich moet laten lezen, of voorlezen, nog beter. De koning had niet alleen een binnenlandse ramp veroorzaakt, hij had ook wereldwijde twijfel gezaaid omtrent zijn sprookjeskarakter. Was hij wel echt? Als sprookjesfiguur dan? Of was het toch Disney dat aan de touwtjes trok?


In eigen land rommelde het ook. Het volk liep rond met gebalde vuist. Het volk ging te keer. Het schreeuwde en sloeg met pollepels op potten en pannen. Ze lieten zien dat ze boos waren. Volkspantomime in Sprookjesland.


De raadgevers van de koning adviseerden hem een royaal gebaar te maken. Een kolfje naar zijn hand. Eigenlijk had hij ook helemaal geen woorden nodig om duidelijk te maken wat hij wilde. Als kroonprins had hij een intensieve gebarentraining gehad. En toen hij het eindelijk een keer in stevige bewoordingen wilde doen, voor de hele wereld, waren de gevolgen rampzalig geweest. Nee, een gebaar was meer waard dan duizend potten en pannenn.


De koning liet weten dat alle dove inwoners van zijn rijk gratis onderricht zouden krijgen in gebarentaal. Een bijzondere gebarentaal, gebaseerd op koninklijke gebaren. De onderdanen voelden zich prinsheerlijk en als zij hun koning een keer tegen het lijf liepen, staken ze trots en vol liefde hun duim op.


Het werd stil in sprookjesland. Geen stemmen van sprookjesfiguren meer die door hun eigen sprookjes heen brulden. Alleen nog kroontjespennen die met fijne gebaren het ene sprookje na het andere aan het perkament toevertrouwden. Misschien is het goed om met een hoopvolle boodschap te eindigen. Het enige geluid uit Sprookjesland dat hier (daar dus) kan worden opgevangen is het gekras van de kroontjespennen. Een mooie schelp en een stevige bries is voldoende. Het is belangrijk dat kinderen blijven luisteren of er daar wordt doorgewerkt. Het is één keer bijna mis gegaan. Dat mag niet nog eens gebeuren!


Espunt, 23 augustus 2017




Reacties op een eerder op Literair Werk geplaatste versie van dit sprookje

Martine

30-08-2017 06:01

Ik vind het mooi en creatief ^^

Espunt

29-08-2017 22:44

Dag Martine,
Dank voor je reactie en voor je betrokkenheid. Zo nu en dan probeer ik eens een sprookje, maar dan eigenlijk een sprookje in een sprookje. Wat er kan gebeuren als een sprookjeskoning buiten zijn domein treedt: het sprookje. Andersom kan natuurlijk ook: een echte koning met sprookjesambities. Ze hebben bestaan.

Martine

29-08-2017 14:53

Wat een vermakelijk verhaal! De oude zegswijzen die je er aan toevoegt zorgen ervoor dat je bij dat deel van de tekst of bij die zin even extra stil staat. Van verbazing en vervolgens om te puzzelen. De boodschap van je verhaal moet nog landen, ga het dus nog een keer lezen. Maar dat daar, eigenlijk dus gewoon hier is, heb je duidelijk neergezet. Complimenten, zie enkele vlaggen voor feedback en het uitlichten van mooie momenten. Dank :)

Espunt

27-08-2017 22:02

Gezien de verkeersproblematiek rond De Efteling is een alternatief in de vorm van een mooi boek zo slecht nog niet.
Dank weer voor je reactie, Gerard.

Gerard Scharn

24-08-2017 09:52

Dit maakt de Efteling overbodig!