Mijn eerste bezoek aan Appelscha

Kort verhaal, 4 september 2012

Mijn eerste bezoek aan Appelscha



Mijn eerste bezoek aan Appelscha is misschien wel het meest spectaculaire en in ieder geval het meest opmerkelijke van alle keren dat ik dit dorpje op de grens van Friesland en Drenthe heb bezocht. Ik zeg het met enig voorbehoud omdat ik het allemaal van mijn moeder heb gehoord. Het was direct na de bevrijding, laten we zeggen mei of juni 1945, en ik was nog zo jong dat mijn leeftijd in weken werd uitgedrukt. Ik ben op 22 april 1945 geboren in het huis van mijn grootouders (van vaders kant) aan de Huygensstraat 33 in Hilversum, ooit de woning van de bovenmeester van de Huygensschool.


Kort na mijn geboorte die volgens mijn moeder bijna verkeerd was afgelopen omdat ik vergat te ademen kwam er een alarmerend bericht uit Friesland dat mijn moeders vader hersenvliesontsteking had opgelopen en er slecht aan toe was. Penicilline was nog vooral een middel uit wonderverhalen. Mijn opa lag in het ziekenhuis in Groningen. Mijn moeder besloot haar vader op te zoeken. Hij was wel niet zo aardig voor haar geweest toen hij in 1944 weigerde naar haar bruiloft te komen, ze was gevallen voor een katholieke jongen, erger nog, ze was voor hem katholiek geworden, maar het was uiteindelijk toch haar vader en die was in levensgevaar.


Vervoer was nog even een probleem. Treinen reden er nauwelijks. Maar er bleek een oom te zijn die geregeld vanuit Friesland richting Hilversum karde om wat bij te verdienen in de edele draf- en rensport. Hij was bookmaker en volgens mijn moeder kon hij ongezien in zijn broekzak dingen opschrijven. Wat daar het voordeel van was, wist ze ook niet, maar het moest wel iets te maken hebben met handelingen waar je rijk van werd en die het daglicht niet konden verdragen.


Deze oom nu, die ook in aardappelen deed, had een vrachtwagen en op die vrachtwagen zijn wij toen ’s avonds na het gokken mee teruggereden vanuit Hilversum naar Friesland. Ik moest mee om de eenvoudige reden dat ik met enige regelmaat aan de borst moest. Dus ook ik in de open laadbak, tussen de aardappelen, in de kinderwagen.


Die was blijkbaar niet zo goed gesjord want mijn moeder moest de kinderwagen stevig vasthouden om te voorkomen dat ik bij het remmen eenparig versneld tussen de zakken terecht zou komen. Maar als ze mij de borst gaf was ze wel gedwongen om de kinderwagen even over te laten aan het vrije spel der schijnkrachten. In de praktijk tikte ze op het ruitje van de bestuurderscabine zodat oomlief wist dat hij even een parkeerplek moest zoeken. Ik heb het allemaal van horen zeggen maar het moet toch wat onrustig zijn geweest voor een pukkie van een paar weken dat nog maar net op tijd was gaan ademen. Ik zeg het niet om postuum nog wat medelijden op te wekken, maar het is een feit dat iedereen die het verhaal hoort met me te doen heeft. Ik zie dat aan de gelaatsuitdrukking van de toehoorder. Soms is er iemand die geen spier van zijn gezicht vertrekt. Later hoor je dan dat het iemand is die zijn vrouw slaat of liever een pitbull heeft dan een kind.


In de gierende herrie en de misselijkmakende stank van de oude Bedford, tussen het kleistof van de aardappelzakken, schokkend en dreunend, wind, nachtelijke afkoeling, zo reed mijn moeder met mij over de rammelende klinkers van de Zuiderzeestraatweg. Niet langs maar door Amersfoort, door Nijkerk, door Harderwijk, door Nunspeet en Elburg en Zwolle en Meppel, en toen? Dat weet ik niet meer. Als we later naar Appelscha gingen, reden we dat eindeloze stuk langs die troosteloze Drentse Hoofdvaart, maar in 1945 heeft de goede oom waarschijnlijk een andere route genomen. Ik vermoed dat omdat de rit eindigde in Jubbega met de mededeling dat het nog maar een klein stukje was naar Appelscha. Oomlief ging zijn illegale winst tellen en mijn moeder moest nog een dagje lopen met een crisiskinderwagen met daarin een manneke dat kort daarvoor nog bijna aan zuurstoftekort was bezweken en dat nu een zware koffer bovenop hem kreeg wat evenmin bevorderlijk was voor een gezonde ademhaling. Het was die dag in 1945 bloedheet.


Zij heeft het gehaald, mijn opa heeft het gehaald en ik leef ook nog. Sterker nog, er zijn bij mij geen trauma’s blijven hangen, daar was ik duidelijk nog te klein voor. En je staat ervan te kijken hoe lang ik mijn adem in kan houden.


In de jaren daarna brachten wij vaak de zomervakantie door in die geheimzinnige wereld van bossen, verstuivingen en weiden met sloten vol vis, in Appelscha. Lang bleef het reizen een helse pijniging vanwege de wagenziekte die meestal voor Amersfoort al voor een zurige lucht op de achterbank zorgde. Maar zo dramatisch als die eerste keer is het nooit meer geworden.


Espunt, 4 september 2012