Halen wij het volgende millennium nog?

Praatje, 16 augustus 2019

Halen wij het volgende millennium nog?



De toenemende zorg omtrent de toestand in de wereld schept een vruchtbaar klimaat. Voor het ontluiken van doem- en eindtijdgevoelens wel te verstaan. Siberië in brand, een windhoos door Amsterdam en een stalkende reuzenteek. De VS en China in oorlog, Rusland dat oprukt met een trollenleger, de rente onder nul, Afrika op drift, en veel te dik als het nieuwe dun, kortom, een gouden tijd voor de leveranciers van slaappillen, antidepressiva, lachgas en vleesvervangers.


Malthus

Robert Thomas Malthus kwam in 1798 met de waarschuwing dat de bevolkingsgroei sneller ging dan de groei van de voedselproductie met hongersnood als gevolg.


Hoe lang hebben we nog, dat is de vraag, want het lijkt nu toch wel menens te worden. Waarschuwingen waren er al veel langer. Maar tot nu toe leek het telkens met een sisser af te lopen. En dan wordt de impact van een volgende waarschuwing geringer. Wie herinnert zich de Anglicaanse geestelijke Robert Thomas Malthus nog die lang geleden al waarschuwde voor de catastrofale gevolgen van overbevolking, met name voedselgebrek (1798, An Essay on the Principle of Population). Hij bracht terloops Darwin op een goed idee: de strijd om het bestaan. Overbevolking bleek tot op de dag van vandaag toch vooral een relatief begrip. In de jaren vijftig werd Nederland van hogerhand vol verklaard. Velen kozen eieren voor hun geld en stapten op een boot naar Canada, Australië of Nieuw-Zeeland. In de jaren daarna bleek ons land toch nog wel wat lege plekjes te hebben. Nu de koeien niet meer uit de stal komen, lijken de polders wel uitgestorven. Al voor de oorlog, in 1938, kwamen leden van mijn teerbeminde en toen nog zeer katholieke studentenvereniging Veritas (Utrecht) in verzet tegen de Neo-Malthusiaanse Bond die in Utrecht, in alle openbaarheid, geboorte-ontwijking begon te propageren. Gaat heen en vermenigvuldigt u was nu eenmaal een heilige opdracht die de rechtgeaarde katholiek niet zomaar kon negeren.

Links. De bevolkingsgroei op wereldschaal, explosief en adembenemend.

Rechts. Maar ook op microniveau, zoals hier in Tilburg, is hetzelfde patroon te zien.


Club van Rome

Voorbeeld van het type grafieken waarmee Meadows en Forrester hun studie Grenzen aan de Groei ondersteunden. De publicatie is van 1972. Veertig jaar later voorzien de schrijvers een instorting van het "wereldsysteem". Uitputting van grondstoffen en groeiende bevolking zorgen voor de ontwrichting. We herkennen zonder moeite het eerdergetoonde plaatje van Malthus.



Ook de waarschuwing van de Club van Rome in 1972 was niet mals. Ik was net in dienst van TNO toen Dennis Meadows, een van de opstellers van het rapport, de bevindingen van hem en zijn collega Jay Forrester (die zijn nog wat grove wereldmodel systeemdynamisch had doorgerekend) kwam toelichten. Tijd en plaats: 1978, hoofdkantoor van TNO. TNO had voor de Nederlandse vertaling van het rapport gezorgd. Grenzen aan de groei werd in ons land een bestseller. Alle grafieken die Dennis Meadows op dia liet zien, duikelden de verkeerde kant op. Catastrofe in de maak. De stemming in onze Haagse vergaderzaal bleef opmerkelijk sereen. Of men kon zoveel rampzaligs niet zo snel verwerken, of men zag voor TNO een mooie toekomst. Per slot van rekening bestond de organisatie vooral bij de gratie van een samenleving die veiligheid verlangde. Het doembeeld van Meadows en Forrester werd kundig gefileerd door computer- en andere experts. De Club van Rome had volgens hen te weinig vertrouwen in het oplossend vermogen van homo sapiens.

Prof.dr. C.J.F. Böttcher (1915 – 2008) en Wouter van Dieren waren lid van de Club van Rome die werd voorgezeten door Aurelio Peccei, de baas van Fiat. Böttcher werd op het eind van zijn leven klimaatscepticus. Wouter van Dieren niet. De opwinding die Grenzen aan de Groei vooral in ons land veroorzaakte was niet in de laatste plaats het gevolg van het feit dat Wouter een conceptversie van de studie naar de Nederlandse pers lekte.


Wouter van Dieren


In een interview in de NRC van 28 oktober 1993, merkt Wouter van Dieren onder meer het volgende op:


“Het gangbare economische model is irrationeel en leidt tot irrationeel handelen. Omdat energie zo goedkoop is, het is immers een ‘gratis grondstof’, worden varkens in vrachtwagens van Nederland naar Italië gereden en enige tijd later weer terug in de vorm van Parmaham. Die vrachtwagens denderen langs de Oostenrijkse gletsjers die door het broeikaseffect aan het wegsmelten zijn. Melk uit Friesland wordt naar Spanje gereden en maakt zo Andalusische boeren werkloos. De vrachtwagens uit het Westland rijden naar luchthavens als Warschau en Budapest, omdat die geen luchthavenbelasting heffen en dus goedkoper zijn.”

Misschien interessant om hier aan toe te voegen dat ook TNO in die periode al nadacht over deze problematiek. Wat de smeltende gletsjers betreft, herinner ik me een TNO-studie waarin voorspeld werd dat dit broeikaseffect er op termijn toe zou leiden dat de Rijn zou veranderen van een goed voorspelbare gletsjerrivier in een grillige regenrivier zoals de Maas, met alle ecologische en economische gevolgen van dien. En reeds in de jaren vijftig wees het onder TNO ressorterende ITBON (het Instituut voor Toegepast Biologisch Onderzoek in de Natuur) al op de gevolgen van schaalvergroting en monocultures in de landbouw. Zo pleitte men voor het behoud van houtwallen. Maar toen in de loop van de jaren tachtig de prijzen van fossiele brandstoffen, na de twee oliecrises in de jaren zeventig, scherp daalden en de economie weer lekker op gang kwam, verdween met de zorg voor onze toekomst ook de R&D-aandacht voor deze thematiek. Zo werden bij TNO alle R&D-programma’s op het gebied van energie, milieu en duurzaamheid gestopt omdat de financiering wegviel.

Nog even een, in het licht van de actualiteit, een curieuze uitsmijter van Wouter van Dieren in de bovengenoemde NRC-editie:

“Ik ben nu bezig aan een nieuw rapport voor de Club van Rome, samen met een aantal economen, onder andere van de Wereldbank. Het heet Towards a Sustainable National Income en het zal volgend jaar uitkomen. Ook neem ik deel aan een bijeenkomst begin november, belegd door Jacques Delors (voorzitter van de toenmalige Europese Commissie, GvdS), die hoopt zijn Europa te kunnen redden met een nieuw concept. Het Verdrag van Maastricht is nu al zo dood als een pier. Wie heeft er wat gemerkt van Europa-92? Hebben de kiezers dan geen vertrouwen in een grote binnenmarkt? Of valt Europa weer uiteen in kleine regio’s? Je hoort nu al weer de roep om protectionisme. Nee, dat Europa van Maastricht, dat komt er niet. Een Europese gedachte kan alleen bestaan bij een veelbelovend concept, een concept zonder paradoxen van het economisch autisme. Het politiek leiderschap ontbreekt niet omdat we zwakke politieke leiders hebben, maar omdat de politici ronddolen in een failliet concept. Dat is de kern.”

Roefie Hueting was in ons land een pionier waar het gaat om het opstellen van een groen BBP. Vanaf 1970 heeft hij geprobeerd zijn ideeën ingang te doen vinden. Daarnaast was hij orkestleider, pianist, van The Down Town Jazz Band. De foto is gemaakt in het Kuhrhaus tijdens het North Sea Jazz Festival met een jeugdige Roefie aan de piano.




In de jaren tachtig heeft Roefie Hueting van het Centraal Bureau voor de Statistiek zich hard gemaakt voor een groen BBP. Reeds in 1970 kwam hij met zijn eerste publicaties over een Sustainable National Income. Een waardevol idee waar hij weinig waardering voor kreeg. Het wereldje had geen idee hoe dat eruit zou moeten zien. Deze ideeën beginnen nu opnieuw aandacht te krijgen. Ook Wouter van Dieren heeft de ideeën van Roefie Hueting opgepakt. Roefie was niet alleen een creatieve econoom maar ook een creatieve leider van The Down Town Jazz Band.


Een failliet concept. Het is er na dit interview niet veel beter op geworden. We hebben ons nog een tijdje kunnen warmen aan het idee dat die slimme techneuten een hoop van de doembeelden van Dennis Meadows en Jay Forrester toch maar mooi hebben weten te voorkomen. Ze hebben de kachel gewoon nog wat hoger gezet. We zijn in slaap gesukkeld bij de genoeglijk knetterende open haard. Maar nu moet de thermostaat echt omlaag. De vraag is wel of we nu eindelijk wakker zijn. We hebben een halve eeuw verspeeld en nu moeten we echt op de blaren zitten. Dat gaat van au. Het dwingt ons om op te staan en in beweging te komen. Met al die blaren zullen we het zitten blijven niet zo lang meer volhouden.


Hoe lang hebben we nog?


Hoe lang hebben we nog? De wereld, Europa, Nederland? De geschiedenis toont ons veel voorbeelden van grote rijken, belangrijke beschavingen, die na een zekere tijd ten onder gingen. Uiteenvielen. Door interne verzwakking en externe bedreiging. Nadere analyse leert dat daar vaak milieuproblemen, klimaatverandering, roofbouw op de natuurlijke hulpbronnen aan ten grondslag lagen.


Het lijkt erop dat alles zijn natuurlijke leeftijd heeft. Muizen worden drie jaar, mensen dertig keer zoveel. Niet alleen levende wezens zijn organismes, ook met elkaar als een eenheid samenwerkende wezens kun je organismes noemen. Mierenstaten, instituties, verenigingen, bedrijven, ook die hebben vaak een karakteristieke leeftijd. Arie de Geus, hoofd afdeling planning bij Shell, kreeg begin jaren tachtig van zijn baas Lo van Wachem de vraag om eens uit te zoeken waarom de meeste bedrijven maar kort leven, enkele tientallen jaren, maar dat sommige het veel langer volhouden. Zoals Shell en Philips. Er bestaat zelfs een club van superoude bedrijven. In het VK verenigd in de Tercentenarians Club als ze ouder zijn dan 300 jaar (en nog steeds dezelfde familie als eigenaar). Je zou kunnen zeggen dat sommige organismes zich weten te onttrekken aan het lot van de massa. De Geus vond uit dat Shell-achtige bedrijven hun leeftijd te danken hebben aan de essentie van het bedrijf: een levend organisme dat dezelfde instincten heeft als de individuele mens. Anders gezegd: overleven is belangrijker dan winstmaximalisatie.

Er zijn altijd partijen die hun voordeel doen met het zaaien van angst en paniek. Mijn buurman, die de oorlog nog wat bewuster heeft meegemaakt dan ik, heeft de zakken gedroogde rijst, de trommels met biscuitjes en de blikken corned beef nooit weggedaan. Hij lacht nu in zijn vuistje. Ik hoop voor hem dat de trommels en blikken blijven drijven als het zover is. Dan zal hij ongetwijfeld bij de overlevers horen, de facto de pioniers van de nieuwe tijd.


Wij hebben ons omringd met onwaarschijnlijk intelligente hulpmiddelen. Die hebben ons een enorme welvaart, een benijdenswaardig welzijn en veel afleiding bezorgd. Maar er is een prijs en die is niet gering. We putten de aarde uit, we ontregelen de natuurlijke cycli, we ontregelen individuen en groepen en worden steeds afhankelijker van onzichtbare machten. Onze technologisch hoogwaardige samenleving is kwetsbaarder dan ooit. Het moet allemaal elektrisch en het moet allemaal digitaal. Het een kan niet zonder het ander. En we hebben de hele wereld nodig om ons in leven te houden. De vakbonden riepen ooit: Alles staat stil als uw machtige arm dat wil. Die machtige arm is nu de sprietige arm van de hacker die het slot van onze digitale achterdeur weet open te krijgen. Het geeft te denken als mensen uit het wereldje adviseren om je belangrijke documenten vooral uit te printen omdat ze als insiders weten dat die op een zeker moment, om welke reden dan ook, niet meer bereikbaar zijn. En misschien is het meer dan een gimmick dat muziek op vinyl weer populair is en dat de jeugd weer geïnteresseerd is in analoge fotografie. Mensen zijn en blijven analoge wezens. Hoe ver kun je gaan met ze in een digitaal universum te persen? Er avatars van te maken? Als de elektriciteit uitvalt gaan we gewoon allemaal dood als we afhankelijk blijven van mondiale productieketens. Misschien moeten we leren met onze lokaal opgewekte elektrische energie lokaal elementaire overlevingszaken overeind te houden. Zoals de beschikbaarheid van drinkbaar water (ontzouting?) en voedselproductie. Zelf bier maken lijkt me een goed begin. Vanochtend wist een relatie-expert op de radio te melden dat veel jongeren (lees jongens) de meest elementaire sociale vaardigheden missen nu ze gevangen zitten in 2D-gemeenschappen waarin nooit meer een echt gesprek van man tot man plaatsvindt of een echte arm om een echte schouder geslagen wordt. Dan wordt de natuurlijke samenhang in de echte wereld zwaar ondermijnd en daarmee het vermogen om de grote problemen die op ons af komen, het hoofd te bieden.



De Berlijnse Muur


De Berlijnse Muur in juni 1989 kort voor hij in november van dat jaar werd gesloopt. John Richard Gott III zag de Muur twintig jaar eerder en vroeg zich toen af hoe lang hij het zou volhouden. Het leidde hem naar het idee van het Doomsday Argument.


Hoe lang hebben we nog? Een vreemde vraag. Wie moet daar antwoord op geven? Wie durft? Wie kan? Er is de afgelopen eeuw heel wat afgeprofeteerd. De waarde bleek beperkt. Ja, achteraf was er altijd wel ergens iemand die iets goed had voorzien. Maar daar hebben we natuurlijk weinig aan. Of zoals de boer zegt: Achteraf kun je de koe in zijn kont kijken. Hoe zorgen we dat de koe de bilspleet van de boer ziet?


Dat ook in onze tijd imperia kunnen instorten bewijst het ontluisterende lot van de Sovjet-Unie. En dat brengt me op de figuur van J. Richard Gott III. Als jullie genoegen nemen met aanzienlijke onzekerheden durf ik hier wel aan te komen met deze excentrieke wetenschapper wiens ideeën op 27 mei 1993 in Nature werden gepubliceerd onder de eigenaardige titel: Implications of the Copernican principle for our future prospects. In 1969, het Woodstockjaar, was hij in Berlijn en zag met eigen ogen de Berlijnse Muur die niet alleen de DDR maar een heel Sovjet-imperium overeind moest houden. Of, in de woorden van het Historisch Nieuwsblad 4 / 2011:


De hermetische afgrendeling van Oost- en West-Berlijn op 13 augustus 1961 was wel het tastbare bewijs van het morele en economische failliet van het socialisme. Zonder de Muur was de DDR en daarmee het Sovjet-imperium al in de loop van de jaren zestig ten onder gegaan. Dankzij de Muur wist de Sovjet-Unie het voortbestaan van haar weinig levensvatbare imperium met twintig jaar te rekken. De definitieve neergang begon nu pas in 1985 in plaats van in 1965. (Zelf ben ik van mening dat de jeugd, lees Beatles c.s., het vermolmde rijk omver heeft geblazen, Espunt)


Verderop in het artikel wordt, naar aanleiding van de bouw van de Muur, nog even een sneer uitgedeeld:


De DDR-bevolking kreeg te horen dat de NAVO op het punt stond het Oostblok aan te vallen. Daarom kreeg de Muur in de DDR-propaganda de erenaam van Antifaschistischer Schutzwall. Natuurlijk was er niemand die dit werkelijk geloofde, met uitzondering van de PvdA-politici Jan Nagel en Ien van den Heuvel, die in 1975 van mening waren dat de bouw van de Muur een ‘historisch juiste’ beslissing was.


Voor het hele artikel in het Historisch Nieuwsblad, klik hier.


J. Richard Gott III

J. Richard Got III, voormalig hoogleraar astrofyca aan de Universiteit van Princeton publiceerde in 1993 een artikel dat tot op de dag van vandaag de gemoederen in beweging houdt. Een van zijn beweringen heeft onder de naam Doomsday Argument een eigen bekendheid gekregen. De foto stamt uit 1989, het jaar dat de Berlijnse Muur viel, een voor Gott zeer beteneisvolle gebeurtenis.





John Richard Gott III werd op 8 februari 1947 in Louisville, Kentucky geboren. Hij is een voormalig hoogleraar astrofysica aan de Princeton University. Hij maakte onder meer naam met de ontdekking van de 'bellenstructuur' van het universum en met twee gewaagde ideeën: Reizen in de tijd en het Doomsday argument. Het laatste is een toepassing van het Copernicaanse Principe dat we hierboven al hebben genoemd. We laten het reizen in de tijd even liggen voor een volgende keer. Het gaat ons nu om een in mijn ogen briljante redenering van Gott die hem in staat stelt waarschijnlijkheidsuitspraken te doen over de tijd dat iets nog zal bestaan. Gott kwam op het idee toen hij, zoals eerder vermeld, in 1969 Berlijn bezocht en daar de Berlijnse Muur zag staan. Hoe lang zou die daar nog staan, vroeg hij zich af. Op het eerste gezicht een onmogelijke vraag. Wat zou je daar nou van kunnen zeggen? Maar het zette Gott aan het denken en het werd hem duidelijk dat hij er inderdaad iets over kon zeggen, zoals hij op basis van dezelfde redenering ook iets kon zeggen over de nog te verwachten levensduur van een bedrijf of van de mensheid. En daar willen we natuurlijk naartoe. En dat is het fascinerende van originele geesten. Ze hebben natuurlijk niet altijd gelijk, maar we hebben ze wel nodig. Heel hard zelfs.


Het eureka-moment van Gott ontkiemde dus een halve eeuw geleden. Een leuk toeval, maar ook niet meer dan dat. Opmerkelijk dat een harde bèta hiermee kwam? Geenszins. Om te beginnen moet je voor zijn exercitie toch wel wat wiskunde beheersen. Maar misschien nog wel belangrijker is zijn vakgebied. Juist van astrofysici wordt immers verwacht dat zij nadenken over antwoorden op de hele grote vragen die ons sterfelingen bezighouden. Want daar betalen we ze voor. Toch? Hoe is het allemaal begonnen en hoe zal het eindigen? En: zijn wij uniek of mogen we aannemen dat er buitenaardse intelligenties bestaan? Hoe sterk zijn de aannames? Geheel in lijn met de strekking van dit artikel zullen we ons richten op het einde.


Het Copernicaanse Principe


Uitgaande van het Copernicaanse Principe en enkele zeer algemene aannames kwam Gott tot verrassende conclusies. We noemen er enkele. Met een waarschijnlijkheid van 95 %:


-Zal de mens nog tussen 0,2 en 8 miljoen jaar voortbestaan.


-Zullen we de melkweg niet koloniseren.


-Is het aantal mensen groter dan het gemiddelde van andere intelligente soorten.


Tijd om te vertellen wat dat wonderlijke Copernicaanse Principe wel niet voor profetische kracht heeft. Wel, dat zal misschien tegenvallen. In de historie van de wetenschap, en dus van de mensheid, heeft zich de zogenoemde Copernicaanse Revolutie voltrokken. Astronomen, te beginnen met pioniers als Copernicus en Galileo, ontdekten dat de mens niet de bijzondere, bevoorrechte positie innam in het universum die hij zich tot dan toe had toegedicht. Later deed Darwin er nog een schepje bovenop met zijn evolutietheorie. Ook de mens was een product van de evolutie en was in dat opzicht dus ook niet bijzonder vergeleken met alle andere levensvormen. We volgen de redenering van Gott.


We nemen aan dat, wat we ook onderzoeken, het resultaat is van een waarneming die ergens tussen het verschijnen en het verdwijnen van het waargenomene plaatsvindt. Het waargenomene, zeg de Berlijnse Muur, is ooit gebouwd en zal ooit weer verdwenen zijn. Er is dus een Tbegin (begintijdstip) en een Teind (eindtijdstip). Op een zeker moment, Tnu , is er de waarnemer, in geval van de Muur was dat J. Richard Gott III in 1969. Nu komt een belangrijke overweging. Als er niets bijzonders is met de waarnemer en het moment van waarnemen, dan mogen we verwachten dat Tnu ergens tussen Tbegin en Teind ligt. Dichterbij Tbegin of dichterbij Teind. Dat weten we niet. (Tnu – Tbegin) zal altijd kleiner, hooguit gelijk zijn aan (Teind – Tbegin). Delen we het eerstgenoemde verschil door het tweede dan krijgen we getal R waarvan de waarde ergens tussen 0 en 1 ligt.


Nog even de Muur: die is in 1961 gebouwd, Gott zag hem in 1969, verschil 8 jaar, en hij verdween uiteindelijk in 1989 (wat Gott uiteraard niet wist, het had net zo goed 2089 kunnen zijn), verschil 28 jaar. Wat wel duidelijk is is dat R een randomwaarde heeft tussen 0 en 1. Iedere waarde is even waarschijnlijk. De kans dat R een waarde tussen 0 en 1 heeft is dus 1. Wat de waarde van R ook is, hij moet ergens tussen 0 en 1 uitkomen. Elementaire logica. Maar dat is niet zo interessant. We gaan nu verfijnen. De kans dat R tussen 0,025 en 0,975 zit is 95%. Waarom? Omdat we de mogelijke waarden (die allemaal even waarschijnlijk zijn) nu beperken tot een deel van de getallenlijn van R. Op het stukje van 0 tot 1 sluiten we nu twee eindstukjes van 0,025 uit. En dat komt overeen met 5% van alle toegelaten waarden. Als we voor R nu weer onze T-waarden invullen, kunnen we voor de tijd Trest = (Teind – Tnu) die ons nog rest na T nu schrijven:


1/39 (Tnu – Tbegin) < Trest < 39 (Tnu – Tbegin)


In mensentaal: Er is een waarschijnlijkheid van 95% dat de tijd die een waargenomen fenomeen nog zal bestaan groter is dan 1/39 deel van de tijd dat het al bestaat en kleiner is dan 39 maal de tijd dat het al bestaat. De 95% is uiteraard een keuze. Je kunt ook een waarschijnlijkheid van 50% kiezen (dus veel minder zekerheid). Dan kom je uit op 1/3 en 3.

Nu terug naar de Berlijnse Muur. Gott, de in alle opzichten een gewone waarnemer, kwam in 1969 in Berlijn op een alleszins willekeurig moment (het Copernicus Principe). De Muur stond er toen 8 jaar. Op grond van het bovenstaande kon Gott beweren dat de Muur er met een waarschijnlijkheid van 95% nog minstens 8/39 jaar zou staan maar niet langer dan 8x39 jaar (de waarden van Trest horend bij een waarschijnlijkheid van 95%). De Muur viel 20 jaar later, binnen de 95% schatting voor T rest. In 1977 bracht hij een bezoek aan de USSR. Iedereen was ervan overtuigd dat de USSR eeuwigheidswaarde had. Veertien jaar later was het voorbij. (Tnu – Tbegin) USSR was in dit geval 1977 – 1922 = 55 jaar. Ook hier viel de uitkomst duidelijk binnen de 95% schatting.


Hoeveel tijd is de mensheid nog gegeven? Het Doomsday Argument.


Nu de vooruitzichten voor de mensheid als we het Copernicaanse Principe op onszelf toepassen. Gaan we ervanuit dat onze soort 200.000 jaar bestaat (er zijn verschillende getallen in omloop) dan komen we erop uit dat we met een waarschijnlijkheid van 95% minimaal nog 200.000/39 = 5100 jaar zullen bestaan en maximaal nog 7,8 miljoen jaar. De meeste soorten bestaan tussen 1 en 10 miljoen jaar, voor zoogdiersoorten geldt een leeftijd van circa 2 miljoen jaar

Gott heeft geprobeerd deze grove schatting nader te preciseren met een wat meer geavanceerde redenering die daarmee de charme van de eenvoud mist. Preciseren kan alleen als je er wat meer voorkennis in stopt. Die voorkennis houdt de waarneming in dat er de laatste paar millennia sprake is geweest van een enorme bevolkingsexplosie. Als een willekeurige waarnemer, behorend tot diezelfde mensensoort, neemt Gott nu de overweging mee dat er een veel grotere waarschijnlijkheid is dat hij leeft in een tijd waarin veel mensen leven. Met dit gegeven houdt hij rekening door niet het aantal jaren maar het aantal mensen op een bepaald moment als tijdindicatie te gebruiken. Gott stelt zich een chronogische lijst van het menselijk ras voor: iedereen die heeft geleefd of nog zal leven, op volgorde van het moment van geboorte. De lijst loopt van de eerste geboorte, zeg 200.000 jaar geleden, tot de laatste geboorte op een niet bekend tijdstip (waar Gott uiteraard toch iets over wil beweren op grond van waarschijnlijkheidsuitspraken). Op de lijst behoort de helft van de mensen die ooit zijn geboren of nog geboren zullen worden tot de eerste helft van de lijst, de andere helft zit in de tweede helft van de lijst. Dit zou je nog een open deur kunnen noemen. Waar sta ik (of Gott of de lezer, iemand van onze tijd dus) op deze lijst? Dat hangt uiteraard af van hoe lang de mensheid nog zal bestaan en hoeveel mensen er nog geboren worden. Als ons nog een lange en geboorterijke toekomst gegeven is, kan het zijn dat ik relatief vooraan in de lijst sta. Mocht zich op afzienbare termijn, na enkele generaties een ramp voltrekken die ons uitroeit (asteroïde, superbroeikas, onstuitbare infectieziekte, kernoorlog, volledige onvruchtbaarheid, lachgas, of iets vergelijkbaar dodelijks) dan zal ik mezelf meer achterin de lijst terugvinden.


Stel nu dat ik de volgende voorspelling wil doen:


Het aantal nog komende geboortes is kleiner dan het aantal geboortes dat heeft plaatsgevonden.

Dit klopt als mijn naam in de tweede helft van de lijst staat. De kans dat deze voorspelling uitkomt is 50%. Nu komt het getallenspel.


Volgens redelijke schattingen zijn er in de afgelopen 200.000 jaar zo’n 100 miljard mensen voor mij geboren. Op dit moment groeit de wereldbevolking met zo’n 130 miljoen mensen per jaar. Als dit tempo constant blijft dan is er ongeveer 760 jaar nodig om nog eens 100 miljard geboortes te produceren. Op grond daarvan stelt Gott dat er een kans van 50% is dat de mens binnen zeg 760 jaar uitgestorven zal zijn. Er was immers een kans van 50% dat ik in de tweede helft van de lijst stond. 760 jaar dat is niet heel erg lang. Maak er voor het gemak 1000 jaar van. Dit is wat in bepaalde kringen het Doomsday Argument is gaan heten. Overigens betekent het ook dat er een kans van 50% is dat deze uitkomst niet zal optreden en dat we nog heel lang en gelukkig zullen bestaan, zoals de eeuwenoude familiebedrijven die niet kapot te krijgen zijn. En uiteraard gaat het verhaal er ook anders uitzien als de bevolkingstoename getemperd zou worden. Maar van die zeg duizend jaar zijn toch veel mensen behoorlijk in de war geraakt. Een van de manieren om weer tot rust komen is om ervanuit te gaan dat Gott in de war is.


De ideeën van Gott zijn ook in de grote wereld niet helemaal onopgemerkt gebleven. Dit boek van William Pounstone vertelt onder meer over de impact van het Doomsday Argument in de wereld van Google en facebook.




Hoe serieus moeten we J. Richard Gott III nemen? Laat ik beginnen te zeggen dat hij bakken kritiek over zich heen heeft gekregen. Veelal op basis van allerlei nogal technische en ook wel filosofische argumenten. Zo werkt de wetenschap, zo hoort het. Voor mij blijft het feit dat op basis van hele elementaire uitgangspunten, zoals het Copernicaanse Principe van de waarnemer die noch in de plaats, noch in de tijd een bijzondere positie inneemt en die wel weet hoe lang een fenomeen al bestaat maar geen idee heeft hoe lang het nog zal duren, over dat laatste toch waarschijnlijkheidsuitspraken kan proberen te doen. Ik zou zeggen: niet te veel wakker liggen van het Doomsday Argument, maar Gott ook niet wegzetten als een weirdo. Hij heeft in ieder geval veel roering veroorzaakt in wetenschappelijke en niet-wetenschappelijke kringen. Hier is het laatste woord zeker nog niet over gezegd. Waar niet, zoals bij Malthus en de Club van Rome niet te licht over gedacht moet worden is de kritieke situatie waarin we terecht dreigen te komen. Het zal van ons vermogen om het roer radicaal om te gooien afhangen of we ons bestaan wat langer kunnen rekken dan John Richard Gott III ons voorrekent. Gelukkig ook hij de toekomst niet. Maar ook zijn waarschijnlijkheden zijn misschien niet helemaal zonder betekenis.

Voor een analyse van het Doomsday Argument door Nick Bostrom klik hier.


Hieronder een ander Doomsday verhaal gebaseerd op analyses van de actuele veiligheidssituatie in de wereld in verband met de mogelijkheid van het uitbreken van een kernoorlog. De situatie in 2018 was extreem dreigend: twee voor twaalf op de Doomsday Clock.

In 1945 zijn Amerikaanse wetenschappers begonnen met aandacht te besteden aan te waarschuwen voor rampzalige gevolgen van een kernoorlog, een serieuze optie voor een Doomsday. Om hun zorgen kracht bij te zetten zijn ze in 1947 gestart met de Doomsday Clock. De grafiek toont hoe dicht we op een zeker tijdstip bij een kernoorlog zitten / zaten. De Doomsday Clock van het Bulletin of the Atomic Scientists. Getallen links geven het aantal minuten tot middernacht (kernoorlog) aan.


Espunt, 15 augustus 2019



Reacties


16 augustus 2019, Paul Rompa

Mijn goede kennis Paul Rompa (Utrecht), orthopedisch chirurg en al vele jaren een bepaalde periode actief in Ghana om daar patiënten te opereren en artsen op te leiden, reageerde als volgt:


"In Ghana nemen ze overigens gewoon geen risico; niks kansberekening. Ieder einde jaar kondigen allerlei predikers het einde der tijden aan op de jaarwisseling. Je vindt dan ook de gehele Ghanese bevolking op Oudejaarsnacht in de kerk onder het motto: je kunt maar beter in de kerk gevonden worden als dat waar is....
En dat geldt voor heel Afrika vrees ik."


16 augustus, Willem de Vries

Ha Gerard!

Zoals altijd een boeiend verhaal!

Toevallig ken ik Roefie Hueting tamelijk goed. Toen ik directeur Economische Statistieken bij het CBS was (1988-1994), was Roefie een van mijn twaalf hoofdafdelingshoofden (Milieustatistieken). Charmante man, groot denker, geen groot manager. Zijn werk omtrent een alternatief Nationaal Inkomen is mij dus zeer bekend. Probleem is dat de 'gewone' macro-economen (CPB, IMF, WB, OECD etc.) zich met hand en tand zijn blijven verzetten tegen het idee.

Ergens rond 2002 (ik werkte toen bij de VN) is niettemin een Handbook Sustainable National Income tot stand gekomen. Over de tekst daarvan werd onderhandeld op een conferentie bij het CBS, waar ik ook aan heb deelgenomen. Roefie was niet uitgenodigd, maar was (ofschoon reeds met pensioen) wel in het gebouw aanwezig. Via een spion had hij ontdekt dat 'zijn werk' niet op de juiste wijze in de concept-tekst was verwerkt. Hij stuurde daarom een gezant naar mij met het verzoek om daar iets aan te doen. Ik heb een groot deel van die dag besteed aan het pendelen tussen de vergaderzaal en de kamer van Roefie, met de bedoeling een compromis te bereiken, hetgeen uiteindelijk is gelukt.

Kort geleden ontdekte ik dat Roefie niet alleen alive is, maar ook nog tamelijk kicking. Samen met een collega die ik niet ken, heeft hij een update geschreven met het voornaamste nieuws op dit gebied. Het is een dik en geleerd werkje, dat ik tot mijn ergernis niet meteen kan terugvinden in mijn boekenkasten. Ik kreeg namelijk een exemplaar toegestuurd met een vriendelijk briefje erbij, waarin stond dat ik lid van het comité van aanbeveling was. Wist ik niet - maar ik vond het wel een soort van eer.

Over de heer Malthus hebben wij eens gedelibereerd in een clubje waar ik lid van ben (de A4-, ofwel OH-club). Het stukje daarover stuur ik je separaat toe.

Hartelijke groet, Willem