Schootbrugge op de Veluwe

Putten, Doornspijk, Elburg

Zaterdag 21 september 2024 was zonovergoten en aangenaam van temperatuur. Het zaterdagse bestaan in ons hutje in Speuld was zo slecht nog niet. Misschien maar eens een klein uitstapje? Wat dacht je van Elburg? Zo’n suggestie betekent scoren voor open doel want Elburg kun je eigenlijk niet weigeren.

 

Take it or leave it

De dag was wat bibberig begonnen. Ik ontdekte een verdacht zwart pikje op mijn onderbeen. De ouderdom maakte het lastig om de ernst van de zaak goed in te schatten. Lijfverstijving en een teruglopende auto-focus werkten tegen. Maar het was dus wel degelijk een teek. Ik was de dag daarvoor dus toch wat onvoorzichtig geweest bij het beoefenen van mijn hobby: het spotten en fotograferen van paddenstoelen. Ik had beloofd om niet het bos in te gaan. Voor me ligt een foldertje met als titel: “U bevindt zich in wolvenland”. Er had natuurlijk moeten staan: “Pas op, u bevindt zich in bezet gebied. Het nieuwe bewind niet gehoorzamen kan ernstige gevolgen hebben.”

 

Wild enthousiast?

Door de wolf geverfde stadsbewoners juichen vanaf hun verlichte balkon de komst van de nieuwe heersers ongetwijfeld toe, maar ons, balkonloze hutbewoners, baart het zorgen. Teken waren al een akelige rem op het ongedwongen buitenleven, wolven wakkeren nu ook eeuwenoude angsten weer aan. De aanwijzingen in het foldertje hoe een ontmoeting, lees confrontatie, met een wolf te overleven is weinig bemoedigend: blijven staan, vooral niet wegrennen. Over het belang van bewapening wordt niet gerept. Eerst de schapen, dan de herten en daarna? In ieder geval niet de maffia tijdens het lozen van drugsafval. De maffia loost immers nooit ongewapend en dat hebben die wolven snel door. Nee, lieve lezer, als de wolvenhonger toeslaat, zijn wij aan de beurt. Als we die wolven dan zo’n verrijking vinden, en het zijn eerlijk gezegd waanzinnig mooie dieren, waarom dan niet gewoon op tijd voeren? Ja, maar dat is zo niet wild hoor ik de grootstedeling piepen. Beste grootstedeling, er is helemaal niets meer wild in ons uitgewoonde speelgoedparadijs. We voeren immers al alles wat wild lijkt en lijdt. We wilden ooit graag schapen om die mooie wilde hei te behouden. Goed idee. Schaapskuddes? Makkelijke hap. Dat is binnenkort voorbij. Kan de hei eindelijk lekker bos worden. Niet piepen, hoor. Mijn grootvader zei altijd: “Van braakballen komt raaskallen”. Toen ik hem eens vroeg wat hij bedoelde, kreeg ik een flinke pets voor mijn kop.

 

Ik kan tot nu toe nog wel even, vanaf het levensgevaarlijke fietspad, de berm instappen. En dan even op de hurken voor een paddenstoelenplaatje, dat is qua wolvenrisico nu nog wel te overzien. Maar dus niet qua tekenrisico. Na de eerste kwelduivel met de tekentang meedogenloos verwijderd te hebben, onder het motto “van kwelduivel tot kwelgeest”, bleken nog twee parasietjes zich aan mijn been te hebben vastgeklonken. Weg ermee. Of had ik ze voorzichtig terug moeten zetten op hun grassprietje zodat ze nog een kans hadden een passerend wolfje te bespringen?

 

Niet naar Putten, maar toch

Even eropuit op deze fraaie zomerdag. Keuze genoeg op de Veluwe. Hoewel? Het bos valt straks dus af. We gaan regelmatig even naar Putten en slaan dan zelden de boekhandel van Puttens Historische Vereniging over. Een wonderbaarlijke kringloopwinkel met een verbluffend gevarieerd aanbod van boeken die je weinig meer tegenkomt. Als Puttens beroemde oud-inwoner en boekenfanaat Martin Ros deze winkel nog had meegemaakt was hij in opperste staat van geluk aan overboeking bezweken. Ook mijn handen jeuken als ik er over de drempel stap. Maar Gemma houdt maat.


Ik zal verklappen waarmee ik een paar dagen eerder thuiskwam:


  • Herinneringen van een schoolmeester. Het betreft de herinneringen van de schrijver W.G. van de Hulst. Voor het eerst uitgegeven in 1943 door Uitgeverij Kok uit Kampen. In 1993 opnieuw uitgegeven door Uitgeverij De Groot Goudriaan, ook uit Kampen. Willem Gerrit van de Hulst (1879 – 1963), veelgeprezen schrijver van kinderboeken, wordt in 1901 onderwijzer van de Utrechtse diaconieschool aan de weg naar Jutfaas. In 1908 verhuist de school naar de Jutfaseweg (Utrecht, Rivierenwijk). Van 1913 – 1940 is Van de Hulst er hoofdonderwijzer. In 1959 krijgt de school de naam W.G. van de Hulstschool (zoals veel andere basisscholen). Dit ter gelegenheid van de 80ste verjaardag van Willem Gerrit van de Hulst. Die had naast het onderwijzerschap een grote reputatie opgebouwd als kinderboekenschrijver. Met bijna letterlijk een meesterhand publiceerde hij meer dan 100 kinderboeken. In een volstrekt eigen stijl en altijd pakkend geïllustreerd. Een fenomeen! Zeker op de Veluwe bijna heilig verklaard, maar dat past natuurlijk niet in het type christendom dat hier wordt aangehangen. Volgens ingewijden zijn er van zijn boeken 11 miljoen exemplaren verkocht! Zelfs het boekje met de herinneringen is heerlijk om te lezen. En ik leer, zoals steeds, weer allerlei nieuwigheden. Voorbeeld, klein maar fijn. Wij hadden en hebben het altijd over “koppeltje-duiken”. De schoolmeester heeft het echter over “kopje-duikelen”. En dat lijkt me veel treffender. Een nieuwe Nederlander zal bij koppeltje duiken, na lang piekeren, eerder denken aan een vorm van simultaan duiken. Met zijn tweeën tegelijk van de kant af. Fout! En ga dan nog maar eens uitleggen wat het wel betekent. De beste uitleg zou dan zijn: koppeltje-duiken is eigenlijk kopje-duikelen. Zo zie je maar. Vooruitgang is nooit absoluut. En slordige taal is iets anders dan levende taal. 














    Links, 1930, Willem Gerrit van de Hulst, 51 jaar oud, hoofdonderwijzer van de Diaconieschool in Utrecht en zeer productief en geliefd auteur van kinderboeken. Midden, Het Gat in de Heg, 1ste druk, 1917. Rechts, een collage van een aantal boekjes van W.G. van de Hulst uit de collectie van Annemarie Fokker.

     

    • Brieven rond de Vestdijk-biografie, gebundeld door Vestdijk-biograaf Hans Visser. Een uitgave van Sijthoff uit 1989. Brieven van een groep door Visser benaderde mensen die ooit een relatie met Vestdijk hadden gehad. De brieven dateren van 1981/1982. Simon Vestdijk (Harlingen, 17 oktober 1898 – Utrecht, 23 maart 1971) was intussen al tien jaar dood. De brieven zijn interessant alleen al omdat veel reacties nogal beknopt zijn. Men had nauwelijks contact met Vestdijk gehad en als er al contact was geweest dan waren er geen herinneringen meer aan. Interessant ook omdat nogal wat respondenten meldden dat zij niet zo’n hoge pet op hadden van de kwaliteit van Vestdijks oeuvre. Wel van de omvang.( “O gij, die sneller schrijft dan God kan lezen!”, aldus Adriaan Roland Holst bij gelegenheid van Vestdijks 50ste) Bewondering was er zeker ook voor zijn intelligentie, eruditie en werklust. En voor zijn essays. Er is hard aan getrokken om hem een Nobelprijs te bezorgen. Tevergeefs. De biografie van Hans Visser verscheen in 1987 en oogstte nogal wat kritiek. En dus was er ruimte voor een nieuwe poging. In 2005 verscheen een volgende biografie van Vestdijk, nu van Wim Hazeu. Zijn pil van ruim duizend pagina’s kreeg een betere pers.

    Simon Vestdijk, 1940

    • Die vond men de beste, Godfried Bomans, Elsevier 1972. Eerder in 1969 uitgebracht onder de titel Van hetzelfde. Voor mij nog steeds de moeite waard. Superieure humor en scherpzinnigheid die de tand des tijds toch wat beter hebben doorstaan dan de literatuur van veel tijdgenoten. Ik bleek het boekje al te hebben. Gemma had bij het afrekenen, 1 euro, al haar twijfels. Van Vestdijk een biografie, dan toch zeker ook van Godfried Bomans. Het heeft even geduurd, Godfried moest wat langer rijpen, maaruiteindelijk is Ge Vaartjes toch aan de slag gegaan en staat de biografie Vleugelman nu echt op springen. Aangekondigd: november 2024. Maar Bomans zou Bomans niet zijn als er toch niet nog een schalks konijn uit de hoge hoed komt. Ge dacht dat hij klaar was maar bij het scheiden van de markt kwam er, zeer onlangs nog wat sappigs boven water. Het literaire Weblog Tzum stuurde op 21 augustus 2024 het volgende bericht uit:


      Wie aan Godfried Bomans denkt, denkt meteen aan een onstuimig liefdesleven. Van de schrijver en amuseur zou dit najaar een biografie verschijnen van Gé Vaartjes, maar uitgeverij Querido Facto stuurt vandaag een persbericht rond dat de biografie nog aangevuld moet worden na een vondst:

      In de laatste fase van zijn onderzoek naar het leven en werk van Godfried Bomans heeft biograaf Gé Vaartjes bijna driehonderd tot nu toe onbekende brieven in handen gekregen. Ze zijn alle gericht aan een van de vrouwen met wie Bomans decennialang een relatie onderhield. Na haar dood zijn ze door haar erfgenamen aan de biograaf ter beschikking gesteld. De brieven werpen nieuw licht op enkele episodes uit Bomans’ leven waarover weinig bekend was en worden door Vaartjes in zijn manuscript verwerkt. De verschijning van de biografie is om die reden uitgesteld tot 25 januari.


    • Arendsoog, de delen 8 (1953) en 11 (1954). Deel 8 heeft als titel: Het spookt op de spoorbaan, deel 11 De smokkelaars van de Rio Malo. Uitgever Malmberg. Beide naakt, d.w.z., de kwetsbare, glanzende en kleurrijke losse omslag onderweg verloren. Top-leesvoer in mijn lagereschooltijd. Pulp volgens de volksopvoeders. Smakelijke pulp volgens de jochies van mijn generatie. Die heerlijke herkenbaarheid van elk volgend deel, dat werkt voor kinderen, in dit geval voor jongens, die naar de mening van Jan Nowee in die jaren dertig weinig literaire helden hadden. Jan Nowee (1901-1958) publiceerde in 1935 deel 1, Arendsoog. Hij was schoolhoofd van de Paulusschool in Den Haag. Hij overleed plotseling, halverwege deel 20. Zoon Paul Nowee (1936-1993) nam het stokje over, voltooide deel 20 en voegde er in een vloeiende beweging nog 43 delen aan toe! Met de delen 8 en 11 heb ik nu, bijna tachtig, de eerste twaalf delen op een rij. Voldoende. Jeugdsentiment, “a joy for ever”.


    Schootbrugge, maar niet helemaal

    Nadat de tekenhindernis was genomen besloten we dus om weer eens een bezoekje aan Elburg te brengen. Elburg stelt nooit teleur en trekt mij persoonlijk vanwege de oude en schimmige band van onze familie met dit stukje van de Veluwe. Het stukje Schootbrugge.


    Lang wist ik niet beter dan dat wij Schootbrugges een beperkte groep met een weinig voorkomende achternaam vormden, gevestigd in Hilversum en omgeving. Die status aparte gaf iets chiques. Ik kan me nog goed herinneren dat ik op een zeker moment, veel later, door ’t Harde (nabij Elburg) reed en daar tot mijn ontzetting de naam Schootbrugge op een uithangbord zag staan. Zo bijzonder waren we dus ook weer niet! Op de Veluwe had ik een ver en onbekend familielid gespot! Kon dat zo maar? Trouwens, wij in Hilversum waren allemaal katholiek. Op de Veluwe was dat wel anders. Opmerkelijk.

    Mijn nicht Louise van de Schootbrugge kwam wat later met het onthutsende gerucht dat onze opa Gerrit van de Schootbrugge waarschijnlijk een bastaardkind was. Geen echte Schootbrugge! Wij waren dus ook nogal gemankeerde Schootbrugges. Een zijtak. Na een periode van ontkenning ben ik toch maar eens wat gaan snuffelen op Internet. Toen werd al snel duidelijk dat dit gerucht op waarheid berustte. Opa Gerrit was niet als Schootbrugge geboren, hij was het geworden toen zijn alleenstaande moeder, Neeltje van der Weerd, op 27 juli 1897 in Kampen in het huwelijk trad met ene Jan van de Schootbrugge, van beroep sigarenmaker, die kleine Gerrit (toen twee jaar oud) als zijn zoon wettigde. Gerrit ging op zijn 14de ook het sigarenvak in. De start van een bastaardtak van het geslacht Van de Schootbrugge die in Hilversum vrucht zou dragen. Onze tak….Dit hele verhaal hoorde ik zo rond mijn veertigste. Het was in de familie nooit ter sprake gekomen. Opa en oma wisten het natuurlijk, maar de kinderen? Mijn vader? Of was er ook schaamte in het spel?


    Doornspijk

    Paul Nowee voor een muur van Arendsoogboeken. Hij ging verder met het project dat door zijn vader in 1935 was gestart.


    Circa 2012. De Grote Schootbrugge, Bovenweg, Doornspijk. Tweede van links Gerard van de Schootbrugge, naast hem zijn broer Ben en diens kinderen Lysbeth en Stefan, zoon en dochter van Ben. De boederij staat op de plek waar een eerdere versie in brand opging.


    Onderweg naar Elburg passeren we Doornspijk, waar we al eerder hadden ontdekt dat de naam Schootbrugge er op allerlei plekken opdook. Inwoners met die naam, boerderijen met die naam en zelfs een Schootbruggeweg die vanaf de Bovenweg het binnenland in loopt en uiteindelijk als fietspad stuit op de A28. Zie bijlage.


    Agnietenklooster 

    Museum Elburg is ondergebracht in het voormalige Agnietenklooster. In de imposante  keldergewelven heerst een serene rust. Ik tref er alleen mijn echtgenote.




    Elburg is de kleinste van de Hollandse Hanzesteden. Intussen een toeristische trekpleister met een opmerkelijk aantal musea. Wij besluiten om eens een kijkje te nemen in Museum Elburg, Jufferenstraat 6-8, waar de historie van Elburg in beeld wordt gebracht.

    De Vischpoort maakte deel uit van de verdedigingswerken. Hier gezien vanaf de zeekant (buiten de muren).






    Het is gevestigd in het majestueuze Agnietenklooster dat in 1425 is gesticht. De zusters kozen voor een leven afgesloten van de buitenwereld. Tussen de gebeden door vonden ze ook nog tijd om bier te brouwen. De Reformatie maakte een einde aan het klooster. In 1580 werden de laatste dertien nonnen het klosster uitgezet. Ze kregen een woning tegenover de kerk. Hun bezittingen werden geconfisqueerd en met de opbrengst werden de verdedigingswerken van Elburg versterkt (Tachtigjarige Oorlog!). De vesting Elburg is nog steeds zeer herkenbaar. Een mooi museum in een zeer authentiek gebouw.


    Doornspijk is oud. Al in 800 is er sprake van bewoning en worden er goederen geschonken aan de Friese geloofsverkondiger Ludger, die daar zieltjes aan het winnen is en later het klooster Werden sticht. In de goederenlijsten van de Abdij Werden zijn vier “goederen” gevonden die tussen 1133-1166 betalingen doen in een hof in Putten. Later betalen deze vier goederen ook belasting aan de hertog van Gelre. De vier goederen waren in het westelijke gedeelte van het onderzoeksgebied gelegen. In het oostelijke deel lagen de leengoederen, welke in leen waren bij de heer van Keppel en in bezit waren van de hertog van Gelre. Drie van de vier kloostergoederen (en later de herengoederen) en zes leengoederen betaalden papenzaad. Papenzaad diende betaald te worden aan de pastoor (later predikant) in Epe, wat een oud gebruik is. De pastoor kwam op Martinusdag bij de boeren langs en in ruil voor een vat bier betaalde de boer het papenzaad. Dit gebruik is doorgegaan tot en met halverwege de negentiende eeuw. De buurtschap Wessinge is dan ook tenminste ouder dan de kerk in Doornspijk, welke tussen 1000 en 1100 is gesticht.


    Het geslacht Van de Schootbrugge ontleent zijn naam aan een van de kloostergoederen (boerenbedrijf) in de omgeving van Doornspijk, het buurtschap Wessinge. Daar moet in de vroege Middeleeuwen, zo rond het jaar 800, al een nederzetting zijn geweest langs een riviertje dat in de Zuiderzee uitkwam. Dit stroompje heette de Scotan en de naam Schootbrugge zou zijn afgeleid van “brug over de Scotan”, waar een woonplek is gecreëerd. Hieronder een passage uit een studie van Michiel van Putten uit 2018. (Buitengewoon Wessinge, M.J. van Putten, Masterscriptie, RU Groningen)


    Omstreeks het jaar 800 worden goederen op de Veluwe geschonken aan de evangelieprediker Ludger (Liudger, een Fries). Later schenkt Ludger de goederen aan het klooster te Werden in Duitsland, dat hij gesticht heeft. In oude oorkondes (jaar 796, 805 & 806) wordt voor het eerst gesproken over Thornspiic (Doornspijk) waar verschillende geschonken goederen gelegen zijn.


    “Wij wensen, dat bekend wordt aan allen, zowel de tegenwoordigen als de toekomstigen, dat ik Liudger, zoon van wijlen Redger en ik, Hiddo, zoon van wijlen Redger en ik, Hiddo, zoon van wijlen Herewinus, overgedragen hebben een deel van ons eigendom aan de bisschop Liudger tot heil van onze ziel en voor eeuwige opbrengst, in de buurschap welke heet Thornspiic, in deze twee plaatsen n.l. in Quarsingseli en in Berugtanscotan, al wat wij daar hebben gehad, hetzij krachtens erfrecht, hetzij ingevolge bezitneming (ontginning) of door andere verwerving welke ook maar, al deze dingen te zamen ongerept onverminderd, hebben wij aan bisschop Liudger zelf overgeleverd tot ons zieleheil, en wij willen dat het voor eeuwig overgeleverd is en op geen enkele tijd ooit verandert, maar tot hun eeuwig gebruikt en tot nut van de kerk van God, al wat hij er van zal hebben willen maken, dat hij hebbe vrije en zekere macht van onze zijde en van de mensen.”


    Volgens Veen et al. wordt met de naam Berugtanscotan het goed Schootbrugge aan de Bovenweg

    verstaan (l Veen, P., Otten, D., Leeflang, L., Berends, G., (2016).).


    27 september 2024, Gerard van de Schootbrugge


    Reacties


    Joost Wintermans, 30 september 2024

    Joost Wintermans is een studiegenoot en een jaarclubgenoot. Hieronder zijn opmerkelijke reactie.


    Beste Gerard,

    Met veel genoegen lees ik steeds je berichten. Je laatste verhaal roept herinneringen bij me op. De Arendsoogreeks was ook in mijn jonge jaren een grote bron van (ont)spanning.

    Ik woonde van ergens in 1953 tot december 1959 in een rijtjeshuis aan de Ellekomstraat 44 in Den Haag. Buren rechts van ons bewoonden twee van zulke woningen. Dat gezin had rond de twintig kinderen. Dat was de familie Nowee.

    Hij was hoofd van de lagere parochieschool (die mijn ouders voor mij te min vonden).

    Dat vader Jan plotseling overleed herinner ik me vagelijk, maar dat zoon Paul zijn schrijven voortzette is nieuw voor me.

    Hartelijke groet ... Joost



    Toevoeging

    Wessinge is een buurtschap van Doornspijk. De naam wordt al in de oudste geschiedenis van Doornspijk vermeld. Ook in Wessinge behoorden, net als onder Horst, de alleroudste goederen aan het klooster te Werden.

    De grens van Wessinge werd gevormd door de beide Schootbruggen De Grote en De Kleine Schootbrugge. Over deze goederen wordt al in 800 gesproken, zij het dan met de naam Berugtanscotan. Rond 1600 werd de boerderij de Grote Schootbrugge als edelmanswoning afgebeeld onder de naam Schootenburg. Zie hieronder.

    Dubbelklik hier om uw eigen tekst toe te voegen.

    Op nevenstaande oude kaart van de West-Veluwe zien we wat rechts van het midden twee aanduidingen met een sterke schootbruggeklank: Schottenbrouck en SchoetBrügge.




















    Kloostergoederen aanvankelijk in bezit van de Abdij van Werden:

    • Het Hamersgoed dat later het Meyersgoed
    •  Het Campsgoet is in 1648 in handen van Drees Jansen. In 1660 is Jan Driesen de bezitter.
    •  Het Stypsgoed is in 1539 in bezit bij Jacob Andresen.
    • De Schotbruggen is in 1548 in bezit van Melis van Lennep en Gerrit van Triest is de pachter op het goed.


    Dan volgt een periode van de zogenoemde herengoederen:


    • Het Meijengoet. In 1592 in handen van Bernt Hulleman & Hannisgen.
    • Schoetsbrugge ook wel Schootbruggen(n), Schotbruggen(n) en Klein Schotbrugge In 1604 in bezit van Marijken Thijmans.
    • Een herengoed tot Wessingen (mogelijk het Campsgoet/Campengoet). In 1604 in bezit van Otto Camps.
    • Stijpserve. De eerst jaren 1604 tot 1629 komt het goed aan Hermen Cornelissen.


    Als de herengoederen vrijgekocht worden, wordt het goed een tinsgoed.


    • Meijengoet: Tinsboek 1624-1666. Herman Berentz.
    • Schoetsbrugge ook wel Schootbruggen(n), Schotbruggen(n) en Klein SchotbruggeBij vrijkoop splitst Schootbrugge in de grote en kleine Schootbrugge. In 1711 komen de goederen weer bij elkaar.
      • Groot Schootsbrugge: Tinsboek 1624-1666: Als bezitter staat Henrick Gansneb genant Tengnagel, burgemeester van Harderwijk en zijn huisvrouw Joffer Aletzis Ripperbant. Groot Schootbrugge bestaat uit ongeveer 73 mudde land. Het herengeld bedraagt 39 grooten, 2 snaphaenen en 2 hoenders. In het jaar 1711 gaat het naar jonkheer Jan van Haersolte tot den Oldenhoff en in 1775 aan jonkheer F.J.W.R. van Heeckeren. Als tins wordt steeds betaald 7 gulden, 7 stuivers en 12 penningen.
      • Klein Schootsbrugge: Bezitter is Henrick Ganssneb genant Tengnagel burgemeester van Harderwijk voor 2/3 deel. De huisvrouw van Henrick Ganssneb mevrouw Joffer Aletzis Ripperbant en zijn broer Otto Gansneb genat oick Tengnagel bezitten het 1/3 deel. Het goed bestaat uit 112 mudde land en aan tins wordt betaald 24 groten, 1 snaphaen en 1 hoen. In het jaar 1711 gaat het over op Jonkheer Wolter J. van Haersolte en in 1775 aan Jonkheer F.J.W.R. van Heeckeren. De tins bedraagt dan 4 gulden en 14 stuivers.
    • Een herengoed tot Wessingen (mogelijk Campsgoet/Campengoet): niet veranderd in een tinsgoed
    • Stijpserve: In 1637 vrijgekocht en in bezit van Toenisken Lamberts.


    De namen van de boerderijen van de herengoederen komen overeen met de namen van de kloostergoederen. Niet alleen de naam van de boerderij komt overeen, ook de bezitter/horige. Alleen het goed Schootbrugge splitst later in 1637 op in twee goederen. Later in 1711 komen de goederen bij dezelfde eigenaar in bezit. Het goed klein Schootbrugge is dus geen direct benoemd kloostergoed geweest.


    Twee topografische kaarten met daarop aangegeven de Grote Schootbrugge en de Schootbruggeweg.