Gerard van de Schootbrugge & Espunt
Praatje, 5 november 2020
Een praatje bij een plaatje 2. Het plaatjesalbum
In 2008 was Manfred Rothstein de trotse bezitter van 675 verschillende ruggenkrabbers. Het zou mij niet verbazen als dat getal intussen aanzienlijk is gegroeid. Donato de Santis stond dat jaar op 8520. In zijn geval geen ruggenkrabbers, maar jokerkaarten. Wat scheelt het? Martina Schellenberg had een kleine 126.000 servetten bij elkaar gesprokkeld. Een prestatie van formaat waar ze ongetwijfeld heel gelukkig van is geworden en wellicht nog steeds is. Misschien nog niet eens zozeer van het bezit, maar meer van de weg ernaartoe. De weg ernaartoe waarlangs velen op de weg terug zijn…
Dankbaar grijpen velen in deze periode van vrijwillig / gedwongen ophokking de mogelijkheid aan om hun collectie de aandacht te geven die ze eigenlijk verdient. Die zorg schiet namelijk altijd te kort en dat kenmerkt de gemoedstoestand van de liefhebbende verzamelaar. Het is tegelijk ook een tijd waarin het sociale maar intussen vooral ook financiële belang van voetbal zo groot is geworden, dat deze sport zelfs epidemiologisch gezien een status aparte bezit. Verzamelen en voetballen, dat is zo’n beetje alles wat ons nog rest als de wereld op omvallen staat. De bal moet blijven rollen, het plaatje blijven plakken. Want zo groot als het voetbal is, zo groot is ook het verzamelen van de bijbehorende plaatjes. Hobby’s die overgaan van vader op zoon, van bal naar plaatje naar bal. Vader voetbalde en spaarde plaatjes, dus gaat zoon voetballen, ziet de plaatjes van zijn vader en gaat ze ook sparen als Albert Heijn met een leuk aanbod komt.
Klaas-Jan en Jan Klaassen
Waar komt die verzamelliefde –drift en uiteindelijk -woede vandaan? Deze vraag kwam bij mij op toen ik mijn gedachten aan het ordenen was voor een “praatje” over plaatjesalbums. Mijn kleinzoon Jan, intussen al weer ruim de zeven jaar gepasseerd en veelbelovend lid van voetbalvereniging Bunnik ’73, was de aanleiding. Hij verkeert regelmatig in een toestand van verhoogde opwinding als Albert Heijn weer eens een plaatjesactie heeft ontketend. Plaatjes bij de boodschappen, die vervolgens in een speciaal album moeten worden geplakt. Een effectieve vorm van klantenbinding die meer dan een eeuw geleden werd ontdekt en nog steeds werkt. Die verzameldrang zit diep. Het zijn vooral de voetbalalbums die in Jan een heilig vuur doen ontbranden, maar ook plaatjesverzamelingen waarin Freek Vonk centraal staat, spreken hem aan. Zo’n album moet vol en de hele familie helpt daar graag aan mee.
2020, kleinzoon Jan van de Schootbrugge jr. probeert orde te scheppen in zijn verzameling voetbalplaatjes uit de koker van Albert Heijn.
Een incompleet album is waardeloos. Het roept een existentieel gevoel van leegte op als je bij het doorbladeren telkens weer met dat pesterig ogende lege plekje wordt geconfronteerd. Dat plekje waar Klaas-Jan Huntelaar de winnende had moeten inkoppen. Maar Klaas-Jan heeft je in de steek gelaten. Klaas-Jan maakt het onoverbrugbare verschil tussen succes en falen, tussen de euforie van de volmaaktheid en het ondraaglijke leed van het gebrek. Klein gebrek geen bezwaar? Niet in het land van de plaatjesalbums.
Als het laatste gapende gat is opgevuld klapt Jan het album tevreden dicht en wacht vol spanning op de volgende actie van Albert Heijn. In de huidige voetbalwereld kan AH overigens gerust ieder jaar een nieuw album van de Eredivisie lanceren, want de selecties wisselen tegenwoordig razend snel. De teams worden een paar keer per jaar vernieuwd door transacties op de grote voetbalslavenmarkt. Een beetje zoals de mode en dus ook een signaal dat het systeem tegen zijn natuurlijke grenzen aanloopt. Clubtrouw wordt in ieder geval zeldzaam. Hoe anders was dat in mijn eigen jeugd. In de tijd van Jan Klaassen. Ik hoop wel dat Jan bereid is om zijn albums, ook als hij er niet meer naar omkijkt, zorgvuldig te bewaren. De echte waarde voor hem, en voor zijn eventuele nageslacht, krijgen ze namelijk pas over een jaar of vijftig.
Weldoener Anton Siedsma vult de gaten
Anton Siedsma heeft meer dan 2000 plaatjesalbums verzameld. Grote liefde: de albums van Verkade.
Anton Siedsma, zelfbenoemd "Ambassadeur van Grootmoeders Erfgoed" (Nijeberkoop bij Appelscha, 43 jaar voor de klas) is een befaamd verzamelaar van plaatjesalbums. In een interview uit 2008 lezen we dat hij toen ca. 2000 plaatjesalbums bezat en daarnaast nog eens zo’n 300.000 losse (dubbele) plaatjes. Wie nog met een open plek worstelt, kan (kon?) bij Anton terecht. De volgende passage uit het interview geeft mooi weer hoe het (plaatjes)verzamelen, zoals met veel ander gedrag, vaak begint met kopiëren. We zitten hier duidelijk middenin de wereld van de memen.
Siedsma: De kiem daarvoor is al heel vroeg gelegd, toen ik een jaar of twee, drie was. Mijn moeder verzamelde plaatjes voor de Verkade-albums en van tijd tot tijd werd dan de hele tafel leeggemaakt en daar lagen dan allemaal plaatjes, met de bedrukte kant omlaag. Ik mocht ze vervolgens insmeren met glutonlijm. Inplakken deed mijn moeder, daar was ik nog te jong voor. Ze leerde me dan meteen wat er op de plaatjes stond. Het was dus niet alleen leuk, maar ook leerzaam. Het album De boerderij van Verkade was een van de eerste albums die ik zo leerde kennen. Dat koester ik nog steeds. Ik vond het prachtig, want wij woonden in Nijeberkoop (in de buurt van Appelscha, Friesland, red.) op een boerderij, dus het was allemaal erg bekend voor me. Je kunt wel zeggen dat die albums, waardoor ik zoveel leerde kennen van de wereld, een soort kleuterschool voor mij vormden: we woonden natuurlijk in een klein dorp waar er geen was. Op de lagere school ontwikkelde zich mijn interesse voor plaatjesalbums snel verder. De kruideniersknechten die de boodschappen kwamen bezorgen, probeerden er altijd zoveel mogelijk voor mij mee te nemen. Je had toen ook veel van die plaatjes die je van een pakje sigaretten moest knippen, van merken als Full Speed ( autoplaatjes, red. ) Captain Grant (schepen, red.) en Croydon (vliegtuigen, red) . Deze plaatjes verzamelden de jongens. De meisjes waren meer gericht op de plaatjesalbums van Van Nelle met kabouter Piggelmee. Plaatjes sparen was echt heel populair. Die tijd is me heel dierbaar: er was nog niet zo'n chaos aan keuzes als nu, het leven was rustiger en overzichtelijker.
http://www.antiqbook.info/nl/verzamelen/deverzamelaar/siedsma.phtml
Wat heeft poepen ermee te maken?
Klaas-Jan boven.
De acties van Albert Heijn en het enthousiasme van onze Jan, jonger zusje Lieke loopt intussen ook al een beetje warm dankzij Jans overvloedige hoeveelheid dubbele plaatjes al is ze meer van Christophe (Frozen) dan van Klaas-Jan, riepen herinneringen op aan mijn eigen jeugd en zelfs die van mijn vader, die in zijn jeugd ook al geïnteresseerd was in voetbalplaatjes.
Verzamelen heeft vaak te maken met het terughalen van herinneringen aan de tijd dat het leven nog overzichtelijk, vriendelijk en uitnodigend was: lees de jeugd. Maar nu was het het verzamelen zelf, met onze Jan in de hoofdrol, dat mij terugbracht naar mijn eigen onbekommerde jeugd waar ik met veel plezier aan terugdenk.
Zoals vaker waren Freud links en zijn leerling Jung rechts het niet eens over de mechanismen achter menselijk gedrag, in dit geval het verzamelen.
Toen was geluk immers heel gewoon. Natuurlijk niet, maar zo werkt het brein, of in ieder geval mijn brein, blijkbaar. Gelukkig. Freud heeft nog geprobeerd er een andere draai aan te geven. De essentie van zijn kijk op de menselijke psyche was dat alle ellende, angsten en obsessies in ons latere leven een voedingsbodem hebben in onze prille kindertijd. Vanuit die overtuiging uitte hij het vermoeden dat de verzameldrang iets te maken had met het trauma van de zindelijkheidstraining, dus met de anale fase van het kind. Ik ben geen Freud-basher, maar ik voel het wel als een opluchting dat we tegenwoordig niet alles meer hoeven aan te nemen van de beroemde psychoanalyticus. Ik heb het idee dat zijn leerling Jung wat dichter bij de waarheid zit. Die bracht een evolutionaire visie in: de betere verzamelaar (vrouwen?) die wat meer succes had bij de voortplanting in de tijd dat we nog als jager-verzamelaars door het leven gingen. Overigens is het wel opmerkelijk dat er in de moderne wetenschap zo weinig aandacht is voor dit uitbundig voorkomende fenomeen. En dan te bedenken dat onze op empirie gestoelde wetenschap zelf voor het grootste deel gebaseerd is op het verzamelen van data. Sterker nog, dat geldt tegenwoordig ook voor de economie. Zomaar een plaatjesactie starten kan niet meer. Eerst de data. Hoe maken we de verleiding onweerstaanbaar?
Uit de schulp
Ook ik kom uit een verzamelaarsomgeving. Lang heb ik gedacht dat verzamelen te herleiden was tot een genetische afwijking, een karakterzwakte, zich uitend in nostalgie en door regressie geïnduceerde infantiliteit. Daar kon je als volwassen en verantwoordelijke burger maar beter niet mee te koop lopen. Maar nu ik er nog eens over nadenk groeit het vermoeden dat het misschien eerder andersom is. Verzamelen is zo wijd verbreid dat er wel haast een evolutionaire basis moet zijn. Jung! Met andere woorden: zij die het verzamelinstinct missen zouden wen eens een probleem kunnen hebben. Het zou me zelfs niet verbazen als blijkt dat deze ondersoort niet eens bestaat (in de competitie om de voortplanting gesneuveld). Zouden er min of meer normale mensen zijn die zonder aarzeling op een zeker moment hun fotoalbums in de open haard donderen? Ik kan het me haast niet voorstellen. En bedenk wel dat de stap van fotoalbum naar plaatjesalbum niet alleen heel klein is, maar in het verleden ook feitelijk heeft plaatsgevonden.
Een goed functionerend autobiografisch geheugen en kennis van de historie in bredere zin is essentieel voor een volwaardig menselijk bestaan. En dan hoeft het ook niet te verbazen dat we graag terugvallen op hulpmiddelen om dat niet al te betrouwbare geheugen te ondersteunen met harde data: verhalen, foto’s, teksten, musea, etc. Het vormt de basis van het verzamelen. Maar we weten ook dat de mens een verslavingsgevoelig wezen is. Eten is verstandig, te veel eten niet. Verzamelen is verstandig, te veel verzamelen kan voor problemen zorgen.
Ik vermoed dat we, net als met alle andere karaktereigenschappen, te maken hebben met een spectrum dat loopt van de zeldzame verzamelwarsheid enerzijds tot aan de obsessieve verzamelverslaving anderzijds.
Een bekentenis
Van Nelle had veel succes met zijn Piggelmee-albums. Het eerste couplet van het eerste deel heeft steeds een magische klank voor mij gehouden. De echtheid van het album blijkt onder meer uit het niet perfecte inplakwerk.
L.C. Steenhuizen zorgde voor de bewerking van het oorspronkelijke sprookje De Visser en zijn vrouw van de gebroeders Grimm. Het eerste deel verscheen in 1920. De plaatjes waren van Nans van Leeuwen.
Een uitgave van Erven de Weduwe J. van Nelle NV Rotterdam
Vissersmannetje Timpe Tee die model stond voor Piggelmee in gesprek met de betoverde prins.
Piggelmee is een bewerking van het Duitse sprookje De visser en zijn vrouw. De gebroeders Grimm gebruikten een versie uit Pommeren, opgetekend door de schilder Runge (1777-1810). Het vissersmannetje heet hier Timpe Tee genoemd, het vrouwtje Isebil. In een Hessische versie heet het mannetje Domfine en het vrouwtje Dinderlinde. Andere namen voor de visser zijn Igelom, Jan Pichem, Pier en Piggelmee en voor zijn vrouw Hikke, Hillebille, Tryn en Ulebút. Het stel woont in een armoedige pissputt, een huisje zonder ramen (ze kijken door een kwastgat), een Keulse pot, een hutje, doofpot of mosterdpot. Moraal: hoogmoed komt voor de val. (Wikipedia)
Ik behoor in vele opzichten, ook als verzamelaar, tot de middelmaat. Ik zal hierna wat laten zien van mijn beperkte verzameling plaatjesalbums. Het verzamelalbum als verzamelobject, ja zeker, dat kan allemaal in de wereld van het verzamelen, een verzameling van verzamelingen, een tweede orde verzameling. Ook ik verzamelde en doe dat, heel beperkt, nog steeds. Er waren ooit de sigarenbandjes, lucifermerken, postzegels, later de strips en kinderboekenseries, chemische elementen. Het lijstje is best lang maar ik schaam me er niet meer voor. Ik laat het zware werk nu wel aan Jan en Lieke over. Ik beperk me tegenwoordig hoofdzakelijk tot het fotograferen van paddenstoelen. Maar ik bespeur nog wel een zekere neiging tot proto-verzamelen. Nog niet het verzamelen zelf, maar de voorloper: het bewaren. Dingen die geen functie meer hebben, maar nog wel een emotionele en / of historische waarde (zouden kunnen krijgen). Zo hier en daar staan op onze zolder dozen met oude computers (zoals de Commodore 64), oude fototoestellen en oude tijdschriften. Ik heb geen neiging om er actief mee aan de slag te gaan. Maar iets houdt me tegen om het zomaar bij het oud vuil te zetten. Het is een tastbaar lijntje naar het verleden met een omvangrijke emotionele lading. Het hoogst haalbare voor een zolder is toch dat de erestatus van het vat vol herinneringen. Het is van mijn kant ook een nietige poging om te helpen een stukje geschiedenis te bewaren dat een bijzondere betekenis heeft gekregen. Een geschiedenis die ik misschien nog wel eens fysiek wil tonen aan onze Jan als hij met vragen komt over computers en hoe het allemaal zo gekomen is. Vroeg of laat moeten we het toch hebben van de verhalen en de bewijsstukken. De snelheid waarmee onze omgeving verandert, dwingt ons helaas om snel afstand te doen van ons bezit. We krijgen nauwelijks noch de tijd om te hechten en dat is misschien maar goed ook omdat we anders zouden omkomen in nutteloze spullen. Als voorzitter van de Nootdorpse kringloopwinkel zie ik een klein deel van al die verschoppelingen in onze winkel terechtkomen. Met een beetje geluk krijgen ze een tweede leven en is de band met het verleden nog niet helemaal doorgesneden. Maar bijna alles wat ons ooit dierbaar was of waarop we hebben gezwoegd, verdwijnt zonder enige aarzeling in de grauwe bakken van het gemeentelijk afvalbedrijf.
Vertrouw op papier
In mijn tijd bij TNO heb ik meegemaakt hoe hele instituten werden afgevoerd. Een leven vol avontuur, onderzoek, successen en mislukkingen, weg. Opgeruimd. Historisch besef nul, kost alleen maar geld, leidt alleen maar af. Het gebeurt overal en op grote schaal. Ik heb niet de illusie dat we de oplossing gevonden hebben door alles te digitaliseren en in de cloud op te slaan. Daar is onze wereld net wat te instabiel voor….Ooit valt het licht een keer uit, om wat voor reden dan ook. Of dringt er een kwaadaardig virus binnen waartegen geen kruid gewassen is. Zelfs in Silicon Valley wordt, naar ik heb vernomen, belangrijke informatie op duurzaam papier vastgelegd. Zelfs postduiven worden weer ingezet.
Terug naar mijn eigen aandeel in dit verhaal… Laat ik zeggen dat het Gemma uitstekend lukt om mij in het midden van de verzamelverdeling te houden. Zij houdt de zaak goed in de gaten en behoedt mij voor excessief gedrag. Ik voel me daar goed bij. Zo lang mijn oude, verstofte en ogenschijnlijk nutteloze meuk op de zolder blijft, gunt ze mij mijn verborgen pleziertjes. Ze weet ook wel dat verzamelen in het algemeen wat onschuldiger is dan jagen. Je zou het verzamelen ook als een sublimeerde vorm van jagen kunnen opvatten. Meer feminien ook. Mijn moeder gooide ook niks weg, maar die had dan ook de oorlogsschaarste meegemaakt. En in haar jeugd was er voor ieder gebrek wel een oplossing.
Serendipiteit en rapen
Pek van Andel, vrijdenker en groot kenner van het verschijnsel serendipiteit.
Pek van Andel was oncontroleerbaar of heeft die controle moeten missen. Pek werd ooit een goede kennis nadat ik hem, ergens in de jaren negentig, bij TNO ruimte had geboden voor zijn reizende expositie over Serendipiteit. Het verschijnsel van de onverwachte ontdekking door de “voorbereide” geest. Pek heeft zich ontwikkeld tot een van de belangrijkste deskundigen op dit gebied. Uiteraard begonnen met het verzamelen van voorbeelden, maar dit terzijde. De ontwikkeling van de wetenschap (en van de techniek) hangt van serendipiteuze vondsten aan elkaar. Als je er even bij stilstaat ook nog wel logisch. Echte doorbraken in onze kennis kunnen nu eenmaal niet voorspeld worden, dan zouden het immers geen doorbraken zijn, hooguit bevestigingen van bestaande vermoedens. Het zijn heel vaak ogenschijnlijke toevalligheden waar op een zeker moment iemand van inziet (the prepared mind) dat het om iets belangwekkends gaat dat uitnodigt tot nader onderzoek. Ik ga hier nu niet verder op in omdat we op weg zijn naar de voetbalplaatjes. Maar ik wilde het graag kwijt om Pek van Andel te introduceren.
Toen ik hem een keer opzocht in zijn Groningse boerderij bekende Pek me dat hij niet alleen een serendipity-expert is maar ook een raper. Een voor mij nieuw begrip. Toen hij me rondleidde door zijn woonstede inclusief de enorme schuur die bij zo’n boerderij hoort, werd het me snel duidelijk. Pek de Raper toonde mij een ruimte die tot de nok toe gevuld was met spullen die hij langs de weg was tegengekomen. Stapels fietswrakken, enorme hoeveelheden ski’s, ontelbare jampotjes met spijkers, schroeven en bouten. Van alles en zo veel dat er praktisch geen doorkomen meer aan was. Hier heerste de raper, de man die zich over zwerfvuil bekommerde in de meest brede zin van het woord. Vol trots liet hij zien hoe hij afvalhout had benut voor schrootjeswerk. Zijn partner Truus Pinkster, had zich verschanst in een voor Pek streng verboden privévertrek. Ik mocht even naar binnen gluren. Het zag er allemaal keurig uit.
Er zijn mensen als Pek die spullen meenemen die misschien nog waarde hebben. Rapers, sleurders. Er zijn mensen die voorbereid zijn op noodsituaties en van alles in huis halen om de kans op overleven te vergroten, de preppers. Verwant zijn de hamsteraars. Er zijn ook mensen die moeite hebben met weggooien. Er zijn mensen die spullen verzamelen om er ooit geld mee te verdienen. Het zijn allemaal subculturen in de wereld van het verzamelen. Ik vermoed dat er deep down een zelfde mechanisme achter zit. En laten we niet vergeten dat verzamelen ook aanwijsbaar nuttige doelen kan dienen.
Het Groot Citaten Boek
Er zijn een paar diersoorten, zoals de ekster, die een soort verzamelgedrag vertonen. Voedsel verzamelen om de winter door te komen komt ook in de richting. Maar verzamelen is toch vooral een mensending. Vrijwel ieder object kan de basis voor een verzameling worden. Het hoeft niet eens een materieel object te zijn. Naast me op de plank staat het Spectrum Citatenboek. Vol met citaten (helaas niet een over verzamelen) die door iemand zijn verzameld. Nuttig. Sterker nog, daarnaast staat het Groot Citaten Boek van uitgeverij Kosmos. Twee citatenboeken en dat is dus een verzameling van verzamelingen. Een belangrijk gegeven: in de verzamelwereld begint een verzameling met twee exemplaren. (In de wiskunde zit het net een beetje anders. Daar heb je al een verzameling als er niets is. Gauw vergeten.) Het is goed voorstelbaar dat die twee citatenboeken mij zo opwinden dat er een drang ontstaat om op zoek te gaan naar meer citatenboeken. Ik zou me dan gaan gedragen als een citatenboekenverzamelaar. Eventuele motieven? Als ghostwriter kunnen putten uit een groter bestand aan citaten (ik schreef ooit voordrachten voor een opdrachtgever die gek was op citaten), een unieke collectie opbouwen die aanzien geeft, toegang krijgen tot en deel gaan uitmaken van een boeiende gemeenschap van citaatliefhebbers en verzamelaars van citatenboeken, vergelijkend onderzoek doen naar wijsheden in verschillende talen, etc. Ter geruststelling van mijn directe omgeving: die aandrang voel ik geenszins.
Kiest u maar of verzin het zelf
Postzegels bevatten vaak meer boodschappen dan je op het eerste gezicht zou denken. Deze Canadese zegel wil de betrokkenheid van Canada met het poolgebied laten zien. Een onderwerp dat door de semiotiek wordt bestudeerd. Het vakgebied van Umberto Eco.
Het huis van een naburige kennis staat vol met modeltreintjes, nog in het bijbehorende doosje. Doosjes in doos. Mijn broer verzamelt oude typemachines, mijn neef ansichtkaarten van Appelscha, een goede kennis kwam tot verdriet van zijn echtgenote op het idee elektrische kacheltjes te gaan verzamelen. Een ex-TNO-collega wil op gevorderde leeftijd promoveren op de semiotiek van postzegels. Semiotiek of tekenleer is de studie naar de werking van tekens (semiose). Tekens die door de mens worden gebruikt. Umberto Eco was hoogleraar in de semiotiek aan de universiteit van Bologna. Een andere ex-collega had een bijzondere verzameling toverlantaarns en ontving thuis kleine groepen waarvoor hij toverlantaarnvoorstellingen verzorgde.
Je kunt alles verzamelen. In het Musée des Blindés in Saumur hebben ze vrijwel alle tanks in huis.
Sommigen verzamelen kunst, andere oldtimers. Maar er zijn ook verzamelaars van handtekeningen, bidprentjes, eierdopjes, kerststallen, Flippo’s, koffiemolens, flipperkasten, munten, militaire eretekenen, politiepetten, stempels in paspoorten, grondsoorten, sluipwespen (een oud studiegenoot ging voor dit doel jaarlijks met zijn wespennetje naar de Po-vlakte), fossiele afdrukken van ammonieten, alles van de Beatles, etc., etc. Een paar jaar geleden bracht ik een bezoek aan het Musée des Blindés in Saumur waar zo’n beetje alle tanks die ooit hebben bestaan, worden bijeengebracht.
Rariteiten
Zaal 2 van Teylers Museum, een voorbeeld van de verzamelende wetenschap in de tijd van de Verlichting.
Een deel van al het moois, en soms ook verschrikkelijks, dat wordt verzameld, komt in musea terecht, vaak particulier soms publiek. Teylers museum in Haarlem is een prachtig voorbeeld van wat een bevlogen en kapitaalkrachtige verzamelaar kan aanrichten. Pieter Teyler van der Hulst, een schatrijke lakenkoopman die eind achttiende eeuw geïnspireerd raakte door de gloed van De Verlichting (Encyclopedisten) en een indrukwekkende collectie objecten bijeenbracht uit alle toen bestaande takken van wetenschap. Een Rariteitenkabinet in de positieve zin van het woord. Rariteiten vinden we ook in de afdeling anatomie van het universiteitsmuseum; op sterk water. En dan zijn er ook nog de plaatjes bestemd voor de plaatjesalbums in maten en soorten en vaak verleidelijk mooi. Kortom: wat bezielt ons? Hieronder een korte beschouwing op Wikipedia. Een aantal uitspraken zijn herkenbaar, maar erg wetenschappelijk komt het niet over.
Concept of collecting (Wikipedia)
For people who collect, the value of their collections are not monetary but emotional. The collections allow people to relive their childhood, connect themselves to a period or to a time they feel strongly about. Their collections help them ease insecurity and anxiety about losing a part of themselves and to keep the past to continue to exist in the present. Some collect for the thrill of the hunt. For these collectors, collecting is a quest, a lifelong pursuit which can never be completed. Collecting may provide psychological security by filling a part of the self one feels is missing or is void of meaning. When one collects, one experiments with arranging, organizing, and presenting a part of the world which may serve to provide a safety zone, a place of refuge where fears are calmed and insecurity is managed. Motives are not mutually exclusive, rather, different motives combine for each collector for a multitude of reasons.
...
Psychologists have often taken a Freudian perspective when describing why people collect. They highlight the controlling and impulsive dark side to collecting, the need for people to have "an object of desire." Muensterberger, in his perspective paper "Unruly Passion" believes collecting to be a "need-driven compensatory behavior where every new object effectively gives the notion of fantasized omnipotence." Jung had his own theories about why people become collectors. He touted the influence of archetypes on behavior. These universal symbols are embedded in what he termed our collective unconscious. Using this logic, collecting and completing sets have as their archetypal antecedents the collecting of "nuts and berries" once needed for survival by our early ancestors.
Een voorbeeld van de fraaie uitvoering van sommige plaatjesalbums. Dit was een uitgave van Albers Creameries Ltd, Dordrecht.
1910. Nederlands Indië door J.L. Hooftman, compleet met insteekplaatjes l t/m 96. Verscheen ook bij enkele andere maatschappijen.
Fotografie; Koekfabriek de Nederlander B.J. Lindeboom & Zonen - Fotografie-Album III - 1906-1907
Kauwgomplaatje: Doris Day
Een eerdere nostalgische opwelling, een praatje bij een plaatje (van Doris Day), kan de suggestie hebben gewekt dat ik een zwak heb voor het plaatje. Maar dan speciaal het volkse plaatje dat je in mijn jeugd bij de kauwgom dan wel bij andere begeerlijke koopwaar kreeg bijgeleverd. Plaatjes die genummerd waren wat de indruk versterkte dat het hier om verzamelwaar ging. Dat daar snode motieven achter zaten, begreep ik pas veel later. Wij waren gewoon gek op verzamelen en wij niet alleen. Dus zeurden we onze moeder de kop gek om toch vooral een bepaald merk beschuit, zoals Haus, of ontbijtkoek van Peijnenburg te kopen. Aanvankelijk waren de bijbehorende albums waarin de schat veilig kon worden weggeplakt, nog buiten bereik. Maar alleen al zo’n stapel plaatjes in de handpalm gaf al een hoogst aangenaam gevoel. En reken maar dat we de ontbrekende nummers uit het blote hoofd konden opsommen.
1920. Piet Guit, uitgave van beschuitfabrikant Haust uit Amsterdam.
Op een gegeven moment raken die vaak onvolledige collecties uit het zicht. Laat ik zeggen dat het jachtinstinct verschuift naar een nieuwe type prooi. Maar gelukkig komt er ook weer een leeftijd dat de plaatjesverzameling een nieuw gezicht krijgt: het gezicht van een kleinkind. In dit geval onze Jan die zich helemaal laat overspoelen door de met name door de firma AH ontketende plaatjestektoniek. En dan uiteraard voetbalplaatjes, nog altijd het meest populaire verzamelobject als het om plaatjes gaat. Een samenleving is gebouwd op tradities. Opa voetbalde, net als opa’s vader, ook een Jan, die eveneens voetbalplaatjes verzamelde. Van hem erfde ik een voetbalplaatjesalbum van het populaire vooroorlogse sigarettenmerk Miss Blanche, uitgegeven in 1932. Mijn vader was toen 14. Misschien wel gekregen bij gelegenheid van het afsluiten van de lagere school. De leerplicht liep toen tot 14 jaar. Bijna iedereen moest daarna een baantje zoeken. Het album is voor mij een kostbaar bezit. Kleinzoon Jans vader, mijn zoon, voetbalt en deelt in de plaatjesvreugde van zijn zoon die nu dus ook is toegetreden tot het plaatjesverzamelende voetbalgilde. Voor de snelle teller: we hebben het dus al over vier generaties! Zo ontwikkelen familietradities zich.
Het album van mijn vader. Een uitgave van het sigarettenmerk Miss Blanche met de KNVB-elftallen uit 1931. Rechtsboven het elftal van 't Gooi met de in Hilversum befaamde doelman Meijer Cohen.
Pedro
Op 30 juni 2018 trof ik een ontroerend berichtje aan op de site van RTL Nieuws. Het ging over het 8-jarig Braziliaanse jochie Pedro Auruca die net als zijn klasgenootjes verzot was op voetbalplaatjes. Helaas was het gezin te arm. En toen besloot Pedro om de plaatjes, die hij van zijn vriendjes leende, te gaan natekenen. Alle 126. De producent en wereldmarkt leider van voetbalplaatjes en plaatjesalbums Panini hoorde ervan en stuurde Pedro een album en de complete set plaatjes. Hoe blij zal het manneke daarmee gemaakt zijn! Het ultieme jongensgeluk.
In 1955 startte margarinemerk Blue Band met een zeer succesvolle actie onder de titel 40 sporten en spellen in woord en beeld. De te sparen plaatjes waren bedoeld om tien deeltjes te illustreren. Ik mis een van de deeltjes en dat wil ik graag zo houden. Rechts de briljante Faas Wilkes in actie op een van de plaatjes .
Het verzamelen van voetbalplaatjes ter illustratie van een bijbehorend album leek langzaam maar zeker uit te sterven. Iets uit vooroorlogse tijden dat na de oorlog nog een opleving meemaakte maar tenslotte in de mist van de tijd leek te verdwijnen omdat de moderne marketeers er geen vertrouwen meer in hadden. Want de plaatjesspaarderij was toch vooral bedoeld als een verkoopstimulerend en merkverbindend activiteit. Maar zoals vaker komt er vroeg of laat dan toch weer iemand die zich herinnert hoe populair dit fenomeen was en die wel eens wil zien of de truc nog werkt.
Vier Italiaanse broers poetsen de plaat op
Ik noemde al Panini. Het zijn de broers en krantenwinkeliers Giuseppe en Benito Panini, in Modena, die in 1960 het idee krijgen om plaatjes van voetballers te gaan verkopen. Plaatjes om te verzamelen en in albums te plakken. Een nieuwe fase in de wereld van de plaatjesalbums. De verzamelplaatjes worden voor het eerst een product op zichzelf. Het succes is overweldigend en de twee andere broers, Umberto en Franco, treden dan eveneens toe tot het familiebedrijf. In de jaren '70 verschijnen de eerste zelfklevende plaatjes, een revolutie, waarna de markt internationaal wordt verbreed. Vanaf dan hebben we het over sticker albums.
De Panini groep, met het hoofdkantoor in Modena, Italië is de wereldleider in de sector van de verzamelstickers en trading cards en is nu ook een van de grootste uitgevers op het gebied van strips, tijdschriften en kinderboeken zowel in Europa als in Latijns-Amerika. In 2018 passeerde de omzet de grens van 1 miljard dollar bij een bezetting van meer dan 1200 medewerkers.
Het eerste Panini-album gewijd aan het Nederlandse voetbal kwam in 1978 op de Nederlandse markt. In de jaren erna is er bijna ieder jaar een verzamelalbum verschenen. Het laatste album kwam uit in 2005, daarna nam supermarktketen PLUS de rechten over. Momenteel zijn deze rechten in handen van de Albert Heijn. Van 2005 t/m 2008 was Plus Supermarkten de hoofdsponsor van de eredivisie met ieder jaar een actie van voetbalplaatjes.
En wie denkt dat de reclamemannen van Albert Heijn pas sinds een paar jaar dit marketingtrucje hebben ontdekt, think twice. In 1972 kwam de supermarktketen bijvoorbeeld al met een Ti-Ta-Tovenaarboek waarbij je bij elke tien gulden aan boodschappen weer vier kaartjes kreeg. En veel eerder nog, in de jaren vijftig, brachten ze ‘met toestemming van Walt Disney’ het prachtige Cinderella uit.
In navolging van Panini begon in 1968 de firma Vanderhout met de verkoop van voetbalplaatjes (per zakje met acht plaatjes). De plaatjes konden in het "Voetbalsterren" album geplakt worden. Het leidde op schoolpleinen tot spontane ruilbeurzen. Toen Panini ook de Nederlandse markt veroverde was het snel gedaan met Vanderhout.
En toen?
In Nederland is de stickerstorm halverwege de jaren tachtig gaan liggen. In sommige andere landen is de gekte echter nooit overgewaaid. Zoals in Spanje waar bijvoorbeeld pleinen in Barcelona elke zondagochtend volstromen met verzamelaars die uit zijn op ruilen en handelen. Hofleverancier van de verzamelalbums is ook daar het Italiaanse Panini. De voetbalplaatjes blijven wereldwijd het populairst. Rest nog de vraag: hoe is het allemaal begonnen?
1927. Engelse voetbalplaatjes van het sigarettenmerk Player.
De eerste plaatjesalbums waren foto-albums. De oudste dateren van rond 1850. Al in de 17 de eeuw doken zgn. handelskaarten op met adres- en reclame-informatie. In 1860 liet een Amerikaanse producent van sportartikelen kaartjes met honkballers drukken (honkbal kwam op). Eind 19de eeuw deden sigarettenfabrikanten ze in de sigarettendoosjes, onder meer ter versteviging (“stiffeners”). Kort daarna doken in de doosjes ruilkaartjes op met afbeeldingen van sportfiguren. In de VS waren met name honkballers populair. Voorlopers waren in 1886 het Amerikaanse bedrijf Allen and Ginter en het Britse bedrijf W.D. & H.O. in 1888. In 1900 waren er in de UK al 300 tabaksfabrikanten actief op dit gebied. Toen al stonden er kinderen bij de uitgang van winkels om klanten de kaartjes te vragen. Al snel volgden andere sectoren. Met name snoepgoedleveranciers zagen mogelijkheden. Voor een penny kon je vaak een speciaal album aanschaffen waarin de kaartjes geplakt konden worden. Complete albums werden al snel een collectors item. Rond 1900 stopte ook in Duitsland zo’n beetje elke producent verzamelbare plaatjes bij zijn producten, net zoals in de meeste andere Europese landen. Ruil- en verzamelplaatjes werden in korte tijd een wereldsucces en zijn dat in zekere zin altijd gebleven met dank aan Panini.
Het plaatjesalbum Goal van de bekende radiovoetbalverslaggever Leo Pagano uit 1949 -1950 met 230 zwart-wit-plaatjes (foto's). Een uitgave van de NV Zeepfabrieken v/h De Haas & Van Brero, Apeldoorn
Espunt, 5 november 2020
Enkele reacties
5 november 2020, Elly van der Eijk
Hoi Gerard,
Bedankt maar weer. Je dient twee heren: jezelf met de bezigheid hieraan en de lezers. Voor sommige mensen is verzamelen een heikel punt. Leuk onderwerp maar bij deze en gene kan het uit de hand lopen. Met plaatjes is het leuk. Dan heb je op een keer het laatste plaatje. Sigarenbandjes blijven, maar er wordt minder gerookt. Wij kennen een boekenman die maar inkoopt en nauwelijks verkoopt. Hij heeft zijn zaak in de L. De Colignystraat. Ken je misschien. Is vlak bij waar TNO was (het voormalige hoofdkantoor van TNO aan de Juliana van Stolberglaan 148, Espunt). En drie garages vol voorraad. Hij had altijd wel wat een potentiële klant vroeg, maar wist niet waar het stond. Hij is nu over de 80 en in afwachting van medische hulp, maar vertrouwt op zijn retour in de winkel. Een zeer apart figuur.
Kom jij de Flipje-boeken nog tegen? Ik wachtte almaar op een verhaal erover in het Betuweprogrmma op tv. Maar niks. Alleen het bessenmannetje huppelde af en toe rond.
7 november 2020, Espunt
Beste Elly, wat leuk dat je Flipje van Tiel aan de orde stelt. Die had natuurlijk ook een vermelding verdiend in het artikel. Maar zeker met een onderwerp als verzamelen moet je ergens een streep trekken. Nu jij Flipje aankaart, ga ik met veel genoegen die streep over.
Ik heb van een buurman, die een zakelijke relatie had met De Betuwe, ooit de hele set Flipjes gekregen. En ik heb ze nog. Ik was er heel blij mee omdat ze ook, zij het mondjesmaat, bij ons thuis binnenkwamen met de potjes jam. We hebben zowel van de jam als van de strips genoten.
Nog niet eens zo heel lang geleden doken ze in een heel ander kader weer op. Via zijn dochter Frederike kwam ik op het spoor van Eelco ten Harmsen van der Beek en zijn echtgenote Freddie Langeler. Hij tekende in de jaren dertig de strips, zij zorgde voor de bijbehorende versjes. Eelco werd later door Enid Blyton (De Vijf, De Zeven, De Dolle Tweeling, en meer) uitgenodigd haar boekjes over Noddie het speelgoedmannetje te illustreren. In mijn verzameling kinderboeken zitten behalve Noddie en Flipje ook enkele door Freddie Langeler geïllustreerde kinderboekjes.
Maar het verhaal gaat verder. Eelco en Freddie hadden twee kinderen, Hein en Frederike, de laatste beter bekend als Fritzi. De kinderen hielpen met het inkleuren van de strips, Flipje was dus met recht een familiebedrijf, en Fritzi heeft na het overlijden van haar vader (haar moeder was al eerder gestorven) ook nog enkele strips geproduceerd, maar had er uiteindelijk weinig aardigheid in (het was wel een mooie schnabbel). Fritzi had ongetwijfeld de talenten van haar beide ouders geërfd. Zij ontwikkelde zich in de jaren vijftig tot een cultfiguur en verblufte de literaire wereld met volstrekt unieke gedichten en verhalen. Maar ook haar illustratieve talent bleek regelmatig. Annejet van der Zijl portretteerde haar in haar boek Jaglust (de villa van Fritzi in Blaricum, waarin de naoorlogse literaire elite graag verbleef, zij is zelfs nog even getrouwd geweest met Remco Campert). Onlangs schreef Maaike Meijers de veel diepgravendere biografie van Fritzi (Hemelse Mevrouwe Frederike), die ik ademloos heb gelezen. De Hemelse Mevrouw was in alle opzichten bijzonder, zeker ook als verzamelaar.
5 november, Piet Verbeek
Hallo Dries (lees Espunt),
Zo diep als jij de verzamelmaterie hebt beschreven heb ik me er nooit mee bezig gehouden. Maar ik ben wel ervaringsdeskundig. Ik probeer mijn inzichten in korte uitspraken neer te leggen. Dan kan ik het zelf nog onthouden. Hier de voornaamste.
PERSOONLIJKE BELEVING
1. Een verzameling is een gesublimeerde harem.
2. Verzamelen is jacht, met jachtinstinct.
3. Overzicht van je bezit is niet belangrijk. Het bezit van de zaak is het einde van het vermaak. Echte rijkdom is dat je het overzicht verloren hebt.
4. Maar overzicht van het jachtdomein is wel belangrijk tbv de volledigheidsbehoefte.
5. Peks rapen en sleuren ken ik. Het is een oorlogstrauma. Gebrek gekend. Conclusie: Sommige trauma's kunnen tot geluksgevoel leiden.
6. Verzamelen is een vorm van probleem. Het verlangde object een oplossing. Serendipity kan per ongeluk vinden zijn van oplossing bij probleem maar ook probleem bij oplossing.
CULTUREEL BELANG
1. Cultuur is continuïteit tussen de generaties. Voor identiteitsgevoel is cultuur essentieel, geslacht of huidskleur alleen zijn niet voldoende.
2. Tradities, musea en monumenten, boeken en vertellingen dienen een cultuur. Het zijn verzamelingen.
3. Familietraditie biedt de troost van pseudo-onsterfelijkheid. Stamboomonderzoek is een vorm van verzamelen, maar ook loterijdeelname waarbij de trekking al heeft plaatsgevonden maar de prijs verborgen blijft.
Tot zover, Ciao, Piet
7 november 2020, Espunt
Dank Piet. Een mooie aanvulling uit de eerste hand. Direct vanaf het front, zal ik maar zeggen!