De geit wordt met

de dag onrustiger

Kort verhaal, 20 juli 2016

De geit wordt met de dag onrustiger





Voorzichtig trok Katerina Iwanowna zich op aan de leuning van de houten trap die naar de ingang van het dorpskerkje leidde. Het afdak boven de trap moest de gelovigen het gevoel te geven dat er in Gods nabijheid altijd op bescherming gerekend kon worden. En bovendien kon je je even een beetje fatsoeneren voordat je het kerkje binnen ging en in het aangezicht kwam te verkeren van de Heiland, zijn Heilige Moeder en van je dorpsgenoten. Even uit de regen, maar vooral ook uit de sneeuw die hier een groot deel van het jaar overvloedig neerdaalde. Nu, tegen het einde van de lange, stervenskoude winter was de aarde nog altijd bedekt met een dikke witte laag. Maar aan het kraken van de sneeuw kon je horen dat er verandering op komst was. ’s Nachts vroor het nog steeds matig maar overdag begon de zon aan kracht te winnen. De dooi zou niet lang meer op zich laten wachten.


‘Mag Gods zegen op jou rusten, mijn dochter. Al vroeg op pad? Doe wel voorzichtig in jouw gezegende toestand. We zijn nog niet van de gladheid af. Maar we voelen het, we horen het, we ruiken het, Vadertje Winter loopt op zijn laatste benen. Nog even, en we zullen Gods wonder van het nieuwe leven met eigen ogen kunnen aanschouwen.’


Het was de Pope, die met een zelf gefabriceerde sneeuwschuiver probeerde de veranda voor de kerkdeur sneeuwvrij te maken en die nu even rust nam, steunend op de schuiver, om een van zijn schapen te begroeten.


‘Vrede zij met U, Vadertje,’ zei Katerina. ‘Er zit inderdaad verandering in de lucht. Ik merk het de laatste dagen aan de geit. Die wordt onrustig.’


‘Ja, ja, onrustig. Het bloed komt weer op temperatuur.’ De zwaarbebaarde dorpspriester zette zijn mitra, die bij het sneeuwschuiven wat was mee geschoven, weer recht op zijn hoofd, schudde zijn zwarte soutane uit en zei:

‘Mijn dochter, vertel eens, ik heb al lang niks meer gehoord over Pjotr, jouw echtgenoot. Als ik het me goed herinner was het november, niet?’


‘U bedoelt: dat hij verdween?’


De dorpspriester knikte. Katerina zag even naar hem op. Hij was nog jong. Imposant. Een krachtige dienaar van de Heer. Snel wendde ze haar blik weer af.


‘Ja, het was november, in die vreselijke sneeuwstorm. Het hout was op. Hij wist dat er aan de rand van het bos nog oud hout lag. Niet ver van ons huisje, Vadertje, dat weet u. Maar in zo’n sneeuwstorm, waarin je geen hand voor ogen ziet, is het levensgevaarlijk. Voor je het weet ben je alle oriëntatie kwijt. Ik heb hem gesmeekt niet naar buiten te gaan. “Ik doe het voor jou,” zei hij. “Jij draagt mijn kind,” zei hij. “Het zal in je schoot verstijven als de kachel nu uit gaat.” En hij ging, Vadertje, hij ging.’


‘Ik weet het, mijn dochter. Pjotr was een goed mens. Hij had het moeilijk, toen hij uit Afghanistan terugkwam. Daar moeten we begrip voor hebben. Er zijn daar verschrikkelijke dingen gebeurd. Dan zoek je troost bij de fles. Fout, maar begrijpelijk. Het was moeilijk voor je, mijn dochter, ik weet het. Maar vergeet nooit dat jouw man, dat Pjotr een goed mens was. Als de sneeuw weg is, zullen we gaan zoeken. Hij kan nooit erg ver weg zijn geraakt.’


‘Dank u wel, Vadertje. Ik hoop dat we hem vinden. De gedachte dat hij door wilde dieren is verscheurd is onverdraaglijk. Hij was inderdaad een goed mens. Moeilijk, maar goed. Ik zal Maria, Troosteres der Bedroefden, om sterkte vragen.’ En om raad, maar dat zei ze niet hardop.


‘Ga in vrede,’ zei de priester en ging verder met zijn huishoudelijke taak. Katerina sloeg een kruis en slipte het kerkje in. Met gemengde gevoelens. Eenmaal binnen stak ze een kaarsje op bij de sereen kijkende Maria met Kind, rechts van het priesterkoor. Links stond een prachtige, in goud omrande afbeelding van de Heilige Nicolaas. Dit waren de afbeeldingen waarmee ze het tot voor kort moest doen. De iconen in dit kleine, houten dorpskerkje. Nauwelijks meer dan een toren met een verbrede begane grond. Het beetje ruimte dat er was, was behangen met heiligenafbeeldingen. Magisch door hun verstilde, gestileerde schoonheid.


Vorig jaar hadden deze hemelse beelden concurrentie gekregen. Van andere beelden. Niet zo mooi. Niet zo verheven. Lang niet. Maar wel bewegend. En die bewegende beelden waren op hun manier ook betoverend. Er was vorig jaar in de buurt van Smolensk een hoge tv-toren gereed gekomen. En dat had alles veranderd.


Eenmaal weer thuis in haar achteraf gelegen, houten huisje ging Katarina voor het kleine, enigszins uit het lood hangende, raampje zitten. Het keek uit op de moestuin. Links was de stal voor de geit. Met de handen in haar gezwollen schoot keek ze om zich heen. Ze hield haar jas aan. Ze zou straks eerst de kachel bijvullen en opporren.


Ze draaide haar hoofd. De inhoud van haar huisje was uitgesproken schamel. Een tafel, een paar stoelen, een kachel en een bed, een plankje met wat potten en pannen, een afbeelding van de Heilige Maagd op een klein tafeltje met een waxinelichtje, een paar vergeelde foto’s. Een paar lege drankflessen waarin ze wat voorraden bewaarde. En, op het aanrecht, de tv.


Ja, toen zij, Katerina Iwanowna, trouwde met Pjotr Petrowitsj, zag het er allemaal een stuk hoopvoller uit. Pjotr zat in het leger. Veel weg, maar er was in ieder geval geld.


Hij volgde een opleiding voor monteur en was van plan om na zijn diensttijd een garage te beginnen. Niet hier in dit onogelijke dorpje, maar meer richting Smolensk. Met een tankstation. Een dienstkameraad zou meedoen. Samen investeren. Volgens de Partij zat de Sovjetunie economisch in de lift. Lada ging betaalbare auto’s maken, samen met Fiat. Het ging dezelfde kant op als bij de kapitalisten. Alleen zou hier iedereen in dezelfde auto rondrijden. Dat zou het voor een garagehouder alleen maar makkelijker maken.


En wat was hij kwaad geworden toen de Pope een keer had opgemerkt dat je misschien wel Lada’s kunt produceren maar dat je ook klanten moest hebben die een auto konden betalen. De Pope had het later goedgemaakt met een fles wodka, maar toen was het al te laat. Toen zat Pjotr al thuis, met een verbrijzelde knie, maar erger nog, met de waanzin in zijn ogen. Katerina had een vreemdeling in huis. Een vreemdeling die haar leven vaak tot een hel maakte en geen enkele uitweg meer bood uit de armoe waar ze met zijn veteranenuitkering in verzeild waren geraakt.


Toch had Pjotr, bij vlagen, ook nog goeie periodes. Dan probeerde hij zijn vrouw te helpen voor zover hij daartoe in staat was. Zoals bij het installeren van de tv. Vorig jaar november, de winter was genadeloos binnengevallen, werd de tv afgeleverd. Katerina was naar de Pope toegestapt en had hem de situatie uitgelegd. Hoe zwaar haar leven was en hoe een tv voor enige verlichting zou kunnen zorgen. En dat ook Pjotr, die toch zijn jeugd had geofferd voor het vaderland, nog wat plezier zou beleven aan de ijshockey-uitzendingen. De Pope had geknikt en had haar gerustgesteld. Hij zou zijn best doen. In de toren lagen volgens hem nog een paar oude iconen die hij in zijn kerkje toch niet kwijt kon. Goeie handel, had hij met een glimlach gezegd. En blijkbaar was het hem gelukt. Ergens was geld vandaan gekomen.


De tv arriveerde op een donderdagmiddag. Om vijf uur ’s middags zou het derde deel van de nieuwe serie ‘Schoonheid is niet hetzelfde als geluk’ worden uitgezonden. Katerina had van haar vriendin Olga enthousiaste verhalen gehoord. Na de eerste twee delen was iedereen in rep en roer. Natuurlijk moest en zou ze deel drie op haar eigen, nieuwe tv bekijken.


Maar al snel bleek dat de ontvangst matig was. Qua sneeuw waren binnen en buiten aan elkaar gewaagd. Als Pjotr de antenne omhoog hield, zag ze een lichte verbetering. Omdat hij in een ontspannen bui was, durfde ze hem te vragen om ook even met de antenne naar buiten te lopen. Misschien scheelde dat wel. ‘Kleed je wel goed aan, je bevriest waar je bij staat,’ had ze hem nog geadviseerd. ‘Geen probleem,’ had Pjotr gezegd. ‘Even eruit en er weer in. En ik wil ook graag die puck kunnen zien,’ had hij er nog aan toegevoegd.


Voor het raam had ze hem aanwijzingen gegeven. Dichter bij de stal werd het signaal beter. Vervolgens moest de antenne in de goede richting worden gedraaid. Dat luisterde nauw. Erg nauw. Eindelijk hadden ze een plek en een richting gevonden die voldeed. Vasthouden zo, riep Katerina, dan ga ik hem verder afstellen. Toen ze even later voldaan opkeek, zag ze naast het geitenhok een soort Vrijheidsbeeld waarvan de toorts vervangen was door een tv-antenne. Versteend en snel omhuld door een deken van sneeuw. Een uurtje later was er nog slechts een piramide zichtbaar waar een antenne uitstak.


Die winter kon Katerina alle afleveringen van ‘Schoonheid is niet hetzelfde als geluk’ in alle rust volgen. Haar vrucht groeide voorspoedig en zou in de lente geboren worden. Dat gaf haar een gevoel van groot geluk. Een gevoel dat helaas permanent in gevecht was met een ander gevoel. Een angstig gevoel dat gevoed werd door de wetenschap dat de lente nog een andere verrassing in petto had. De dooi zou spoedig inzetten. De geit werd met de dag onrustiger. Nog twee afleveringen. Dan wist ze of er overspel was gepleegd.


Zou Pjotr het halen? Het ging er om spannen. Natuurlijk zou hij het halen. Want Pjotr was een goed mens. Volgens de Pope.


Zachtjes wreef ze over haar buik.



Espunt, 20 juli 2016