Gerard van de Schootbrugge & Espunt
Praatje, 4 augustus 2018
Ik schrijf deze brief voor mijn vader die ...
De Kersteditie van De Groene Amsterdammer was in 2013 jaar geheel gewijd aan de vaderfiguur in onze samenleving. Qualitate qua ben ik geïnteresseerd in deze Ridder van de Droevige, zeg maar gerust Hopeloze Figuur. Want laten we eerlijk zijn, als het gaat over de vaderfiguur dan gaat het in de meeste gevallen om het ontbreken ervan. Hoe is dat zo gekomen? Is het erg? Wat zijn de gevolgen? Moeten we iets doen? Ons mannen? Zij vrouwen? Wij samen? Moeten we veranderen of zijn we misschien al te zeer veranderd? Ook ik heb bij tijd en wijle zo mijn gedachten gevormd over dit thema. Hierna een poging om wat van die gedachten op een rij te zetten. We starten bij De Groene Amsterdammer uit 2013 en we sluiten af met Kees van Kooten in 2007. Dit klinkt chaotisch en dat is het ook. Maar soms kan ook uit chaos nog wat ordelijks ontstaan. Als je er maar genoeg energie in stopt.
Moeder Maria
De aartsengel Gabriël brengt Maria de Blijde Boodschap. El Greco 1570.
Het feit dat De Groene Amsterdammer in 2013 Kerstmis met het vadervraagstuk verbond, is op zich al interessant. Je zou het kerstverhaal bijna modern kunnen noemen als je de zeer bescheiden rol van de vaderfiguur in aanmerking neemt. Jozef is een bijfiguur, alle aandacht gaat uit naar moeder en kind. Die vormen een niet te verbreken eenheid. Volgens sommige interpretaties heeft hij zelfs geen aandeel gehad in de zwangerschap van zijn jonge bruid. En als Jezus na ruim dertig jaar op gruwelijke wijze sterft, is Maria erbij. Over Jozef wordt niet gerept.
Maria heeft in de loop van de tijd een bijna goddelijke uitstraling gekregen. Werd haar zoon in de eerste eeuwen nog afgebeeld als een overwinnaar, een godkoning, later kwamen steeds meer zijn lijden en kruisdood op de voorgrond te staan. Intussen werd de betekenis van Maria binnen de Kerk en voor het kerkvolk al maar groter. In de hemelse hiërarchie was zij de hoogste niet-goddelijke persoon. Dichter bij God kon een mens niet komen. Dat gaf haar in de ogen van de gelovigen een unieke positie als voorspreekster, als bemiddelares. God iets influisteren was voor haar geen enkele moeite. Ze zat immers naast Hem. Een goed woordje doen voor die onhandige stervelingen was haar wel toevertrouwd.
Deze ontwikkeling heeft ertoe geleid dat Maria in de volksdevotie intussen waarschijnlijk populairder is dan haar Zoon. Zij is de mens met een bijna goddelijke uitstraling, Hij is de God met een bijna menselijke uitstraling. Zij staat dichter bij ons en begrijpt ons verdriet, onze angst en ons lijden. De buitenkant doet misschien anders vermoeden, maar de ogenschijnlijk zo patriarchale rooms-katholieke kerk is in de loop van de tijd steeds feminiener geworden. Niet feministischer, dat is wat anders. Gij zijt Petrus en op deze steenrots zal ik mijn kerk bouwen, aldus Jezus. Zo is het begonnen maar zo is het al lang niet meer. Het zijn nu vooral de vrouwen die de basis van de Kerk vormen. Hoe ik dat allemaal weet? Ik ben van huis uit een katholiek jochie, vandaar.
De Kerk probeert de onbegrijpelijkheden van het bestaan en de ongerijmdheden van het leven betekenis te geven. Vrouwen voelen dat mogelijk beter aan dan mannen. Door heel hard te roepen dat het leven en het geluk maakbaar zijn, kun je je eigen twijfels misschien even monddood maken, maar vroeg of laat zal iedereen merken dat die maakbaarheid maar heel beperkt is. Het zijn de moeders die het wonder van het nieuwe leven lijfelijk hebben meegemaakt en die intuïtief weten hoe kwetsbaar het is. Het zijn de moeders die de pijn van het verlies van een kind het sterkst voelen. Als man moet je natuurlijk altijd een beetje voorzichtig zijn met zo’n uitspraak, maar ik heb genoeg levenservaring om dit te durven stellen.
De pil
Dolle Mina in actie. Leuze was niet: meer mans, maar meer mens.
Wij doen andere dingen dan onze voorouders en we doen de dingen anders. Op bepaalde gebieden weten we oneindig veel meer, op andere gebieden zijn we onderweg kennis of beter misschien wijsheid kwijtgeraakt. Een van de grote veranderingen van onze tijd betreft de maatschappelijke positie van de vrouw. Daar zijn veel oorzaken voor aan te geven, maar de belangrijkste is naar mijn mening de introductie en vrije beschikbaarheid van betrouwbare en veilige anticonceptiemiddelen, voorop de pil. Voor ons land noteren we dan 1962, (nog maar / al weer) vijftig jaar geleden. De nieuwe vrijheid bracht een breuk met zich mee in de als heilig ervaren driehoek van seksualiteit, huwelijk en voortplanting. En met ergens binnen die driehoek het ongrijpbare maar alom aanbeden fenomeen van de liefde. Door die breuk verdween de heiligheid van de driehoek en van zijn hoekpunten. Het huwelijk als de enige maatschappelijk en moreel geaccepteerde samenlevingsvorm voor het beleven van de seksualiteit en de daar op een natuurlijke wijze mee verbonden voortplanting, verloor zijn unieke maatschappelijke betekenis. In de euforie van de nieuwe tijd werden in de jaren zeventig huwelijk en gezin door de spraakmakende vernieuwers als restanten van een voorbije en benepen tijd aan de kant geschoven. Hoe ik dat weet? Ik was erbij.
Ik trouwde in 1970 in de Utrechtse studentenparochie. En al eerder op 24 december 1969, ’s ochtends om 9.00 uur met drie andere stellen, voor de wet. In de kapel was het vooral een kwestie van sociale druk / verwachting. In de geest van die tijd eerder een lage-drukgebied dan een hoge-drukgebied. En in het stadhuis ging het vooral om een reductie van de fiscale druk. Kortom, het huwelijk dat eeuwenlang aan de basis had gestaan van de samenleving, begon in die tijd zijn glans en begerenswaardigheid snel te verliezen. Alles wees erop dat het instituut zijn langste tijd had gehad. Sterker nog, er waren dominante, progressieve maatschappelijke krachten die het huwelijk als een bedreiging zagen voor de emancipatie van de burger in het algemeen, en van de vrouw in het bijzonder. En van minderheden met afwijkende seksuele voorkeuren. Ik herinner me uitingen uit homoseksuele hoek waarin men het recht op trouwen eiste, niet omdat men daar zoveel waarde aan hechtte, nee, eenmaal getrouwd kon men het huwelijk vervolgens van binnenuit opblazen. En radicale feminsten verkondigden in dezelfde tijd dat alle vrouwen in diepste wezen lesbisch waren en daarom voortaan moesten weigeren om met de vijand, lees de man, het bed te delen. Men had natuurlijk al lang gezien hoe in de veeteelt de voortplanting vrijwel vaderloos en vlekkeloos verliep.
Mijn vader
1946. Hilversum. Mijn vader samen met Tony, een Canadese soldaat die graag bij mijn opa en oma op bezoek kwam.
1949. Hilversum.
Samen met papa op de foto.
Kort voor de vastgestelde trouwdatum overleed mijn vader in 1970. Hij was net 52 jaar geworden. Hij was een goede vader. Een verstandige vader. Een zorgzame vader. En zeker geen afwezige vader. En als hij al eens afwezig was, wisten we dat hij nachtdienst had en dat betekende gevaar. Hij was trots op me en gaf me alle kansen om mijn talenten te ontwikkelen. Terugkijkend had ik wel wat meer dankbaarheid mogen tonen. De laatste jaren van zijn leven, de tweede helft van de jaren zestig, waren niet makkelijk. Als politieman en overtuigde katholiek hechtte hij aan een zekere orde en een zekere mate van gezag. Aan goede omgangsvormen. Aan een deugdzaam leven. Zijn wereldbeeld kreeg in die jaren de ene knauw na de andere. Zijn helden uit de oorlog, de Amerikanen, onze bevrijders, konden ineens geen goed meer doen. Zijn morele kompas, de kerk, raakte in verval. Anti-autoritaire opvattingen en linkse ideeën, Provo!, zag hij als vormen van ontaarding. De uitbundige jeugdcultuur deed hem de wenkbrauwen fronsen. Seksuele vrijheid die over de plinten van zijn wereldbeeld heen klotste. Over al die thema’s botsten wij en dat blokkeerde de ruimte om elkaar nabij te komen. En toen voor hem de tijd kwam van de oogst, mijn afstuderen, mijn huwelijk, zijn kleinkinderen en de nieuwe relatie die dat ongetwijfeld zou hebben opgeleverd, was hij ineens weg. Foutje van de chirurg. Mijn vader 52 jaar, mijn moeder werd 95. Ik wist zo weinig van hem.
Een paar jaar geleden ontdekte ik bij toeval dat de katholieke krant De Tijd voor de oorlog korte verslagen publiceerde van de wedstrijden in de toen nog bestaande katholieke voetbalcompetitie. Ik wist dat mijn vader een goeie voetballer is geweest. Nu las ik het in kranten uit 1936, 1937, die tijd. Als spits scoorde Jan van de Schootbrugge aan de lopende band voor de Hilversumse voetbalclub EMM.
Ik las het met een brok in mijn keel en zag mijn kleinzoon Jan van de Schootbrugge voor me.
2017. Speulderbos. Zoon Bas met de kleinkinderen Lieke en Jan.
Seksuele vrijheid
Zonder de kans op zwangerschap kon de seksualiteit in alle vrijheid worden genoten. Dat kon heel goed zonder huwelijk. Tijden veranderen. Een zegen voor vrouwen en meisjes, maar uiteindelijk misschien nog wel meer voor mannen en jongens. Omdat de grote rem, de altijd aanwezige angst voor zwangerschap, was weggenomen, werd de beschikbaarheid van meisjes zeer veel groter. De mogelijk ongewenste consequenties van seksueel contact verschoven van de kans op zwangerschap naar de kans op geslachtsziekte. Waar meisjes vroeger leerden om door een subtiel spel van toenadering en afwering, van uitgestelde hemelse beloftes, aantrekkelijk te blijven voor hun geliefden tot aan de dag van het huwelijk, raken ze nu in verwarring en stress als ze niet op jonge leeftijd al hun eerste seksuele ervaring kunnen scoren. En er zijn genoeg jongens die bereid zijn daar een handje bij te helpen. Niet anders dan voorheen, maar nu zonder gezeur aan hun hoofd over zwangerschappen en verantwoordelijkheid nemen. Het lijkt me niet uitgesloten dat in deze nieuwe omstandigheden, waarin de daad zonder al te veel omwegen bij het simpele woord gevoegd wordt, de biologische mechanismen die helpen bij het voorbereiden op langdurige banden, sterk verzwakt raken. En ook de libido heeft te lijden van de nieuwe omstandigheden. Maar dat zou in een overbevolkte wereld best wel eens zegen kunnen zijn. Demografisch pijnpuntje is misschien dat de libido wereldwijd bezien nogal wat geografische verschillen laat zien. Maar als er maar genoeg weldenkende mensen zijn die vinden dat de witmens zijn tijd toch wel gehad heeft, is ook dat een overkomelijke zorg. Zonder medewerking komen we nergens. Met medewerking ook niet. Probleem opgelost.
Behoeftebevrediging
Hoe dan ook, seks is meer dan ooit een consumptieartikel geworden en veel andere consumptieartikelen worden gekoppeld aan de aantrekkingskracht van seksueel getinte signalen. Misschien moet ik dat in zoverre nuanceren dat seks in welgestelde kringen altijd een zeker consumptiekarakter heeft gehad. Armoede en afhankelijkheid boden de nodige ruimte aan de rijken en machtigen om hun driften ongeneerd en risicoloos bot te vieren. Maar seks is nu een massa-artikel dat voor vrijwel iedereen op afroep beschikbaar is. ‘I want it all and I want it now’ zong de jeugd Queen na. Instant behoeftebevrediging, ook op andere gebieden die verankerd zijn in neurale verslavingssystemen. Geen uitstel. Geen beheersing meer. In feite natuurlijk de teloorgang van wat we in wezen bedoelen met beschaving: beteugeling van dierlijk, driftmatig gedrag en voor iedereen bekende en erkende gedragsregels om de orde in een samenleving te bewaren. Het klinkt misschien wat dramatisch, maar het ontbreken van beheersing is in wezen de essentie van onze moderne, kapitalistische samenleving. ‘Waartoe zijn wij op aarde? Om te consumeren tot we ploffen en/of er bij neervallen en/of stikken.’ Is dat niet de hoofdboodschap van de moderne catechismus? En dat alles in het grote vertrouwen dat de hogepriesters van de marketing onze behoeftes op peil zullen houden? Nooit eerder werd dat zo genadeloos duidelijk dan die keer, direct na de frontale aanval op deze levensinstelling, direct na 9/11, toen president George Bush zijn landgenoten met klem verzocht om nu, juist nu, niet te stoppen met consumeren omdat de ramp dan alleen nog maar groter zou worden. Wat natuurlijk geenszins mag worden uitgelegd als een vorm van steun aan de geesten die aan de andere kant van het ideeënspectrum zitten en al het aardse als duivels beschouwen. Goedkope waarhoofden en goedkope warhoofden.
Emancipatie
Er was een andere ontwikkeling die voor een verdere verzwakking van de traditionele maatschappelijke patronen zorgde. De vrijheid die in het seksuele domein ontstond, vertaalde zich ook op maatschappelijk gebied. De lossere of verdwijnende huwelijksmoraal was een extra stimulans voor vrouwen om zich voor te bereiden op een zelfstandig bestaan waarin ze niet afhankelijk zouden zijn of worden van het inkomen van een echtgenoot. Een slimme meid was op haar toekomst voorbereid. Lees: op een leven als alleenstaande. Meer en beter onderwijs en een eigen inkomen. Geaccommodeerd door een sterke trend om het gewenste aantal kinderen te verkleinen en deze ook op latere leeftijd te krijgen, al dan niet mogelijk gemaakt door de verworvenheden van de zich snel ontwikkelende voortplantingswetenschap. Een min of meer klassiek gezin met een partner en een paar kinderen was niet langer het grote ideaal van jonge meisjes, hoewel het ook niet helemaal verdween. Het werd een lange-termijnoptie die overigens vaak wel prangender werd naarmate de lange-termijn vorderde.
Er ontstond een aanzienlijke druk vanuit de hoek van de welvaartsbevorderaars, economen, politici en bedrijfsleven, om het vrouwelijk arbeidspotentieel meer te benutten. Nederlandse vrouwen krijgen regelmatig te horen dat ze langer moeten gaan werken: weg zwaarbevochten vrijheid. Je ziet ze aarzelen. Want een eigen inkomen versterkt het gevoel van eigenwaarde. Maakt minder afhankelijk. Maakt sterker. Een baan verrijkt. Maar niet alle banen zijn even leuk of leerzaam. Wat je aan de ene kant aan vrijheid wint, verlies je aan de andere kant. Communicatieadviseur bij een jong bedrijf dat in de lift zit, is toch wat leuker dan kassameisje bij de grootgrutter. En het geworstel met de vruchtbaarheid kan het geluk behoorlijk in de weg zitten.
Terug op aarde
Sinds 1970 heeft de ontwikkeling niet stilgestaan. Toen rond 1980 de tijden van overvloed voorbij waren, ontdekten we dat welvaart niet aan de boom groeit maar met veel zweet en stress moet worden verdiend. Toen een decennium later het communisme door zijn hoeven zakte, zag het liberale en kapitalistische deel van de wereld zijn superioriteit bewezen. Hebzucht is goed en zelfzucht is de aard van het beestje. Individualisme, egocentrisme en narcisme namen bezit van losgezongen breinen. Jezelf beperkingen opleggen, bijvoorbeeld in een stabiele relatie, omdat de ontwikkeling van een kind daarmee gediend is, paste steeds minder in een bestaan dat op zelfontplooiing is gericht. Dicht bij jezelf blijven. Bij je mobieltje kan nog net. Maar bij een kind? Ik zie moeders met pukkies in wandelwagens passeren. Pukkie zoekt tevergeefs oogcontact omdat de hechting van mama met haar mobiel groter is dan met haar kindje. Hier slaan de memen een andere weg in dan de genen.
Vader en grootvader
Kees van Kooten beschrijft zijn opa-ervaringen in zijn boekje Episodes uit 2007.
Toch is het niet allemaal kommer en kwel. Er zijn nu meer vaders dan ooit die zich serieus en intensief bezighouden met de verzorging en opvoeding van hun kinderen. Ik zou dat vooruitgang willen noemen. Ze delen eigen ontwikkeling en ontplooiing met die van hun partner en samen zorgen ze voor de kinderen. Dat is goed voor alle betrokken: ouders en kinderen. Nu nog het inzicht dat het kiezen voor en grootbrengen van kinderen geen vrijblijvende aangelegenheid is maar een verplichting die in principe levenslang duurt. Kinderen grootbrengen brengt intense vreugde maar vraagt ook enorme offers. Vreugde zonder offer bestaat niet. Dat besef lijkt in deze hedonistische tijd wat op de achtergrond te zijn geraakt. Zo bezien is het klassieke huwelijk met zijn openbare belofte van zorg en trouw nog altijd even relevant. Als het om de kinderen gaat.
Een grotere rol voor vaders. Top. Maar wat dachten we van de grootvaders? De opa’s? Ik ben intussen vader en grootvader. Vader van vier kinderen waarvan er één is overleden. Ook die pijn heb je levenslang. Vijf en veertig jaar geleden werden we vader en moeder en dat zijn we nog steeds. En dat zullen we blijven. Samen. Ons huwelijk in 1970 vond plaats in een wel heel bedompt huwelijksklimaat. Bijna een lachertje. Maar intussen weten we dat we de goede keuzes hebben gemaakt. Wat we ook hebben geleerd is dat je je niet moet laten afbluffen door de tijdgeest. De wereld van de memen loopt over van waanzin en domheid. We zijn intussen niet alleen vader en moeder maar sinds vijf jaar ook grootvader en grootmoeder. Jan en Lieke hebben voor een nieuwe piekervaring gezorgd. Ik doe mijn best om een goeie opa te zijn. Niet omdat het hoort maar omdat ik daar de meeste voldoening aan ontleen.
Dat brengt me bij Kees van Kooten. Die schreef in 2007 een boekje met de titel Episodes. Dochter Kim schenkt hem een kleinzoon en Kees is niet meer te houden. Tussen alle hoofdstukjes met kleine kleinkindavonturen staat het hoofdstuk Oma’s Penisnijd. Kees heeft het boek The Grandparent’s Book van de Engelse arts Miriam Stoppard in handen gekregen. Een autoriteit op het gebied van zwanger-, ouder- en grootouderschap.
Citaat: En op elk van haar 200 bladzijden is het Granny voor en Granny na, maar over de verhouding tussen kleinkind en grootvader rept Miriam nagenoeg met geen woord. Na lezing heb ik het Grandparent’s Book woedend dichtgeslagen, voorzichtig uit het raam gegooid en geconcludeerd dat ik, althans in deze Britse socio-psychologische wereld, niet serieus wordt genomen. (…) Op één enkele pagina van haar standaardwerk wijdt zij welgeteld 56 woorden aan de verhouding tussen grootvader en kleinkind. Onder het kopje: Where do grandfathers fit in? Schrijft ze ongeveer:
Hoewel ik in mijn beoordeling van de grootouders geen onderscheid naar sekse wil maken, acht ik de nadruk die ik hier op de rol van de grootmoeder leg gerechtvaardigd door twee voorbeelden uit het dierenrijk. Zowel de mannetjesolifant als de pappawalvis houden zich veel minder intens met hun kinderen bezig dan de moederdieren dit doen.
Met deze goedkope darwinistische heupzwaai werpt de schrijfster alle menselijke opa’s overboord.
Einde citaat.
Maria met haar overleden zoon. Pieter de Bailliu, 1639.
Tja, misschien moeten de opa’s ook maar eens de straat op om erkenning te eisen. Dat gaat niet vanzelf, zoals we van onze oma’s kunnen leren. Tenzij er natuurlijk geen verschil is tussen man/vrouw, opa/oma. Dan kunnen de oma’s het ook alleen wel af. Misschien willen ze ons wel helemaal niet aan de voet van het kruis. Daar was immers slechts plaats voor twee Maria’s.
Espunt, 4 augustus 2018