Gerard van de Schootbrugge & Espunt
Kort verhaal, 17 oktober 2017
De Navelstaarder
1.
‘Hier is uw koffie meneer Koudvuur.’
Waarom altijd op het verkeerde moment dat hoofd om de hoek van de deur? Ach, laat maar. Kom op, niet zeuren.
‘Zet daar maar neer, Annemieke.’
‘Heeft u vanochtend al mooie gedachten gehad, meer Koudvuur?’
‘Gedachten? Steeds moeilijker. De herinneringen nemen het over, Annemieke.’
‘Maar herinneringen kunnen toch ook heel fijn zijn?’
‘Ze zijn niet allemaal even plezierig. Ik voorzie een gekweld einde, Annemieke.’
‘Waar bent u dan bang voor, meneer Koudvuur?’
‘Dat mijn handen boven mijn graf uit zullen groeien, Annemieke.’
‘Hè, jakkes, wat een vervelend idee.’
Even blijft het stil.
‘Ik ga weer, meneer Koudvuur. Ik ben bang dat ik niet zo veel voor u kan doen.’
‘Dat begrijp ik Annemieke, jij hebt aan de koffie je handen al vol.’
‘Elke keer als ik koffie kom brengen zit u daar. Helemaal gebogen. U moet niet boos op me worden, hoor, maar soms denk ik wel eens: wat zou er in het hoofd van meneer Koudvuur allemaal omgaan?’
‘Dat wil je niet weten, Annemieke. En als ik het je zou vertellen, zou je het niet geloven. Je zou vast gillend weglopen. Ik ben een navelstaarder, Annemieke. Navelstaarders bestaan. Hier zit er één.’
‘Gut, nou begrijp ik waarom u altijd de onderste knoopjes van uw overhemd los hebt. Maar zo erg is dat toch niet? Daar kan ik wel tegen, hoor. Ik kom hier wel vreemdere dingen tegen. Er hangt hier van alles open. Geloof me maar, dat is niks bijzonders. De bewoners hebben vaak moeite met knoopjes. Maar ze zijn eigenwijs. Haakjes, drukkertjes of klittertjes, dat is voor kneuzen, vinden ze.’
‘Heb je wel eens gezien wat daar onder mijn overhemd zit?’
‘Nou, nee. Daar heb ik eerlijk gezegd nooit zo op gelet. Maar als ik nu mag raden zou ik zeggen: uw navel. Ja toch?’
‘Helemaal goed Annemieke. Wil je zien waar ik de hele dag naar staar?’
‘Liever niet, meneer Koudvuur. Ik heb niks met navels. Ik vind ze maar raar en nog lelijk ook. Dat is niet vervelened bedoeld hoor.’
‘Je hebt gelijk, Annemieke, ze zijn afschuwelijk. Ik bewonder jouw eerlijkheid. Maar misschien mag ik je toch niets vragen.’
Ik aarzel even, omdat ik besef dat ik me nu toch wel bloot geef. Maar ach, wat heb ik op mijn leeftijd nog te verliezen?
‘Kom je hier op je koffierondes wel eens bijzondere navels tegen, Annemieke?’
Het wordt me wel duidelijk dat Annemieke niet zo snel uit haar evenwicht raakt als ze zegt:
‘In alle maten en soorten, meneer Koudvuur. Geen navel is dezelfde. Maar wat maakt het uit. Het is uiteindelijk maar een navel. Toch? Wie maakt zich nou druk over zijn navel? Laat staan over de navel van zijn buurman.’
Ik moet even tot mezelf komen. Dit onnozele koffiebabbeltje gaat een bedenkelijke kant op. Ik voel hoe mijn hartslag oploopt. Langs mijn hals trekt een gevaarlijke gloed omhoog. Met een uiterste krachtsinspanning verdraai ik mijn hoofd om een blik van het meisje op te vangen dat aanstalten maakt om mijn kamer te verlaten. Ze komt hier al langer de ochtendkoffie brengen, maar door de vergroeiing in mijn nekwervels heb ik haar nog nooit goed kunnen zien. En ook deze keer lukt het me niet. Ik zie de onderzijde van een witte schort waar de pijpen van een spijkerbroek onderuit steken. Ze draagt witte gympen. Op de rechter zit een forse koffievlek. Ik moet het doen met haar stem en haar woorden. Misschien moet ik ook niet meer willen. Praten, luisteren, hoe fijn zou dat zijn.
‘Tja, wie maakt zich nou druk om een navel? Goeie vraag, Annemieke. Het antwoord is: ík. ĺk maak me druk. Niet alleen om mijn eigen navel, maar om de navel als fenomeen. Weet je Annemieke dat de navel het meest verwaarloosde lichaamsdeel is? Verreweg! Wie vraagt zich af wat die navel te vertellen heeft? In de lijstjes staat de navel nog onder de blinde darm, de amandelen en de verstandskies. We zouden hem graag weg laten plamuren door een schoonheidsdokter. Weghalen, net als tepels. Bij mannen dan. Nutteloos, lelijk, weg ermee.’
‘Ik zie dat u zich opwindt, meneer Koudvuur. Dat moet u niet doen. Straks knapt er iets. U bent ook de jongste niet meer.’ ‘Mag ik je iets vragen, Annemieke?’
‘Natuurlijk, meneer Koudvuur.’
Ze klinkt lief. Behulpzaam. Een beetje naïef? Zou kunnen.
‘Zou jij eens naar mijn verhaal willen luisteren. Ik moet het kwijt. Ik wil niet dat de mensen op het kerkhof straks struikelen over mijn handen.’
‘Waarom ik, meneer Koudvuur? Zo bijzonder ben ik nou ook weer niet. Is het niet beter dat u het vertelt aan onze vertrouwenspersoon? Of aan de psychiater? Of misschien aan de pastor?’
‘Lieve Annemieke, excuus dat ik je zo aanspreek, zoek er niets achter, mijn gevoel zegt me dat jij me kunt helpen.’
Ik hoor hoe ze haar handen langs haar schort strijkt. En ik hoor het sissen van een tong die zich losmaakt van het verhemelte. Ik voel haar aarzeling. Dan zegt ze:
‘Ik loop echt helemaal uit mijn schema meneer Koudvuur. U overvalt me. Ik wil er nog even over nadenken, mag dat? Morgen laat ik het weten.’
2.
‘Nou daar ben ik dan, meneer Koudvuur. Ik ben wel een beetje zenuwachtig. Ik zou vanavond eigenlijk naar yoga gaan. En nou zit ik hier bij u. Om te luisteren, toch?’
‘Je weet niet half hoe blij je me maakt, Annemieke. En je weet al helemaal niet hoeveel respect ik voor je heb. Ik begrijp heel goed dat je je niet helemaal op je gemak voelt.Heb je andere gympen aan?’
‘Hoezo?’
‘Vanochtend zat er nog een grote koffievlek op je rechter gymp.’
‘Nou zeg, u heeft uw ogen ook niet in uw zak zitten.’
‘Veel meer dan je gympen kan ik niet zien. Dus zo bijzonder is dat niet.’
‘Ja, dat begrijp ik. U had vroeger ook aan yoga moeten doen. Dan had u de rest van mij ook kunnen zien. Nu is het te laat. Dat was natuurlijk een grapje, maar dat begreep u natuurlijk wel.’
‘En of ik dat begreep. Je zou vanavond naar yoga gaan? Dan weet je misschien dat de navel in Kundalini yoga een belangrijke rol speelt.’
‘Ik zit er nog niet zo lang op, meneer Koudvuur. Ik doe het vooral om te ontspannen.’
‘Doet er ook niet toe. Hoewel? Ik hoop niet dat je van mijn verhaal straks in de stress schiet.’
‘Ik ben intussen op het ergste voorbereid, meneer Koudvuur. Brandt u maar los. Ik luister.’
3.
‘We waren thuis met zes kinderen. Ik was een nakomertje. Mijn vader had een bakkerij. Mijn moeder runde de winkel. Mijn broers en zussen hadden allemaal hun taak in de hele bedoening. Het bakkersleven was in die tijd bijna onmenselijk zwaar. Vooral de werktijden waren nauwelijks vol te houden. Mijn vader begon ’s avonds om elf uur met het klaar maken van de productie. Als hij even vrij was, sliep hij.
De eerste herinneringen aan mijn vader zijn een grote, dikke man, snurkend in een leunstoel. De rest van het gezin was dan nog volop bezig in de zaak. Ik was meestal alleen met die zwaar ademende, slapende man. Een beetje eng omdat ie nergens op reageerde. Maar het tafereel prikkelde ook mijn fantasie. Zijn buik was vaak gedeeltelijk ontbloot omdat zijn hemden in de loop van de tijd te krap waren geworden. Ik ontdekte een vreemd gat in zijn buik. Ik was te klein om er in te kunnen loeren. Met het op-en-neergaan van zijn buik ging die navel een beetje open en dicht. Ik beeldde me in dat die buik tegen mij praatte en ik luisterde naar al zijn wonderlijke verhalen. En bij iedere ademstoot kwam er een klein wolkje uit zijn navel.
‘Ja natuurlijk, uw vader zat onder het meel en dat zat ook in zijn navel.’
‘Helemaal goed Annemieke, maar kun je begrijpen dat het op een jochie van een jaar of drie een heel andere indruk maakte. Ik weet nog dat ik me in sinterklaastijd verbeeldde dat die buik van mijn vader een puffende stoomboot was. En als zijn buik bolde kwamen er zwarte kroeskoppies uit die navel omhoog. Daar maakte ik in mijn verbeelding zwartepietjes van.’
‘Die kleine van mij is net vier geworden. Heerlijk die fantasie. Soms ben ik wel eens jaloers op hem. Wij zijn veel te nuchter,’ verzucht Annemieke.
‘Als mijn vader wakker werd, zat hij vaak ongeneerd in die navel te wroeten. Er kwam van alles uit. Niet alleen zwart groeisel maar ook gele smurrie en stukjes noot. Langzaam maar zeker raakte ik steeds meer in de ban van die vreemde stortplaats. Dan rook hij aan zijn vinger en liet mij ook ruiken. Gek genoeg rook ik vaak koek. Toen ik een beetje ging praten had ik het over papa’s ruikbuik. Dat vond ie prachtig.’
‘Wat een mooie herinnering is dit, meneer Koudvuur. Maar er is vast meer gebeurd.’
‘Dat kun je wel zeggen, Annemieke. De fascinatie voor de navel van mijn vader sprong al snel over naar die voor mijn eigen navel. Eigenlijk moet ik het anders zeggen. Ik ging bij mezelf op zoek naar iets dat leek op de navel van mijn vader, die ik intussen ook bij mijn oudere broers had teruggevonden. Of mijn zusjes ook navels hadden bleef lang een vraag.
Al snel kwam ik tot de vreselijke ontdekking dat ik geen navel had. Ja, er zat wel iets op mijn buik maar dat was allesbehalve een navel. Dat leek er niet op. Ik had geen kuiltje of putje, bij mij hing er een tuitje. Er was blijkbaar iets onhandigs gebeurd na de geboorte, maar dat wist ik toen natuurlijk niet. Niemand bekommerde zich over mijn afwijking. Het was zoals het was. Er moest gebuffeld worden en als er niet gebuffeld werd, werd er geslapen. Kleine lichamelijke ongerechtigheden hoorden bij het leven. Het werd in ons gezin pas een probleem als een afwijking het kneden in de weg stond.’
‘Voelde u zich alleen met uw navel, meneer Koudvuur? Onbegrepen?’
‘Dat kun je wel zeggen, Annemieke. Ik wilde niets meer met mijn eigen navel te maken hebben. Ik begon hem te negeren, te verdringen. Later begreep ik dat dat de snelste weg naar een obsessie was. Ik herinner me nog dat ik op een dag mijn vader vroeg waar een navel voor dient. Wat doet dat ding? Mijn vader achtte me blijkbaar nog te jong om me de grote waarheid achter de navel te vertellen en maakte er daarom een geintje van.
Hij nam me mee naar de bakkerij en vroeg me of ik wist hoe de amandelnoten midden op de gevulde koeken kwamen. Ik had geen idee. Let op, zei hij, dan zal ik je laten zien hoe wij bakkers dat doen. Hij maakte een rond plakje deeg, pakte een amandelnoot, trok zijn hemd omhoog en stopte de amandel in zijn navel. Ik wist niet wat ik zag. Vervolgens plette hij de deegplak er tegenaan en haalde de plak voorzichtig los. En jawel hoor, de noot zat keurig in het midden van de plak.
Zo ging dat dus met gevulde koeken. Daar kon je een navel dus voor gebruiken. Ik was opgetogen, tot ik me realiseerde dat mijn navel volledig ongeschikt was voor dit doel. Ik kan dat niet, zei ik benauwd en onzeker. Maar jij kan straks weer andere dingen, zei mijn vader. Dingen die wij niet kunnen. Ik wilde graag weten wat. Maar daar kwam geen antwoord op.
Naarmate ik ouder werd trok ik me steeds meer terug met mijn vreemde navel. Hij stootte af en trok aan. Ik kon er niet van afblijven. De ene keer probeerde ik hem uit alle macht terug te duwen om ook maar een putje te krijgen zoals mijn vader. De andere keer trok ik eraan om te zien hoever ik kon komen. Als ik dan een lange had dan ook maar de langste ter wereld. Als het je tegenstaat, moet je het zeggen Annemieke. Het blijft een bizar verhaal, vind je niet?’
‘Valt erg mee, meneer Koudvuur. Ik ben benieuwd hoe het verder gaat.’
‘Goed dan. We komen nu op een beslissend moment. Toen ik een jaar of zeven was, gebeurde er iets vreemds. Ik raakte opgewonden van het gefriemel aan mijn navel.’
‘U bedoelt, eh, …..?’
‘Ja, Annemieke, er ontstonden seksuele gevoelens. In de navel. En die navel kannibaliseerde al het gevoel. Voor mijn lid was geen rol meer weggelegd.’
‘Nu begint het wel een beetje apart te worden, meneer Koudvuur. Ik weet niet of ik dit allemaal wel wil weten.’
‘Alsjeblieft, Annemieke, laat me nu niet in de steek. Ik zal je de details besparen, maar ik moet je nog wat opbiechten.’
‘Nou ja, vooruit dan maar.’
‘Je kunt je voorstellen dat dit voor mij een enorme schok was. Het leek wel alsof die vreemde navel een eigen leven ging leiden. De obsessie werd nu een echte last. Het was een geluk bij een ongeluk dat ze thuis zo druk waren met de bakkerij dat mijn schichtige gedrag nooit opviel. Iedereen was schichtig en gehaast.’
‘Maar hoe kan zoiets bestaan? Ik kan het haast niet geloven.’
‘Dat begrijp ik maar al te goed, Annemieke. Ik wilde het zelf ook graag weten. Tegen de tijd dat ik ging studeren en eindelijk de bakkerij kon verlaten, was er al een volkomen synergie gegroeid tussen mijn navel en het lichaamsdeel dat normaal voor de seksuele opwinding zorgt. Ik zal te platte uitdrukkingen proberen te vermijden.’
‘Ik krijg het er nu wel een beetje warm van, meneer Koudvuur. Wat bent u gaan studeren?’
‘Ik heb de weg gekozen die veel talentvolle jongelui kiezen die gekweld worden door psychische problemen. Ik ben geneeskunde gaan studeren en vervolgens psychiater geworden.’
‘En is het duidelijk geworden?’
‘Min of meer. Ik zal het niet te ingewikkeld maken. In het kort: door overmatige stimulering van mijn navel is het gebied in de hersenen waar de navelgevoelens worden opgewekt gaan toenemen en is van lieverlee het hersengebied binnengedrongen waar de stimulering van het mannelijk geslachtsdeel zijn prikkels deponeert. Zoiets moet er zijn gebeurd.’
‘Dit wordt me te moeilijk, maar ik ben blij voor u dat er een verklaring voor is. Dat moet een hele opluchting geweest zijn.’
‘Ja en nee. Kijk Annemieke, je kunt als een expert wel een soort van verklaring voor iets vreemds verzinnen, maar daarmee is het vreemde niet verdwenen. In tegendeel, het wordt alleen maar vreemder, ongrijpbaarder. Ik moest leren leven met mijn afwijking. Accepteren dat ik een freak was. Nu komt ongetwijfeld het meest schokkende. Ik ga je nu iets vertellen dat ik nooit iemand heb verteld. Maar als ik het meeneem in mijn graf weet ik niet welk onheil me nog te wachten staat. Zet je schrap, Annemieke.’
‘O, mijn God, waar ben ik aan begonnen. Het wordt dus nog erger?’
‘Het is maar hoe je het bekijkt. Bedenk maar dat de mens een zwak wezen is dat niet kan leven zonder tenminste één andere mens die van hem houdt.’
‘Dat is waar. En hebt u die ene mens gevonden?’
‘Ja, Annemieke, die heb ik gevonden. Ik had als psychiater de gelegenheid om in de literatuur naar een partner te zoeken, een vrouwelijk evenbeeld dat een vergelijkbare eigenschap had ontwikkeld. En die heb ik na heel lang zoeken gevonden. Ik heb de halve wereld afgereisd.’
‘Eind goed, al goed? Mijn moeder zei altijd: op elk potje past een dekseltje.’
‘Helaas, helaas. We waren heel gelukkig samen. We waren elkaars soul mate. Eindelijk hadden we begrip en steun gevonden voor het geheim dat elk van ons met zich meedroegen. Totdat gebeurde wat niet kon uitblijven. Ze wilde een kind. Ik was trots dat het me, op mijn manier, lukte. Een vreemde manier, laat ik het daar maar op houden. Maar toen begon haar buik te groeien. En langzaam maar zeker verdween haar bijzondere navel, die prachtige grot vol geheimen en genoegens. Na zes maanden was er van die grot niets meer over. Onverdraaglijk. Ik stortte volledig in en ben gevlucht als een dief in de nacht.
Sindsdien ben ik vervuld van schaamte en zelfhaat. Ik heb zwaar gezondigd. En ik accepteer mijn verdiende straf. Als mijn handen straks maar niet boven mijn graf uit groeien. Ik heb mijn hoofd gebogen voor wat het noodlot met mij voor heeft: tot aan mijn dood zal ik naar mijn navel moeten staren. En in stilte huilen.’
‘Misschien is het maar beter zo, meneer Koudvuur. Misschien is het maar beter dat uw kind uw navel nooit heeft gezien.’
‘Dankjewel, Annemieke, voor deze troostrijke gedachte.’
Espunt, 29 oktober 2017
Reacties op eerdere publicatie op Literair Werk
02-11-2017 18:18
Schuif es aan bij Matthijs van Nieuwkerk zou ik zeggen en geef'm onder de tafel het genootschapsgedachtenspinselboek, samen met een borrel van Florijn. Afijn zegt hij... wedden?
01-11-2017 00:31
Als we de reacties die op deze site langskomen een beetje handig op een rij zetten hebben we al een aardig dagboek. En ook nog van een opmerkelijk genootschap. Misschien wordt het door kenners wel als een nieuwe revolutionaire kunstvorm gezien. Een ding is essentieel: de bron moet zo lang mogelijk geheim blijven. Het moet gaan gonzen en er moeten journalisten aan het werk gezet worden om te achterhalen waar de vluchtige maar o zo fascinerende gedachtenspinsels vandaan komen. Dus iedereen moet dan wel een tijdje achter de LW-decoder. Dus laat dit niemand lezen en blijf nuchter. Alcohol maakt loslippig en dat kunnen we nu even niet hebben.
01-11-2017 00:18
Beste Espunt, jij wilt beroemd worden, hoor ik? Je kent neem ik aan de dagboeken van Hendrik Groen wel, waar momenteel een tv- serie van is. Ik heb bedacht (ik denk altijd voor anderen) dat jij iets soortgelijks kan doen, namelijk dagboeken schrijven over het raritijdsgenootschap Het Bonte Paard. Grote kans dat daar dan ook een tv-serie van komt. Wellicht met jezelf in de hoofdrol. Mits je niet gaat navelstaren natuurlijk.
31-10-2017 17:20
Dag Tom,
Nog weinig veranderd zo te zien. Tja, waar zouden we zijn zonder fantasie? Dank voor je reactie!