Gerard van de Schootbrugge & Espunt
Kort verhaal, 10 oktober 2017
Het Zevende Couplet
‘Moeder, vlug, er zijn boodschappers van de koning. Bij de oude eik.’
‘Boodschappers van de koning, zeg je?’
‘Ja. Iedereen is er. Ik zag zelfs een paar dwergen.’
‘Dwergen? Dat mag je bijzonder noemen, Eida. Er gebeurt in dit godvergeten dorp nooit iets.’
Weer thuis zegt Eida's moeder:
‘Je hebt het gehoord, Eida. De oude koningin zoekt een nieuwe dienstmaagd. Dit is jouw kans. Dit is onze kans.’
‘Hoe bedoelt u moeder?’
‘Jij wordt de nieuwe dienstmaagd, Eida.’
‘Ik ben maar een simpel herderinnetje. Wat heb ik te bieden?’
‘Jij bent mooi en intelligent, Eida. Uit edelsteen gepolijst. Zoals alleen dwergen kunnen.Ik zal oma waarschuwen. Hoe lang heeft ze hier niet op gewacht? Het uur van de wraak is nabij.'
‘Ik huiver als ik het woord wraak hoor, moeder.’
‘Later zal het je duidelijk worden, kindje. Ach, wie weet nog dat er koninklijk bloed door onze aderen stroomt? Verschoppelingen zijn we, maar wel koninklijke verschoppelingen. En het is allemaal haar schuld.’
'Haar?'
'Jazeker. Wij hebben nog een appeltje te schillen met de oude koningin.'
‘Kijk moeder, er valt sneeuw. Zwarte sneeuw.'
‘De dwergen stoken hun vuren op, Eida. Ze zijn ruw maar gevoelig.'
Op de derde verdieping van de torenkamer zit de oude koningin bij het raam dat uitzicht biedt op het liefelijke landschap van haar koninkrijk, of beter het koninkrijk van haar man. Haar rol is al lang geleden uitgespeeld. Zijn eerste maîtresse, een onnozel jong ding, nam haar plaats in op de fluwelen matras met de hermelijnen bekleding. Zij moest verhuizen naar de toren. Ze had haar gemaal nog wel om een gunst gevraagd. Ze wilde graag het meisje dat ze al kende uit haar kleutertijd, de dochter van de koninklijke stalmeester waar ze altijd mee had gespeeld en waarmee ze al haar meisjesgeheimen had gedeeld, als haar dienstmaagd. Zo werd Maria, de dochter van de stalmeester, haar steun en toeverlaat. Haar vertrouweling. Haar troosteres. Haar raadgeefster. Met Maria haalde ze herinneringen op en zong ze de liedjes uit haar jeugd. Zoals Het Lied van de Gelukkige Stalmeester. Ze zongen het samen en giechelden na afloop om de kleur die ze er elke keer weer van kregen.
Na een tijdje werd de volgende strakke maîtresse aan het volk getoond en vervolgens likkebaardend door hetzelfde volk omarmd. Zolang het volk in het sprookje geloofde, was het voortbestaan van de monarchie verzekerd, hield haar echtgenoot haar voor. En oeroude wetten stonden een scheiding in de weg. Men gunde de vorst zijn verzetjes. De oude koningin verhuisde samen met Maria naar de eerste verdieping van de toren omdat de ingeruilde maîtresse haar vertrekken op de begane grond ging bewonen. De koning was een zorgzaam man. Na nog twee maîtresses belandde de oude koningin op de derde verdieping. Met Maria. Het verkassen kreeg iets routineus. Op iedere verdieping werd het uitzicht mooier en de troost schraler.
En toen, zomaar van de ene op de andere dag, was Maria dood. De hofarts noteerde in de overlijdensacte: bezweken aan overtreding (slijtage door overmatig traplopen).
‘Laat de volgende maar binnenkomen,’ spreekt de oude koningin gelaten tot de goudglanzende deurpost. Ze is de tel kwijtgeraakt. Mooie meisjes in maten en soorten hebben al dagenlang hun opwachting gemaakt. Maar hun jeugdige schoonheid, eis van haar gemaal, is voor haar bijna onverdraaglijk. Sommige meisjes werden nota bene door haar echtgenoot persoonlijk naar boven begeleid! Hoe de oude geilaard zo’n meisje nakeek en met zijn blik uitkleedde! Het maakte haar razend. Ooit, ja ooit, was die blik voor haar bestemd geweest. Toen waren het haar lendenen die erdoor in vuur en vlam werden gezet. O, kon ze dat nog maar eens beleven voordat de tijd al haar herinneringen had weggepoetst.
Ooit was zij de mooiste van het land. De spiegel was glashelder. Die oude heks moest plaatsmaken. Zij heeft haar eer. Zij heeft haar gevoelens. Nog één keer. Nog één keer…. Vanaf dat moment werd ze bezocht door verschroeiende dromen die haar bang maakten en opwonden tegelijk. In de deuropening staat de koning met aan zijn arm een intelligent ogend, schuchter meisje. Knap is ze, uitzonderlijk knap. De oude koningin vraagt zich af hoe het volk zulke kunstwerken weet voort te brengen. Ze stelt zich voor als Eida. De oude koningin worstelt met haar emoties. Dan stelt ze de twee vragen die ze alle kandidaten voorlegt:
‘Wat vind je van dit wandkleed, Eida?’
Het meisje draait haar hoofd naar de wand en bekijkt het kleed aandachtig.
‘Het is mooi, Hoogheid. Jammer van de mot.’
‘Mijn werk, Eida.’
‘Vroeg of laat wint de mot, Hoogheid.’
Ondanks haar oogverblindende schoonheid bevalt dit meisje haar zeer. Ze praat haar niet naar de mond. ‘En wat vind je van mij, Eida?’
Het meisje aarzelt even en zegt dan: ‘Nog altijd is te zien dat u ooit de mooiste van het land was.’
De koningin knikt. Het eerste meisje dat eerlijk tegen haar is. Eida zal haar nieuwe dienstmaagd worden.
Kort daarna roept de oude koningin haar dienstmaagd bij zich.
‘Eida, ik moet je wat vertellen.’
‘Uw woorden zijn veilig bij mij, Hoogheid.’
‘Ik heb vannacht bezoek gehad, Eida. Ja, daar kijk je van op, hè. Ik niet minder. Het heeft me verward.’
‘Vertel, Hoogheid. Uw woorden zijn veilig bij mij.’
‘Er stond een oude vrouw naast mijn bed. Ik kon haar gezicht niet onderscheiden. Ik hoorde slechts haar krakende stem.’
‘Waarover sprak zij, Hoogheid?’
‘Ze wist van het heilige vuur dat weer in mij is gaan branden. Van mijn laatste grote wens om me nog één keer bemind en gewenst te weten door mijn echtgenoot. Om nog één keer zeker te weten dat ik de mooiste van het land ben. Niet was, maar ben, hoor je dat goed Eida?’
Eida knikt.
‘Ze kon me helpen. Ze kon me mijn schoonheid teruggeven. Voor één nacht. Ze kon me verenigen met mijn echtgenoot de koning. Voor één nacht. Maar er was wel een prijs. Ik ben bereid elke prijs te betalen, antwoordde ik. Wat heb ik nog te verliezen? Ja, misschien alleen jou.’
‘Mag ik weten wat de prijs is, Hoogheid?’
‘Schrik niet, Eida. Ik vraag bij voorbaat om begrip. Ik ben niet langer bij zinnen.’
‘Ik kan alleen maar proberen u te helpen, Hoogheid.’
‘De prijs is dat ik zeven nachten lang een dwerg in mijn bed moet toelaten, en niet alleen in mijn bed. Zeven dwergen zullen me elk een deel van hun mythische levenskracht schenken en daarmee stap voor stap mijn jeugd herstellen. Om ze op te winden zal ik voor ze moeten zingen. Een ondeugend lied. Iedere nacht een nieuw couplet. Al zingend zal ik me moeten blootgeven en de dwerg toelaten.’
‘Dat is de prijs?’
‘Niet de hele prijs. Na mijn nacht met de koning, na mijn laatste bloei, zal ik moeten sterven, als een waarlijke Koningin van de Nacht.’
‘Ik begrijp het, Hoogheid. U kon niet anders.’
‘Je bent niet verbaasd, Eida?’
‘Nee, Hoogheid. Wel bedroefd.’
De eerste dwerg is Nori, De Dreumes. De oude koningin zingt het eerste couplet van het lied dat ze van Maria heeft geleerd. Het lied van de Gelukkige Stalmeester:
Wat raar geval, wat raar geval,
Kreeg ik daar op mijn paardenstal.
Wat raar geval, wat raar geval,
Dat ik verhalen zal:
Een meisje kwam inlopen
Die rijden wou in stil,
In stil, in stil, in stil
Ik deed daar voort haar wil.
’s Ochtends staat ze voor de spiegel. Haar gitzwarte haren laten haar in stilte juichen. Gisteren noch waren ze grijs.
Die nacht is Frorr, De Vlugge, haar bedgenoot. En zij zingt voor hem:
Zij waar contant, zij waar contant,
En nam het leidsel voort in de hand.
Zij waar contant, zij waar contant,
Te rijden naar de trant,
Waarop zij mij zeide:
‘Stalmeester hoor eens aan,
Hoor aan, hoor aan, hoor aan,
Wilt gij mee uit rijden gaan?
De volgende dag is haar gezicht zo glad als dat van een meisje van zestien. Haar lippen weer vol.
Als de nacht opnieuw komt, zingt ze voor Borinn, De Borende:
Ik waar tevree, ik waar tevree,
Zo rijden wij best met ons twee.
Ik waar tevree, ik waar tevree,
Het meisje schreeuwde: Hee!
Gij moet niet zo hard rijen,
Dat ben ik niet gewend
Gewend, gewend, gewend,
Maar wel wat zachtjes vent!
En weer is er een wonder gebeurd. Haar stralende lach is terug. Haar schitterende gebit mag weer gezien worden. Haar opwinding groeit.
Ze kan niet wachten op Durinn, De Razende. Ze zingt voor hem:
Ach meisje ziet, ach meisje ziet.
Het zachtjes rijden deugt toch niet!
Ach meisje ziet, ach meisje ziet,
Daarom mij niet verbiedt!
Hoe harder dat wij rijen,
Hoe beter als het is,
Het is, het is, gewis;
Dan loopt mijn paard niet mis.
Ook Durinn laat een akelige stank achter in haar bed. Maar het deert haar niet. Kijk haar buik. Weg. Strak.
Kom maar, Gimli, De Vurige. We zijn er bijna. Ik zal voor je zingen en me uitkleden.
Stalmeesters vent, stalmeesters vent,
Rijd dan maar op, zo hard gij kent,
Stalmeesters vent, stalmeesters vent,
Ik ben zeer wel content.
Zet uw bles de sporen
Draaf stijf al naar mijn zin,
Mijn zin, mijn zin, mijn zin,
Schiet met uw bles hierin.
Gimli heeft haar billen en haar dijen weer in model gekregen.
Nu is het de beurt aan Grorr, De Groeiende. En weer zingt ze, en weer een couplet:
Waar moet ik zijn, waar moet ik zijn,
Vroeg ik haar met een draai zeer fijn.
Waar moet ik zijn, waar moet ik zijn?
Het meisje zeide mijn:
Zie, hier in dit bosschage,
Pas op mijn tuin is klein,
Ja klein, ja klein, hoor mijn,
Daar moet uw blesje zijn.
Haar fiere houding is terug. Haar rug staat recht en haar bekken beweegt weer.
De laatste nacht. Gloinn, De Gloeiende, zal het helse karwei afmaken. Hij zal haar vrouwelijke vormen vervolmaken. Vol maken.
Maar dan slaat het noodlot toe. Het laatste couplet, ze is het vergeten. Opwinding? Geheugen? Maar Gloinn heeft geen slotcouplet nodig. Ooit lag zij op zijn bed. Hij heeft toegekeken. Meer niet. Nu rukt hij haar kleding weg en doet wat hij al heel lang niet meer heeft gedaan. Zijn stank is onverdraaglijk.
Ze voelt zich onaf als de volgende nacht haar echtgenoot het vertrek betreedt. Eida heeft hem gehaald. De koning staart zijn echtgenote vol verbazing aan. Wat een schoonheid. Een mirakel. De koningin zingt het laatste couplet. Het is haar weer te binnen geschoten. Misschien werkt het nog:
Ik deed haar zin, ik deed haar zin,
En draafde stijf dat tuintje in.
Ik deed haar zin, ik deed haar zin,
Wat had ik voor gewin!
Omdat ik zo deed draven
Werd mijn bles zeer nat,
Zeer nat, zeer nat, nog wat:
Denk wat een rit was dat!
Terwijl de koning luistert, ontkleedt zijn echtgenote zich. Hij voelt hoe zijn bloed begint te koken. Totdat zij haar borsten ontbloot. Dan knapt de bel. De magie is weg. Heeft iemand geprobeerd hem te betoveren? Hij ontsteekt in grote toorn. De volgende dag wordt haar ontzielde lichaam gevonden. Bijna perfect. Eida komt het de koning melden. Met een glimlach. Hij glimlacht terug.
Espunt, 10 oktober 2017
Bijdrage aan de LW-wedstrijd Vieze Liedjes
Reacties
27-10-2017 12:21
Beste EJA,
Mag ik het een opstekende reactie noemen? Dank daarvoor. Ik denk dat je de essentie goed hebt aangevoeld.
27-10-2017 06:58
Een sprookje voor volwassenen. Wat mij vooral opvalt aan dit verhaal, is niet de lichte vorm, maar de doordachtheid die erin verwerkt zit. Normaal gesproken laten sprookjes mij gapen, maar dit is een prettige uitzondering: mijn geest werd even opgeveerd. Vooral door het complot en de clou (die niet moeilijk zijn, al moet de lezer wel blijven opletten). De karakters zijn niet erg "diep", maar dit wordt ruimschoots gecompenseerd (en misschien is dat ook wel passend) door het voorgaand genoemde. Tenslotte vind ik het thema uitstekend verwerkt.
24-10-2017 00:04
Dag Hadeke,
Dank voor je plezierige reactie. Ja hoe gaat dat met vieze liedjes? Onze voorouders hadden er graag veel woorden voor over. Het was immers ook de tijd van de voorouders van Jan Wolkers, van directe rede was op dit gebied nog weinig sprake. Men zocht het in symbolen en metaforen en dat maakt het voor mij onweerstaanbaar charmant. De Gelukkige Stalmeester had 7 coupletten nodig. En toen ik de 7 had, kwamen, met horten en stoten (excusez les mots), de dwergen aanmarcheren. En toen was er, zoals je zult begrijpen, geen houden meer aan.
23-10-2017 20:33
O ja 1 vlaggetje. (Spelfoutje.)
23-10-2017 20:29
Ik moest ff kauwen op de clou, omdat je de aanwijzingen in 'terloopsen' hebt verstopt. Het leest inderdaad als een sprookje met een twist, dat maakt het leuk om te lezen.
Ik merkte bij mezelf wel dat ik bij de laatste stalmeester-coupletten er wat diagonaal doorheen begon te lezen.
Ik vind de woordgrap 'overtreding' binnen dit verhaal erg grappig.
20-10-2017 16:51
Succes! De tips van juryvoorzitter Thomas Verbogt zullen ook helpen: https://vimeo.com/238957316
19-10-2017 21:20
Jan en Helen,
Ik ben met jullie commentaar, dank daar voor, aan het werk gegaan. Een stap in de goede richting, denk ik, hoop ik.
18-10-2017 12:52
Wat een vrolijk verhaal en zoete wraak. De pret spat ervan af. Net als Jan P Meijers vind ik het wel wat traag; in de vlaggen heb ik enkele suggesties gedaan waar het korter zou kunnen, zonder de rust en de sfeer van een sprookje te verliezen.
13-10-2017 19:55
Dag Jan,
Dank voor je advies. Ik ga ernaar kijken. Overigens is de door jou genoemde traagheid wel bewust aangebracht. Het past wat mij betreft in de aard van het type vertelling. Je mag het een sprookje noemen.
13-10-2017 15:44
Espunt,
het is heel t r a a g. Geef per zin alleen relevante informatie. De opening kan met 1 zin voor Eida en 1 voor moeder. Schuif net zolang met de woorden tot alle herhaling weg is. Een keer boodschappers, een keer dwergen enz. is genoeg. Durf te schrappen, vertrouw de lezer.
groet,
10-10-2017 20:46
Oh jee het wordt een raadsel. Ik ga het nog een keer lezen.
10-10-2017 20:42
Dag Nynke,
Ik had ook nog hoop de eerste te zijn. Voor clou zie reactie op Gerard. Dank voor je snelle commentaar.
10-10-2017 20:40
Je hebt gelijk, Gerard, vierde moet derde zijn.
De clou / dubbele bodem ga ik nog even niet verklappen. Maar echt moeilijk kan het toch niet zijn, lijkt me.
10-10-2017 20:31
Oh niet de eerste zie ik.
10-10-2017 20:30
Het eerste verhaal! Dan kom ik met de eerste reactie. Knap geschreven alleen de clou ontgaat me ook na herlezing. Een vlaggetje gezet.
10-10-2017 20:28
+ 'ze' tussen dat en op (laatste zin van bovenstaande reactie)
10-10-2017 20:26
Tja, het verhaal begint hoopvol maar het waarom van de wraak van de moeder van Eida speelt mij parten. Na drie maîtressen zit ze op de derde verdieping alhoewel je in het begin van het verhaal schrijft dat op de vierde verdieping van de toren(kamer) zit.